Historisch Archief 1877-1940
Een verhaal voor De Groene van Willy C. van Hemert
ER waren op het feest van de beeldschoone
gravin twaalf heeren in rok en twaalf dames
in avondtoilet uitgenoodigd. Zij dansten in
allerfeestelijkste stemming de eenige, origineele
Lambeth Walk, terwijl de gravin met een vermoeid
lachje op de komst van den prins wachtte. Het was
een bont en vroolijk tafereel. Plotseling kondigde
de butler den prins aan, die dadelijk daarop in crème
gala-uniform de zaal binnen stormde en ten
aauschouwe van alle gasten voor de hijgende gravin
een knieval deed. Een daverend gejuich steeg op
en ieder haastte zich, het jonge paar geluk te
wenschen. Maar helaas, de catastrophe bleef niet
uit. De voogd van de gravin, een oud maar kn chtig
man, trad langzaam binnen en stelde een langen
schralen jongeman aan de gasten voor: Vrienden,
ik presenteer u Mr. Mac Carthy, den fabrikant van
de beroemde whiskey, den aanstaanden echtgenoot
van mijn beminde nicht Gravin zu Helmstadt
Dauzenblut. De gravin stiet een kreet van afgrijzen
uit, en riep: Nooit, oom, ik bemin Armand, meer
dan mijn leven, al bezit hij geen cent. Zijn liefde
is mij meer waard dan de millioenen van dezen ver
rader." De prins legde zijn handen op het hart en
smeekte: Lydia". ... En dat was het teeken, dat
de gasten links en rechts achter de pilaren om,
druk gesticuleerend de zaal verlaten konden onder
het zingen van: ,,0 hoe grieft hem nu de liefde van
dien snooden whiskeyman"
Peter wischte het zweet van zijn voorhoofd. De
schmink koekte plakkerig op zijn slapen. Vervelend,
altijd dat transpireeren op het tooneel! In de kleed
kamer was het ook al broeierig. Peter ging aan zijn
schminktafel naar zijn vlekkerig gezicht zitten
staren. Hij dacht er aan, hoe alleen hij nu nog steeds
was. Ze waren al twee maanden op tournee en hij
kon al dien tijd maar niet buiten het verwaande
muurtje komen, dat hij om zich heen had opge
bouwd. Wel was er Lily, een rood, sproeterig, uit
de kracht gegroeid kind, dat dikwijls tegen hem
begon te praten. Maar die kon vaak zulke ordinaire
dingen zeggen, dat hij direct weer terug kroop in
zijn bleeke afzondering.
Ze reisden na de voorstelling verder naar een
grootere plaats, waar een hotel was, dat zij kenden.
Een slaperige ober serveerde een souper. Er werd
luid en wanordelijk gegeten. De hotelier kwam
van achter zijn borrel aan de leestafel vandaan, om
hier en daar een nieuwe mop te hooren, of om den
voorraad thee aan te vullen. Peter zat, waar toevallig
een stoel vrij was. Hij had geen voorkeur. Hij dronk
zijn thee en ergerde zich. De een na den ander
stond op, om nog een spelletje te schaken, of te
bridgen, want een artist gaat niet zoo maar een
twee-drie naar bed.
Peter loopt door de gang langs de schoenen der
handelsreizigers. Nummer een-en-twintig. Hij doet
het raam open. Er waait een fijne, frissche regen
wind. Een carillon speelt. Een vrachtauto rommelt
over de draaibrug. Achter Peter is de lichte kamer,
het bed, de vaste waschtafel, de kast en het tafeltje
met zijn koffer. Daar is nog een appel in; die gaat
hij nu maar opeten, want hij heeft nog niets geen
slaap.
Beneden hoort hij zijn collega's lachen, de vette
schater van den komiek boven alles uit. Er groeit
soms toch een heimelijke afgunst in hem, dat zij,
die menschen zonder opvoeding en zonder moraal
zoo gemakkelijk kunnen leven. Zij kunnen lachen,
zij kunnen de slagroom van hun bordje, de suiker
uit hun kopje smikkelen, ze kunnen hevig ruzieën
met groote, scherp-klinkende scheldwoorden. Ook
kunnen zij zonder scrupules flirten, en er later
over opscheppen tegen elkaar. Peter staat voor zijn
raam en kijkt in den nachtregen, en denkt hoe het
zal zijn, als hij zoover is. Wel is er telkens de
geRestaurant DORRIUS
N.Z. Voorburgwal b.h. Spui, Amsterdam
PLATS DU JOUR EN A LA CARTE
dachte aan zijn naïeve, meisjesachtige moeder en
aan zijn vader, die hem zoo ernstig-onderzoekend
aankijkt telkens, als ze elkaar ontmoeten. Hij
waarschuwt ook steeds zichzelf: Het is allemaal
schijn. Ze zijn eigenlijk doodongelukkig, deze
illusielooze bruten". Maar het verlangen, zich mee
te laten glijden langs deze rutschbaan van
kermisgenietingen, deel te hebben aan dit zonder meer
maar-raak leven, is zoo sterk, dat hij alleen nog
maar hunkerend uitziet naar iemand, die hem den
stoot geeft, want zelf het initiatief nemen, daarvoor
is hij te wereldvreemd.
LATER ligt hij in zijn bed te luisteren naar de
verre geluiden. Ze laten hem niet los; biljart
ballen tikken tegen elkaar, iemand slaat met de
vuist op tafel; Ruiten is troef!", er is gerinkel
van borden en messen; soms loopen voeten over
den ganglooper zijn deur voorbij en telkens klopt zijn
hart iets sneller, alsof hij iets verwacht. Dan neemt
de slaap hem mee naar zijn vrienden thuis, studen
ten, waar hij de eerste is, de geestige, de origineele,
de intelligente. Er wordt geklopt. Zijn moeder brengt
thee: Jongelui", zegt ze. ... Maar er wordt weer
geklopt. Ze kloppen tegen de tafel, tegen zijn hoofd.
Peter schrikt wakker.
De motregen tikt op het zinken plat. De gor
dijnen gaan zacht heen en weer. De kamer is half
verlicht door een straatlantaren. Er wordt geklopt.
Peter moet zich even bezinnen. Aha ! De collega's.
Zeker een grapje. Het hotel is doodstil. Peter !"
Hij hoort zacht zijn naam roepen. Hij huivert.
Maar dan zoeken zijn bloote voeten al naar zijn
pantoffels onder het bed. Wacht even", fluistert
hij schor en hij denkt: Ik moest mijn haar even
kammen; ik zie er niet erg voordeelig uit". Dan
kijkt hij voorzichtig om een hoekje van de deur.
Lily's wasbleeke, magere gezichtje met de ver
warde bos roode haren. Ze heeft de handen in de
zakken van haar peignoir.
Sorry, dat ik je stoor. Heb jij dat nieuwe boek
niet van Klaus Mann? Ik dacht, dat ik het zag
vanmiddag in de bus". Ja, Peter heeft het. Hij zal
het even uit zijn koffer halen. Gos, wat een fijne
kamer heb jij, veel leuker dan de mijne. Slaap je met
je raam open? Pas maar op met dat vochtige weer !"
Lily is op den rand van zijn bed gaan zitten en
oengelt een beetje met haar pyamabeenen. Ik
kan niet slapen", zucht zij en rekt zich uit met haar
heele, dunne lichaam. Peter komt met het boek
bij haar staan. Hier is 't. Wou je nu nog gaan
lezen?"
O, ik lees altijd nog in bed. We gaan morgen
toch pas laat naar Leeuwarden".
Peter is een beetje verlegen met zijn figuur. Hij
voelt zich verfomfaaid in zijn kreukelige pyama en
Lily zit daar maar zoo rustig. Nou, hoe bevalt het
artistenleventje je?" vraagt ze een beetje ironisch.
Hij aarzelt. Je kan tenslotte niemand vertrouwen.
Een muiltje valt klikkend van Lily's witten,
beenige voet. Ach, 't zal wel wennen", antwoord
Peter schor.
Hoe oud ben je eigenlijk?" Peter is bijna negen
tien. Je bent teveel op jezelf. Je moet een beetje
meedoen".
,,Ja", zegt Peter, maar 't is zoo moeilijk, 't Is
net, of de lui je met alle geweld negeeren willen en
en ik dring me niet graag op. Trouwens. ..." Hij
zwijgt. Laten we een sigaret rooken, als je ten
minste geen slaap hebt", stelt Lily voor. Peter heeft
er nog net twee. Het aansteken wordt een pijnlijke
affaire, want ze komt even heel dicht bij hem en d'r
haren hebben een zoetige lucht. Je bedoelt natuur
lijk, dat het allemaal kerels zijn, waar je toch niet
mee praten kunt. Ja, dat vind ik nou ook. Je moet
hier eigenlijk een dubbel leven leiden: een als artist
met je collega's, en een gewoon met jezelf. Dat moet
je strikt scheiden. Je hebt gestudeerd, hè? dat zeggen
ze hier tenminste."
Ja, een half jaar maar, letteren".
Domme jongen, hoe kom je er dan bij, hier voor
gek te komen spelen ? Je hebt hier immers toch
geen toekomst."
PETER wordt duizelig van de sigaret. Ook heeft
hij 't koud. Hij wordt een beetje sentimenteel
van dit moederlijk betoog. Hij zou wel in Lily's
armen willen kruipen en een beetje huilen: Ik ben
zoo ongelukkig, ik ben zoo alleen" ; in plaats daarvan
zegt hij: Van Staveren heeft gezegd, dat hij een
jeune-premier van me maakt, zoodra ik routine
heb".
Zooiets heeft ie tegen allemaal gezegd, dat is
een directeursgrapje. Ik ben hier al vier jaar en
ik ben nog geen stap verder. Ben je eigenlijk ver
loofd?"
Peter ziet even de donkere oogen van Marion:
Je moet iets ondernemen, je moet een man
worden, iets beleefd hebben, misschien dat we dan
gelukkig zouden kunnen worden" Nee", zegt
Peter, ik heb geen meisje". Lily's smalle handje
met de lange, magere vingers ligt plotseling koel
op de zijne.
Nou ben ik bij je," fluistert ze, ik heb den heelen
dag aan je gedacht...."
Het schelle lamplicht, de tikkende regen, het
schorre piepen van het raam, het is allemaal ineens
onwezenlijk en ver. Hij ziet door een floers haar
smalle, roode lippen en den schemer van haar witte
muizentandjes. Het duurt maar even. Dan springt
ze van het bed. Het is al laat", zegt ze. Peter volgt
haar naar de deur. Lily draait zich nog even om.
Ze trekt een beetje met haar wenkbrauw. Hij slikt
moeilijk; zijn lippen zijn hard en droog . Gekkert",
zegt Lily; ze strijkt even over zijn haar. Dan loopt
ze op haar teenen door de gang. Een van de colleea's
gaat juist naar de toiletten. Vervelend, de hatelijkste
van allemaal.
Als Peter het licht uitdraait, ziet hij, dat het al
begint te schemeren.
Om elf uur wordt hij wakker door het rumoer
op straat. Er is koeienmarkt vlak voor het hotel.
Vaag en een beetje bezwarend drukt hem een
herinnering. Op zijn koffer ligt het boek van Klaus
Mann.
Als hij beneden komt, zitten ze allemaal te ont
bijten. Lily zit den tenor een ei te voeren. Zij kijkt
niet naar hem. Maar wel de anderen. De dikke
komiek begint met zijn mond vol beschuit een speech
te houden. Er is een algemeene vroolijkheid. En
Peter merkt plotseling, dat deze vroolijkheid toch
een soort waardeering inhoudt. Hij weet zich opge
nomen in de gemeenschap. Maar waarom? vraagt
hij zich af.
Alleen Lily bemoeit zich met meer met hem. Ook
later niet. En ze vertelt aan iedereen, hoe 'n hark
die nieuwe knul is.
PUROL er op!
Dit moet Uw eerste geduchte zijn bij
Brand- en Snijwonden, Ontvellingen,
en allerlei Hu id verwondingen
Het verzacht en geneest
PAG. 16 DE GROENE Ne. 32)8