Historisch Archief 1877-1940
r v ?>
s:
IMPRESSIES VAN PAUS PIUS XI
Ter gelegenheid van het overlijden van
Paus Pius XI plaatst De Groene" de
beschrijving van een door hem in den
zomer van het var/ge jaar gehouden
audiëntie. Beter dan welk ander arti
kel ook, leek dit ons in staat den lezers
een indruk te geven van den overledene
REEDS vroeg in den ochtend waren
char-a-bancs begonnen
geloovigen bij honderden uit te laden; als een
zwerm sprinkhanen streken zij neer op
Gastel Gandolfo. Tegen den middag ver
sperden de particuliere wagens van
toeristen, voor n dag bedevaartgan
gers geworden, het droomerige pleintje
en de aangrenzende nauwe straatjes.
Zelfs op vroege hoogtijdagen in Genève
trof men niet zulk een variatie in num
merborden: dure Britsche GB's
tusschen glanzende Hollandsche NL's en
lichte Fransche F's, Chicago, 111.
spatbord aan spatbord met Ciudad de
Buenos Aires. Want in dit afgelegen
dorp in de Albaansche bergen slijt de
Paus het grootste deel zijner dagen en
tweemaal per week houdt hij een open
bare audiëntie.
Wij wachtten in de groote ontvang
zaal. Langzamerhand werd deze ruime
marmeren hall al dichter en dichter
volgepakt met den staag
aanzwellenden stroom van menschen, die geen
plaats meer vonden in de andere salons,
welke Zijne Heiligheid, uit zijn parti
culiere vertrekken komend, moest
passeeren. Voor den rood-fluweelen,
vergulden troon was een microfoon op
gesteld; onder de rusteloos gonzende
en draaiende electrische ventilators
stonden Zwitsersche Gardisten, groote
slanke kerels met zon-gebronsde kop
pen, de hellebaard in de hand, die in
hun gele en blauw met rood gestreepte
korte broeken en wambuizen een fleu
rig kontrast vormden. Naarmate de
tijd vorderde, versnelde het haastige
geloop van hof-dignitarissen in hun
goud-bestikte uniformen, drukdoende
Monsignori in waaiende purperen
mantina's, officieren der garde met stijve
kantkragen om den hals, als waren zij
zoo uit een oud schilderij gestapt.
Reeds waren, ter voorkoming van
tocht, de ramen naast den troon ge
sloten, doch het wachten bleef einde
loos, lersch dialect vermengde zich
met onvervalscht Amerikaansch;
Bologna begroette Saragossa; somber
uitziende vlieger-officieren van San
Salvador verdrongen zich, omringd door
tengere, gedistingueerde Chineezen;
een kolossale Neger, zwarter dan zijn
zwarte soutane, stond naast een groep
blonde, athletische Duitsche jongens
met open shirts en bloote knieën.
Plotseling brak er van achter de ge
sloten deuren handgeklap los, het
schudde alle vermoeidheid der wach
tenden af. De deuren zwaaiden open
en het geklap zwelde aan tot een ge
weldig crescendo, toen de Paus in 't
zicht kwam, op het oogenblik dat hij
aan een groep Seminaristen in de aan
grenzende kamer voorbijgedragen
werd. Krachtige handen lichtten zijn
stoel ter hoogte van de troon.
Want hij blijft nog altijd de invalide.
Het is nauwelijks een jaar geleden dat
hij, 81 jaar oud, na meer dan zestien
jaren de lasten van het Pontificaat ge
torst te hebben, dank zij zijn taaie wils
kracht, zijn eersten wedloop met den
dood won. Aderverkalking, een zwak
hart, slechte bloedsomloop: ,,een oude
man", zoo vatte een dokter het pathe
tisch samen.
EEN oude man maar een, dien
het niet is toegestaan ook maar
een oogenblik te verpoozen van de
zwaarste last, die een sterveling kan
dragen: immers hij waakt over het
De processie op
Eersten
Paaschdag of> het plein
voor de St.
Pieter
geweten van ruim vierhonderd millioen
Katholieken! En dat in een tijd, waarin
men meer en meer den Staat als opper
ste grootheid verafgoden gaat, maar
waarin men ook meer en meer hém
gaat beschouwen als het zichtbare
hoofd van het Christendom, den ver
dediger van zijn eeuwige waarden tegen
het steeds driester opkomende mo
derne heidendom.
De Paus valt zwaar neer in zijn stoel.
Achter hem staan, onbeweeglijk, de
officieren van zijn lijfwacht; hun aris
tocratische gezichten gaan schuil onder
de vergulde helmen, hun borst is be
dekt met decoraties. Fluisterend vraagt
de Paus om een voetkussen, waarop
hij voorzichtig zijn pijnlijke linkerbeen
doet rusten. Zijn donkere oogen achter
de randlooze brilleglazen gaan door de
zaal, voortdurend slikt hij moeilijk. Er
hangt een benauwde atmosfeer van die
duizenden menschen en voor hem is
dit het einde van een drukken morgen:
van zes uur af, zooals gewoonlijk, is
hij op geweest, cm negen uur begon
nen de audiënties en het is nu over
half n.
Een oud man, inderdaad, doch welk
een energie ! Zijn vingers trommelen
op de stoelleuning: het gejuich weet
van geen ophouden. Tevergeefs tracht
zijn gevolg het tegen te gaan. Nu het
lang opgekropte enthousiasme een
maal is losgebroken, kent het geen
grenzen. Totdat hij zelf ingrijpt. Een
kort, beslist handgebaar, waarmee hij
het gejuich letterlijk afsnijdt, scherp
en resoluut.
Alles gehoorzaamt, er valt een plot
selinge stilte, 's Pausen oogen glanzen
op achter de brilleglazen, de vermoeide
trekken om zijn mond ontspannen zich
tot de schaduw van een glimlach. En
bijna schuchter begint hij, met warme,
zachte stem: Ge zoudt mij de eeuwig
heid ingeklapt hebben...." Iedereen
schijnt de schrijnende woordspeling te
vatten, want in veler oog komt iets
vochtigs. Mijn blik gaat over de dui
zenden, die naar hem opstaren. Nu
geen nieuwsgierigheid meer, maar
waarachtige aandoening, zelfs bij de
meest geblaseerden onder hen. Doch
over de gezichten van hen die gelooven,
voor wie hij de plaatsvervanger van
Christus op aarde is, spreidt zich de
glans van hun visioen, hun volledige
overgave in kinderlijke devotie, die
zijn woorden begrijpelijk maakten, al
werd de taal ook niet verstaan.
Terwijl ik luister naar de muziek
van zijn stem, niet zoozeer naar wat
hij zegt, dan wel naar de manier
waarop hij het zegt hij geeft zich zoo
geheel en al in deze langzaam en zacht
gesproken, eenvoudige woorden, hier
en daar op een speciaal punt den nadruk
leggend door een hoofdbeweging of
met een simpel gebaar, zoo nu en dan
even ophoudend, zorgvuldig een woord
kiezend, terwijl zijn forsche hand tas
tend over het borstkruis gaat denk
ik aan zijn lang, arbeidzaam leven....
|_j IJ werd geboren in een klein stadje
in de buurt van Milaan, als zoon
van eenvoudige menschen, ten tijde
dat Lombardije nog onder
Oostenrijksche heerschappij stond. Na de be
indiging van zijn studies, waarin hij
zich reeds bijzonder onderscheidde,
keerde hij naar zijn geboortestreek
terug als bibliothecaris der beroemde
Ambrosiaansche Bibliotheek. Van daar
werd hij overgeplaatst naar het
Vaticaan en ging vervolgens, in de woelige
jaren vlak na den wereldoorlog, als
Nuntius naar Polen. Wederom keerde
hij terug naar de stad van zijn jeugd
jaren, ditmaal als Kardinaal-Aarts
bisschop van Milaan, om een half jaar
later, in Februari 1922, tot Paus ge
kozen te worden: den
tweehonderdzestienden opvolger van St. Peter,
wiens Visschersring hij nu draagt.
Kardinaal Achille Ratti nam als
Paus den naam Pius aan, zinnebeeld
van vrede. Het was hem helaas be
schoren om voortdurend strijd te voe
ren tegen de toenemende aanmatiging
van den Staat tegenover individu en
gemeenschap. Geplaatst als hij was
midden in de conflicten en de proble
men van onzen tijd, moest hij regeeren
met gestrenge en vaste hand. En dat
voor een man, die voor zichzelf niets
liever gewenscht had dan het rustige
leven van een geleerde !
Het was inmiddels bij tweeen ge
worden. Alsof hij nieuwe kracht geput
had, stond de Heilige Vader op om zijn
zegen te geven. Kracht bijna ging er
nu van hem uit, zooals hij daar stond,
fier rechtop, en met heldere stem de
zegen inriep van den Vader, den Zoon
en den Heiligen Geest, met een breed
gebaar het teeken des Kruises herha
lend, langzaam en nadrukkelijk alsof
hij ieder afzonderlijk wilde omvatten.
Een ware ovatie volgde. Het Heil,
Heil, Heil" van de
Duitschers dreunde als zware
kanonschoten temidden
van het geratel der
Italiaansche Eviva's". Ik heb
Paus Pius XI gezien bij
het verlaten van den St.
Pieter, in de glorie van zijn Pontifi
caat en van zijn levenskracht, hoog
gedragen boven de geloovigen op
de Sedia Gestatoria, de driekronige
Tiara op het hoofd, met zijn met
juweelen bezaaide statie-kap, onder
waaiende slanke struisveeren, ter
wijl zilveren trompetten den hon
derdduizenden op de Piazza zijn
triomphale komst op het balcon aankon
digden. Doch het is dit afscheid, dat
mij onvergetelijk zal blijven. Dat oude,
vermoeide en toch zoo indrukwek
kende gelaat, die hand, die beefde toen
hij hem ophief voor een laatst vaarwel,
met een gebaar, dat half zegenend en
teeder, half een bevel was. Nimmer
heeft hij naar populariteit gestreefd,
rond de hoogste waardigheid op aarde
schiep hij afstand en majesteit.
NU wachten hem zijn lunch, zijn
siësta, en zijn rit door het park
en daarna, van vijf uur af tot midder
nacht, kan men hem in zijn werk
kamer vinden, besluiten en benoemin
gen teekenend, rapporten lezend en
zich voorbereidend op zijn ontmoe
tingen van den volgenden dag. Zoo
pleegt deze een-en-tachtigjarige van
zijn avonden een tweeden werkdag te
maken, waarin alleen een licht souper,
op een dienblad geserveerd, een oogen
blik verpoozing brengt.
Pas wanneer het middernachtelijk
uur geslagen heeft, begeeft hij zich ter
ruste, eenige uren nadat hij met zijn
gevolg het gezamenlijke avondgebed
gebeden heeft. Als hij dan het licht
heeft uitgedaan, toeft hij nog een
oogenblik voor het raam om uit te
kijken over het stille meer en de don
kere bergen. Vanuit zijn geboorteplaats
kon hij de sneeuwtoppen der Alpen
zien; naar hen ging zijn eerste ver
langen uit. Eenige der gevaarlijkste
bergtochten staan op zijn naam. En
terwijl hij staart naar de vredig-kalme
Albaansche heuvels onder hun gewelf
van sterren, denkt hij terug aan de
uren vol geheimenis, doorwaakt in de
nachtelijke eenzaamheid van de be
sneeuwde bergreuzen. Zoon der bergen,
die hij is, schenkt ieder welbesteden dag
hem altijd weer nieuwe voldoening, ook
nu nog, in den avond van zijn rijk, dap
per leven.... KEES VAN HOEK
PUROL
Bij
in huis!
Brand- en Snijwonden, Pijnlijke Kloven.
Ruwe handen en Schrale huid.
PAG. 7 DE GROENE No. 3220