Historisch Archief 1877-1940
*t
*
Democratie en oorlog
Hnrold Macmillan, d van het Lagerhuis
De bekende Engelsche liberaal Harold Macmillan, een der eerste economische en
politieke deskundigen uit het Lagerhuis, bespreekt in het onderstaande, voor de
Groene Amsterdammer' geschreven artikel, de problemen waarvoor de democratieën
in het hitidig tijdsgewricht staan. Hij bepleit grootere planmatigheid in het eco
nomisch leven, bécritiseert de verzoening*"-staatkunde van Chamberlain en betoogt,
dat de politiek-der-concessies vervangen dient te worden door een vastberaden
democratische politiek, waarbij Engeland het centrum kan worden van een weder
opbouw der wereld in democratischen zin.
ER zijn tal van democraten die erkennen dat de
democratische staat economisch efficiënter
georganiseerd moet worden, teneinde in mili
tair opzicht beter voorbereid te zijn, maar die
vreezen dat zulk een politiek er toe zal leiden dat
de vrijheid en de democratie-zelve verloren zullen
gaan. Zij sluiten de oogen niet voor de noodzaak
tot grootere activiteit ter bescherming van de demo
cratische vrijheden, maar zij achten het gevaar
niet denkbeeldig dat deze vrijheden ondergraven
zullen worden, juist door de maatregelen die te
hunner versterking genomen worden. Zij rede
neeren aldus: om ons tegen een fascistischen aan
val te beschermen, moeten wij efficiënt georgani
seerd zijn; efficiënt georganiseerd, wil zeggen, dat
wij.gedisciplineerd moeten worden; maar, hoe
gedisciplineerder wij zijn, des te minder vrijheid is
óns gelaten; hoe sterker wij de vrijheid verdedigen,
des te sterker vallen wij haar aan.
Het antwoord op deze argumentatie ligt in het
doel en de richting van de buitenlandsche politiek
der democratische staten, met name van den staat
waartoe ik behoor: Engeland. Indien wij ons willen
vereenigen met het streven naar vrijheid, vooruit
gang en ontwikkeling, indien wij de beschaving
willen beschermen tegen de krachten der,barbarij
en den wereld den weg wijzen tot vrede, veiligheid
en samenwerking, dan is het risico dat wij loopen,
niet groot. Indien echter onze buitenlandsche poli
tiek uitsluitend bepaald zou worden door de be
geerte onze eigendommen te verdedigen, indien zij
de cultureele waarden die op het spel staan, uit het
oog verliest, dan bestaat inderdaad het gevaar dat
de defensieve organisatie der democratie ontaardt
tot een tyrannie die in niets verschilt van de
tyrannie die wij bestrijden.
Deze moeilijkheid waarvoor wij staan, kan niet
losgemaakt worden van de economische en sociale
evolutie van de eeuw waarin wij leven. Afgezien
van hun eigenlijk doel, zijn de maatregelen tot
economischen wederopbouw waartoe alle democra
tieën overgaan welke staat heeft thans niet zijn
organisatie ten behoeve van de boeren? nood
zakelijk voor de geleidelijke opheffing van de
groote massa uit armoede en economische onzeker
heid. Er zijn tijden geweest dat gedeelten van de
bevolking tot de bitterste ellende zijn vervallen door
de arbeidsverplaatsing die het gevolg was van de
opkomende massa-productie. Maar dat is dan het
resultaat geweest, niet van een rationeele, plan
matige politiek, maar juist van het ontbreken van
zulk «en politiek in een z.g. vrije economie, die
in werkelijkheid gebonden was door de anarcl ie
der onbeperkte concurrentie. Het materieel welzijn
van een natie wordt echter niet gediend door een
industrieele en sociale organisatie waarbij de ont
zaglijke verspilling van gojederen en arbeidskracht
een regelmatig wederkeerend verschijnsel is.
WIJ staan thans bij de machtstoeneming der
autocratieën voor de keuze of wij de erfenis
onzer vaderen zullen verdedigen of wel zonder slag
L
^
&
b
,
1
nb
£
>i
|
$
!*!
>?
>|
v
Vf'
V
>'
.?^i
:"f.
V
?f
'?f'
>!
'V
X
,^,
'£?«
»-.*.+.+>.*.*.*.*.*.+.*.*.*>.*.*.*.*.*.*.*.
VOORJAARS
TENTOONSTELLING
VAN
MEUBELEN
*
TOT 4 MAART
,
W
METZ
EN CO
KEIZERSGR. 419 - A'DAM
?»»..>..-»-.?»?.*>.*..*»>»"*?*"*?+"*??(
;*?
*
f#.
.*!
V
^
X
+'
;+?
v
+
'.*'.
>!
v
!*'
X
#'
,*!
,*
.+!
.#
V
;*;
v
[V
.,*,
n
f
tl
of stoot overgeven. De vraag beantwoordt zich zelf:
Engeland zal zich zelf verdedigen, en daarmee de
geestelijke waarden die met de democratie ver
bonden zijn. Op dat punt is geen verschil van mee
ning mogelijk. Echter, de vraag is niet of, doch hoe
wij de ons opgelegde plicht zullen vervullen. Wat
wij ook doen, zal een groot gedeelte van onze pro
ductie gericht moeten worden op de fabricage van
oorlogstuig. Naarmate wij daar arbeid en kapitaal
voor gebruiken, zal er minder arbeid en minder
kapitaal beschikbaar zijn voor de productie van
de consumptie-goederen die noodig zijn ter hand
having van onzen levensstandaard. Indien wij de
tegenwoordige, door verspilling gekarakteriseerde
productie- en distributie-wijze handhaven, dan zal
inderdaad de grootere bewapening een daling van
den levensstandaard met zich brengen. Van onze
plicht, ons voldoende voor te bereiden, kunnen wij
ons slechts kwijten door het scheppen van een plan
matig productiesysteem, waarbij alle productieve
krachten des lands gebruikt worden.
DE democratie kan in het huidig tijdsgewricht
slechts verdedigd worden door een economi
sche politiek, waarbij het materieel inkomen ver
groot en rechtvaardiger verdeeld wordt; waarbij,
kortom, de sociale voorwaarden worden geschapen
tot een nieuwe ontplooiing der democratische vrij
heden.
Dit inzicht moet de binnenlandsche politiek der
democratische staten bepalen.
Hun buitenlandsche politiek moet, zooals Winston
Churchill herhaaldelijk heeft betoogd, bestaan in
het verzamelen van alle krachten die zich tegen de
dictatoren willen verdedigen.
Een politiek van wat ik statisch verzet zou willen
noemen, is daarbij niet voldoende. Wanneer wij
voor de werkelijke idealen der menschheid
wenschen op te komen, moet het ideaal waarover wij
ons uitspreken, iets meer zijn dan de grootheid van
ons volk en ons rijk, iets meer dan de veiligheid van
onze burgerij. Wij dienen ons thans reeds te richten
op een tijd dat de gewapende strijd tusschen de
volkeren tot het verleden behoort zoo goed als
thans de gewapende strijd tusschen steden niet
meer voorkomt en dat de gedachte van de inter
nationale rechtspraak werkelijkheid is geworden.
Acht men dat een hersenschim? Er is een tijd ge
weest dat men hen bespotte en verguisd heeft die voor
de gedachte der nationale rechtspraak opkwamen....
Dat wij ons thans gereed maken tot een politiek
van economische verdediging, is niet het gevolg van
onze daden, maar van de gedragingen van anderen
die ons welzijn en onze veiligheid bedreigen. Dat
dwingt ons tot economische afzondering. Deze nood
zaak mag ons echter niet blind maken voor het
feit dat iedere economische politiek die van natio
nalistische principes uitgaat, op den duur noch de
welvaart noch de vrede van de wereld kan bevor
deren. Wanneer wij dan toch tot zulk een politiek
op menig punt onze toevlucht moeten nemen, dan
is het van belang dat wij tegelijk de internationale
samenwerking in het oog houden en een econo
mische politiek volgen, die de basis van zulk een
samenwerking kan zijn.
Twintig jaar lang hebben wij gepoogd de wereld
vrede door politieke overeenkomsten binnen het
kader van den Volkenbond te bevorderen. De poli
tiek der verzoening", die thans gevolgd wordt, is
gebaseerd op de theorie dat de vrede gekocht kan
worden door territoriale en politieke concessies.
Zijn wij dan blind voor het feit dat de Volkenbond
gefaald heeft, doordat politieke samenwerking niet
gegrondvest kan worden op economische tegenstel
lingen? En worden deze economische tegenstel
lingen soms in eenig opzicht verzacht door de brok
ken lands die wij het agressief imperialisme der tota
litaire staten toeschuiven? Mijn antwoord is: neen.
Door concessies bewerken wij slechts onzen eigen
ondergang. Dit is dan ook mijn conclusie: negatief
dienen wij ons rustig en vastberaden te verzetten
tegen de practijken der geweldpolitiek. Positief
moeten wij daarbij een beroep doen op alle
democrat'sche staten, ook de kleinste, in naam van een
democratisch ideaal waaraan wij niet uitsluitend
lippendienst moeten bewijzen, doch dat de leidster
dient te zijn niet minder van onze buitenlandsche
dan van onze binnenlandsche politiek.
PAG. 4 DE GROENE No. 3221
De
stadhuis*B. Merkelbach
MENIG bezoeker zal de tentoonstelling van de
ontwerpen, ingezonden voor de prijsvraag van
het nieuwe raadhuis te Amsterdam, met een be
zwaard hart hebben verlaten.
De 225 verschillende ontwerpen die van de
wanden der negentien zalen in het Stedelijk Museum,
waar deze tentoonstelling gehouden wordt, op hem
aanstormen, zullen er niet toe bijdragen zijn inzicht
in de raadhuis-kwestie te verhelderen. Ik kan me
zelfs voorstellen dat het voor den gemiddelden be
zoeker een volslagen raadsel is, waarom uit deze
225 ontwerpen juist de vier plannen die in de eerste
zaal hangen, werden uitgekozen. Men moet dan ook
niet alleen vakman zijn om een juist inzicht in de
verschillende ontwerpen te verkrijgen, doch boven
dien moet men eigenlijk aan de prijsvraag zelve
gewerkt hebben om bij een enkel bezoek aan de
tentoonstelling, zich een denkbeeld van de waarde
der verschillende plannen te kunnen vormen.
De publieke meening die door een tentoonstelling
als deze gevormd wordt, is dan ook iets wonderlijks.
Uit de eerste reacties in de dagbladen hebben wij
reeds kunnen zien dat de voorlichting van het
publiek in deze zeer gebrekkig en weinig objectief
is. Wil men tot het vraagstuk zelve doordringen,
dan dient men toch een inzicht in de gestelde opgave
te hebben. Men kan zich er niet van af maken met
goedkoope, als geestig bedoelde opmerkingen be
treffende de verschillende details in den uiterlijken
verschijningsvorm.
Zooals wij reeds eerder schreven, is hier door alle
Nederlandsche architecten een ernstige poging
gedaan om tot een waardig raadhuis te Amsterdam
te geraken, terwijl de Jury op de meest consciën
tieuze wijze haar arbeid heeft verricht. Uit den aard
der zaak zijn er onder de 225 inzendingen ook
plannen die er blijk van geven dat de ontwerper
het vraagstuk niet beheerschte, doch de critiek
richt zich niet tegen deze plannen. Men schrijft een
oppervlakkig oordeel neer, zonder zich om het
probleem zelve te bekommeren, of zich daar zelfs
maar in te verdiepen, en beïnvloedt aldus de pu
blieke meening zonder dat men aan de gevolgen
daarvan denkt.
WIL men de plannen onderling vergelijken,
dan moét men de verschillende ondefdeeleri
waaruit de ontwerpen zijn opgebouwd, trachten te
onderscheiden. Deze onderdeden zijn: ten eerste
een representatief gedeelte, omvattende Burgerzaal,
ontvangzalen en dergelijke, alsmede de trouw
kamers; ten tweede de Raadzaal met de daarbij
behoorende ruimten, en ten derde het
werkgedeelte, bevattende secretarie, bevolkingsregister
en de kantoren voor de verschillende afdeelingen.
Dit laatste gedeelte, dat in zijn gebruikseischen
niet veel van een normaal kantoorgebouw verschilt,
is verreweg het grootst in volume. De ontwerpers
waren in de groepeering dezer verschillende ruimten
betrekkelijk vrij gelaten, mits aan bepaalde voor
waarden werd voldaan. De trouwkamers b.v.
moeten direct bereikbaar zijn, en de trouwstoeten
die voorrijden mogen het verkeer niet hinderen,
terwijl tevens de normale gang van zaken in het
raadhuis voortgang moet kunnen vinden. Het is
interessant om na te gaan hoe de verschillende
ontwerpers deze moeilijkheden hebben opgelost.
Bij het plan van de architecten Staal dat zij voor
de openbare prijsvraag inzonden, liggen de trouw
kamers in afzonderlijke paviljoens voor het raad
huis, gebouwd naar de zijde van het Frederiksplein.
De Burgerzaal ligt als een afzonderlijke voorbouw
voor het zich over de volle breedte uitstrekkende
werkgedeelte, dat als een hoog-opgaand ondiep
bouw-lichaam het Frederiksplein afsluit. Hierachter
ligt naar de zijde van de Stadhouderskade op de
eerste verdieping de Raadzaal met de bijbehoorende
ruimten. De Secretarie-afdeelingen zijn op den
beganen grond ondergebracht naar de zijde van de
Stadhouderskade.
De Jury stelde voor de besloten prijsvraag den
eisch dat de trouwpaviljoenen met het raadhuis
verbonden werden. Bij het nieuwe ontwerp is dit
dan ook inderdaad het geval. De hoofdgroepeering
der ruimten bleef echter gelijk aan die van het eerste
ontwerp.
De architecten Duintjer en Komter hadden in
hun eerste ontwerp het verkeer van de Utrechtsche
straat naar het Westeinde en de Weteringschans
schuin over het Frederiksplein gevoerd. De toe
gangen naar de trouwkamers legden zij naar de
zijde van de Stadhouderskade en het Oosteinde,
terwijl de toegangen voor het publiek en naar het
representatieve gedeelte, zich aan de zijde van het
Frederiksplein bevinden. Bij de besloten prijsvraag
werd de eisch gesteld, dat het plein voor het raadhuis