Historisch Archief 1877-1940
Paus Pius XII
Dr. Anton van Duinkerken
HET betrekkelijk ongewone, hoe
wel niet geheel onverwachte feit,
dat de Staatssecretaris van Pius XI
tot diens opvolger is gekozen als Paus
van de Heilige Roomsche Kerk, heeft
begrijpelijkerwijze vele Nederlanders,
meest met instemming, doen spreken
over een politieke benoeming, daar zij
met recht verwachten, dat Pius XII de
gedragslijn van Pius XI in zijn ver
houding tot de volkeren zal voort
zetten. Reeds toen de Stoel van Petrus
vacant was, bleek uit gesprekken en
dagbladbeschouwingen, dat men in
vele kringen hoopte op een beslissende
pro- of contra-uitspraak van het con
claaf inzake deze verhouding. Die
hoop had moeilijk effectiever bevre
digd kunnen worden dan thans ge
beurd is.
Een al te eenzijdige zienswijze kan
echter misleiden tot onjuiste gevolg
trekkingen en die maakt men zeker,
wanneer men Rome's verhouding tot
de hedendaagsche staten en staats
vormen als het eigenlijke vraagstuk
beschouwt, dat bij een Pauskeuze in
het geding is. Het gaat niet aan, den
Roomschen Paus te beoordeelen als
den Opperbestuurder van een wereld
macht, wier beteekenis tusschen de
andere wereldmachten afhankelijk zou
zijn van een min of meer verstandige,
eventueel een min of meer gelukkige
politiek. Dat deze beschouwing op het
oogenblik wordt gevolgd door velen,
die den Paus bewonderen zonder Hem
aan te hangen, neemt geenszins haar
eigenlijk karakter weg, hetwelk met
de ware beteekenis van het Pausdom
niet in overeenstemming is. Het blijft,
ook in een sympathieke toepassing,
de zienswijze van de vijanden der
kerk en daarom is de begrijpelijke
vreugde over de verkiezing van kardi
naal .Pacelli, waarmede velen van
harte hun Roomsche vrienden hebben
gefeliciteerd, zelfs per uitsluitend tot
dit doel geschreven brief, toch voor
een zeker deel het resultaat van een
betreurenswaardig misverstand. Dit
doet aan de oprechtheid van de
gelukwenschen even weinig af als aan de
vriendschap, waarmee ze gewaardeerd
zijn. Maar het kan zijn nut hebben,
te bevestigen, dat men van den Paus
meer en beter mag verwachten dan een
parti pris in de Europeesche politiek.
De Paus behartigt het heil van de
menschen aan het hoofd eener instel
ling, wier zoogenaamd politiek voor
komen nooit meer kan zijn dan een
uitvloeisel van haar eisch, dat geen
macht ter wereld deze menschen be
letten zal, te leven overeenkomstig de
leer van het Evangelie. De Kerk eischt
voor haar geloovigen de vrijheid om
goed te doen.
In haar opvatting over de
gewenschtheid van een of anderen staatsvorm
laat de katholieke kerk haar geloovigen
vrij, en het was den laatsten tijd op
merkelijk, dat talrijke niet-katholieken,
opgevoed vaak in de onhoudbare over
tuiging, als zou het Pausdom een insti
tuut van verschrikkelijken
gewetensdwang zijn, bij verscheidene gelegen
heden hun leedwezen kenbaar maak
ten, omdat de Paus aan zijn onder
danen niet allerhande dingen recht
streeks verbood. Men meende met
name wel eens, dat Pius XI, hoewel
men zijn eigen houding bewonderde,
de houding van vele geloovigen te vrij
liet. Het is, indien er niets
buitengewoons gebeurt, dat tot bijzondere maat
regelen dwingt, allerminst te ver
wachten, dat Pius XII in dit opzicht
kruq brut...
L ! f
?cn oorsreljiie champagne
minder vrijheid zal laten. Maar in de
formuleering en verdediging van de
zedelijke beginselen, die de persoonlijke
vrijheid en verantwoordelijkheid van
den mensch veronderstellen, zal hij
waarschijnlijk een groote kracht
toonen. Zijn geheele wezen geeft reden
om dit te verwachten.
IK zou bijna durven schrijven: zijn
gestalte garandeert dat! Want men
behoeft Pius XII maar eenmaal te
hebben gezien om den indruk te be
waren, dat Hij met groote gestreng
heid, om zoo te zeggen: rechtlijnig te
werk zal gaan als bestuurder, niet uit
gebrek aan soepelheid van geest, maar
uit natuurlijke preciesheid en karakter
kracht.
Ik heb den nieuwen Paus nmaal
gezien, namelijk toen hij als kardinaal
legaat, na het beroemde bezoek aan
Parijs, de basiliek van Lisieux opende.
Er waren dien dag in Lisieux, dat
23000 inwoners bezit, vijfhonderddui
zend menschen op de been, en de trei
nenloop was door dezen reusachtigen
menschenaanvoer eenigszins in de war,
zoodat ik aankwam, toen de plechtig
heden al begonnen waren. Luidspre
kers maakten in het heele stadje de
gezangen en de toespraken hoorbaar.
Precies op het oogenblik, dat ik arri
veerde, werden de eerste woorden uit
gezonden van kardinaal Pacelli's toe
spraak. Op het stationsplein, zwart van
de menschen, heb ik die rede gehoord.
Men zal zich uit de bladen wellicht
herinneren, dat zij onder meer een
pleidooi inhield voor de vrijheid van
godsdienst, in korte, kernige zinnen
gesteld, zonder franje, bijna zonder
eenig versiersel van eloquentie.
Drie uur lang duurde de processie
in den namiddag, en het regende den
heelen tijd drenzerig, want in
Normandiëkan het even vervelend regenen
als in Holland. Door dien regen schre
den vijf kardinalen, dertig bisschoppen,
een rij van abten en prelaten, een stoet
van kloosterlingen en priesters. Kar
dinaal Pacelli, geknield onder een bal
dakijn, zat roerloos, voortgedragen
boven den stoet, drie uur lang. Hij is
mij rakelings voorbijgedragen en ik
heb het oogenblik gezien, dat Hij op
stond om het Pontificale Lof te
celebreeren in de open lucht. De gelaats
trekken van den Paus zijn scherp,
buitengewoon scherp. Verbazend was
de lenigheid, waarmede hij zich, na
drie uur roerloos knielen, bewoog.
Maar het meest opmerkelijke was de
volstrekte kracht en beheerschtheid
van de gestalte, die niets anders scheen
dan de lichamelijke uitdrukking van een
geconcentreerden wil. Zonder eenige
stramheid, de lichamelijke zekerheid
van een groot en gezond militair.
Het gezicht van een buitengewoon
scherp jurist bij de gestalte van een
legeraanvoerder: verzekert dit niet, dat
formuleering en verdediging van gees
telijke beginselen deze figuur hebben
gevormd, en dat zij menschelijk
gezegd aan dit formaat" beant
woorden ?
Het is duidelijk te zien, dat Pius XII
een Italiaan, zelfs in den klassiekeri zin
een Romein van afkomst is, maar hij
is langer dan de meeste Romeinen.
Het Fransch, dat hij sprak, was zeker
niet minder correct dan het Fransch
van meneer Lebrun.
Deze indrukken geef ik weer op
verzoek maar ze zijn uiteraard per
soonlijk en van minder belang dan de
zekerheid, dat Pius XII de Roomsche
Kerk zal besturen met
een krachtigen wil, die
op de verwerkelijking
der evangelische recht
vaardigheid en liefde is
gericht.
Paus' Pius XII
Kleine perikelen
WIJ mochten onlangs uit De
Groene" vernemen dat er een
soort dictatuur der dichters bestaat
dat zou dan een trust zijn, een
geheime cellenbouw, die de gansche
publiciteit als het ware verpacht heeft
aan de dichters. ledere dichter heeft
een krant en daarin schrijft hij on
aardig over de prozaschrijvers. Ik
heb het niet goed begrepen, want wat
willen die dichters eigenlijk? Dat de
prozaschrijvers óók gaan dichten?
Kunt u zich een leven denken,
ganschelijk gevuld met Clinge Doorenbos ?
Het is heelemaal zoo gek niet", zei
Gisse, de dichters zijn in Nederland
veel bekender dan de prozaschrijvers
en ik ben er zeker van dat slechts wei
nig menschen verzen lezen. Doch een
bundeltje van twintig verzen krijgt
soms een kolom, en een roman van
zeshonderd zij d j es hoogstens dertig
regels. Dat zit hem in de dictatuur der
dichters. ..."
Dan zijn de dichters gezegend,"
sprak ik. Ik behoef geen dertig regels
om gewaarschuwd te worden tegen een
Nederlandschen roman. Heeft niet een
professor gezegd dat de schrijver er af
is zoodra hij zijn boek geschreven heeft,
en dat al het verdere een zaak is tus
schen het boek en den lezer ? Ik meen
dat dit te eenvoudig is. En de critici
zorgen er voor dat de schrijver in
ieder geval niet van de critiek af is.
Dat zou wat moois wezen. Je schrijft
een boek. Je laat er eenige duizenden
exemplaren van drukken, de menschen
zetten zich overal aan het lezen. . . .
en nu zou je maar luchtigjes kunnen
verklaren: ik ben er van af, breng de
rest maar in het reine met het boek !
Kunnen wij het boek verscheuren en
beleedigen? Kunnen wij het boek
verwijten dat het vorige boek ook al
een mislukking was?"
De fout is", meende Gisse, dat er
niet genoeg contact is tusschen schrij
ver en publiek. En het is eveneens fout
dit contact te bewerkstelligen door
middel van eetpartijen die den mensch
vadzig stemmen. Ging ooit een temmer
in een kooi die met onverzadigde
leeuwen gevuld is? Ik wil ze in de
Kleine Zaal zien...."
De leeuwen?"
De temmers ! De man met het
gloeiende ijzer. Als er een stakkerd van
een pianist optreedt, die langer op zijn
witte en zwarte reepen geoefend heeft
dan A. M. de Jong over zijn veertien
Merijntjes ploeterde, ziet hij op de
eerste rij het omwolkte gelaat van
meneer Arntzenius en hij krijgt al
dadelijk een lichte galsteenkoliek. Den
volgenden morgen staat hij met zijn
muzikale genie en alle gezichten er bij
in het ochtendblad. Wij willen ook
boe" zeggen tegen een auteur als
zijn boek vervelend is, willen wij voor
hem zichtbaar zitten geeuwen en
waarom zouden wij hem niet voor den
gek houden vanwege zijn rare pakje
en zijn bezweken boordje? En hij moet
ieder jaar terug komen, net als die
zielige zangeres en die zenuwtrek
kende pianist. Wat is hij kaal gewor
den, zeggen wij dan tegen elkander,
en in het ochtendblad. Dat liegt hij
natuurlijk, van zijn smart, want anders
zou de vent niet zoo'n onbewogen, ver
waand gezicht hebben," zeggen wij
van den dichter. En zooals wij nu de
vrijkaartjes krijgen in de Kleine Zaal,
zoo ontvangen wij in het vervolg de
boeken cadeau van de schrijvers. Die
mogen blij zijn dat er nog iemand is
om ze aan te nemen. J. VAN HOORN
PAG. 7 DE GROENE No. 3223