Historisch Archief 1877-1940
LETTERKUNDIG LEVEN
Victor E. van Wiesland
_L)e miskenden bek
L De dichters
DE miskenden bekronen zou een even rechtvaar
dig, nuttig, noodzakelijk en redelijk werk zijn
als de naakten kleeden. Miskenden zijn er
n.l. zeer veel meer dan men zoo oppervlakkig zou
denken. De dikwijls voorkomende meening, dat
iemand bij zijn leven wel eens over het hoofd gezien,
onderschat, verkeerd of niet begrepen wordt, maar
dat op den langeren duur de litteratuurgeschiedenis
toch de beste rechter is en, op den afstand dien de
tijd stelt, de goede oordeelen uitspreekt, deze
meening kan niet zonder voorbehoud als juist wor
den aangemerkt. Over het algemeen mag aange
nomen worden dat uit vervlogen tijden door de alles
codificeerende handboeken geen werken naar voren
worden gebracht, aan welke men alle waarde moet
ontzeggen. Maar daarom is het omgekeerde nog
niet waar. Er bestaat geen enkele waarborg, dat
ook de consciëntieuze en naar volledigheid stre
vende litteratuurhistorici niet zeer belangrijke en
groote figuren aan de vergetelheid ten prooi zullen
laten, wanneer men ziet, hoe zulke figuren vaak
reeds bij hun leven miskend en onopgemerkt blijven.
Soms worden zij (onmiddellijk of lang) na hun dood
ontdekt, en komen dan ineens onder de aandacht;
schrale troost voor de nabestaanden, deze uitge
stelde rehabilitatie. Maar soms ook blijven zij voor
goed aan het licht onttrokken, tot wellicht eens in
verre toekomst een zonderling
curiositeiten-snuffelaarzeeven onder het stof der eeuwen uithaalt; hem
echter zullen de handboeken-schrijvers geen geloof
schenken, en het vonnis blijft gehandhaafd. Te
ergerlijker, daar vaak allerlei nulliteiten naam
maken.
En daarom, laat ons de miskenden bekronen. Er
zijn al zoo veel litteraire prijzen, maar geen zóó
nuttige, en deze kan er" wel bij. Ook in Frankrijk
heeft men het uitstekende denkbeeld gehad, een
Prix des Méconnus in te stellen. Hoe bitter en be
droevend onrechtvaardig is het lot geweest van
velen, wier groot talent op weerklank en erkenning
recht had, en die eenzaam en ongekend, vaak ook
De meest moderne en adem
benemende wonderen der
watertechniek. Een waarlijk
unieke bijeenzameling van
technische en artistieke
meesterwerken.
INTERNATIONALE
WATERTENTOONSTELLING
LUIK 1939
MEI-NOVEMBER
ronen
ontmoedigd en tot wanhoop gebracht, hun dagen
hebben geëindigd. En daarom, geef ons een
Nederlandschen Prix des Méconnus. Waar is de maecenas
die niet alleen de naakten kleedt, maar ons ook
nog in staat stelt, de miskenden te bekronen?
DEZE prijs zou een dubbel nut afwerpen zoo hij
zoowel op levende als op gestorven auteurs
betrekking had. In het eerste geval zou hij vanzelf
de aandacht vestigen op werk waarvan men, door
welke oorzaak dan ook, de waarde niet, of niet vol
doende, onderkend had: een daad van eenvoudige
rechtvaardigheid". In het tweede geval zou het
beschikbare bedrag bestemd kunnen worden, om
door herdruk of bloemlezing werk, dat ten onrechte
vergeten, ofwel ook vroeger nooit voldoende ge
waardeerd was, opnieuw onder de oogen van een,
uitgebreider, lezerspubliek te brengen.
Ik doe mijn voorstel onder de uitdrukkelijke voor
waarde, dat men mij buiten de commissie laat,
want ik zit bereids in een zestal prijs-commissies en
zoodoende zou een mensch zelf nooit eens een kans
krijgen. Bovendien: populair zijn de schoone let
teren in ons land zoo weinig, dat men eigenlijk 99
van de 100 Nederlandsche bellettristen wel min of
meer miskend zou kunnen noemen. Zoodat het
zaak zou zijn, ten einde de keuze niet onbillijk te
beperken, in de jury alleen op te nemen die enkele
uitzonderingsgestalten, sellers" in Nederland, die
inderdaad zulke groote oplagen hebben, dat ver
gissing is uitgesloten en van het kleinste zweem van
miskenning geen sprake zijn kan. Scharten en De
Man, J o van Ammers en Ina Boudier, Den Doolaard
en A. M. de Jong, Van Schendel en Coolen, Anne de
Vries, Fabricius, Willy Corsari och, dat zijn er
al genoeg voor het eerste paar jaar. Ik hoop
intusschen, geen van de letterkundig ! hoogst
aangeslagenen vergeten te hebben. Zij mochten zich
eens.... miskend gaan voelen. En dan zelf in aan
merking willen komen voor den prijs.
Ik mag wel een grapje maken. De zaak is er
ernstig genoeg voor. Bovendien is het niet zonder
opzet, dat ik het behalen van vele drukken hier even
heb aangeroerd. Want men moet wél onderscheiden.
Niet iedereen die uitstekende kritieken verkrijgt,
die in de handboeken met eere genoemd, door zijn
mede-litteratoren om het zeerste geprezen en in
alle bloemlezingen opgenomen wordt, is ook bij het
boeken-koopende publiek bekend. Elk Scandina
visch prul is een goudmijntje vergeleken bij menigen
naam die onder de uitnemendste onzer letteren telt,
en als zoodanig ook wel wordt erkend.... doch slechts
door dat zeer kleine groepje deskundigen, kenners
en liefhebbers, die wel de letterkundige geschiedenis
maken doch niet de oplaagcijfers . Men kan het
Ingezonden
komt veel voor bij deze kleine, toonaangevende
groep hoogelijk geëerd zijn, zonder ooit door te
dringen tot het publiek. Nederland is typisch het
land van beroemdheid in kleinen kring. Deze is
leuk maar voor den betrokkene onbevredigend. Zij
moge de ijdelheid streelen, maar zij laat de auteurs
behalve de leden van de commissie voor den Prijs
der Miskenden in rafels loopen. Wat troost het
ons, lezer, indien wij (schrijvers) van elkander
weten, zoo gij niet van ons weet! Met al het geld,
dat gij bespaard hebt door geen andere boeken te
koopen dan den Sysen druk van het boek van de
maand", kunt gij een groot gedenkteeken oprichten,
het Graf van den Onbekenden Schrijver. Maar nog
beter doet ge, als ge er een Nederlandschen Prix
des Méconnus mee sticht.
ER bestaat behoefte aan. Wie, vakkringen en
speciale amateurs uitgezonderd, herinnert
zich nog het werk van den als 2Ó-jarige dichter in
1920 gestorven J. G. Danser, wiens Gedichten na
zijn dood door Greshoff zijn uitgegeven? Wie her
innert zich J. J. de Stoppelaar, met zijn beide
bundeltjes De Parelduiker (1912) en Het groote
Avontuur (1919)? Wie leest Van Ameide nog, uit
wiens te veel en onkritisch gepubliceerd oeuvre toch
zeker wel een mooie bloemlezing zou zijn samen
te stellen ? Albert Besnard is met eere bijgezet in
de litteratuurboekjes en de anthologieën, maar wie,
behalve een paar fanatieke poëzie-minnaars, leest
hem nog? Geen wonder dan ook, dat hij sinds jaar
en dag niets meer heeft doen verschijnen.
Een ander geval is de dichteres Giza Ritschl, die
ik omstreeks 1914 persoonlijk leerde kennen. Zij
is Hongaarsche, maar jong naar ons land gekomen.
Een uiterst vitale persoonlijkheid; een leven, vol
Nietzsche en wonderlijk-romantisch avontuur; daar
bij een ontstellend vruchtbare productiviteit, ter
wijl alles, los en vast, zonder zelfkritiek gepubli
ceerd werd. Voeg hier nog aan toe, dat deze poëzie
uit een uitermate kinderlijk primitieve gesteldheid
was geschreven en in een taal, welke in woordkeuze
en syntaxis ongebruikelijk en onhollandsch aandeed.
Dan zult ge begrijpen, dat ook de beste dezer verzen
en die hebben zeer bizondere kwaliteiten , ten
tijde van hun verschijnen en eerst recht later, slechts
aan enkele ingewijden bekend zijn geworden. Giza
Ritschl is nu zeventig jaar oud en op weg naar
ZuidAfrika. De angst, dat deze verrijking van onze dicht
kunst reeds bij haar leven vergeten zou worden,
deed mij eenigen tijd geleden in dit blad den wensch
uitspreken, dat uit haar oeuvre door bevoegde hand
een keuze voor een bloemlezing zou gemaakt wor
den. Met genoegen heb ik sindsdien vernomen, dat
een onzer begaafdste jongere dichters die taak heeft
opgevat. Voor steun vanwege den Prijs der Mis
kenden zou deze uitgave stellig in aanmerking komen.
Dat zou eveneens gelden voor een herdruk van
de buiten den handel verschenen Nagelaten Verzen
van Johan van 't Lindenhout (1893?1916), die in
wanhoop en vertwijfeling een tragischen dood vond,
nadat enkele gedichten, onder het pseudoniem
J. Berkel in De Beweging uitgekomen (onder welke
dat prachtige sonnet Makker, de dag is op"), nage
noeg zonder weerklank waren gebleven.
Van oer -Lugt bestrijdt Verkade Verkade antwoordt
Bommen op den Stadsschouwburg
Wanneer men zoo De Groene" van deze week
openslaat en met instemming de fel verontwaar
digde artikelen over het wereldgebeuren" leest,
dan kost het even moeite aan de kleine
gebeurlijkheden in het eigen wereldje voldoende aandacht
te schenken. Wat is de Kunst, wat de Kunstenaar?
Wat voor waarde heeft en hebben zij nog? Wie
interesseert zich er nog voor ?
De bommen overheerschen de wereld, en zie,
de Generaal-buiten-dienst Eduard Verkade, de
vroegere leider van zooveel, weinig eervol onder
gegane tooneelgezelschappen, de achterbaksche
sollicitant naar den Stadsschouwburg werpt ook
zijn reeds maanden geleden geprepareerde en ge
vulde bom op Het Nederlandsch Tooneel, en uw
blad geeft hem gelegenheid die bom te laten vallen.
Ze zal weliswaar geen schade doen, want men kent
den werper, zijn verbeten teleurstelling en zijn
bedoelingen. Maar ik vraag mij alleen met ver
bazing af: welk nut acht u, dat zulk een door
zichtig artikel heeft? Daar is toch niemand mee
gediend, vooral de dramatische kunst niet, en
zelfs de heer Verkade niet, al heeft hij nu gelegenheid
gehad zijn overkropt gemoed lucht te geven.
Ik verzeker u dat het een groote teleurstelling
voor mij is te moeten constateeren, dat De
Groene" zich daarvoor leende.
COR VAN DER LUGT MELSERT
Geef een goede voorstelling!
In ,,De Groene" van 19 Maart 1938, schreef
de heer Van der Lugt Melsert: laat de heer Verkade
nu toch eerst afwachten".
Dit heb ik gedaan, een jaar lang, om nu te
lezen, dat de leider van de N.V. Het Nederlandsch
Tooneel zich afvraagt: Wat is de Kunst, wat de
Kunstenaar? Wat voor waarde heeft en hebben
zij nog? Wie interesseert zich er nog voor?"
De Kunst is het in eenheid scheppen van nieuwe
waarden, die boven de realiteit uitgaan; de kun
stenaar is de man die dit volbrengt, en die daarvoor
alles overheeft. De kunst heeft juist in deze periode
groote waarde, omdat zij boven het tijdelijke uit
gaat en voor de kunstenaars is juist nu een groote
taak weggelegd, mits zij hun kunstideaal hebben
weten zuiver te houden en als mensch nog iets
te vertellen hebben. De menschheid is beu van
goedkoope slagzinnen, persoonlijke insinuaties en
bommensprookjes; zij wenscht verjongde illusies
van blijvenden inhoud. Het is de taak van den
tooneel-kunstenaar-leider, aan dit verlangen te
gemoet te komen. Dan zal het interesse voor zijn
uiting groot zijn. Het eenige waardige antwoord,
wat de heer Van der Lugt Melsert dan ook op
mijn weloverwogen critiek kan geven is een kunst
zinnige voorstelling! Met een steeds betere verkoop
organisatie van steeds slechtere voorstellingen
dient hij noch de kunst noch de waarachtige
kunstenaars onder zijn leiding. E. V.
PAG. 10 DE GROENE No. 3225