Historisch Archief 1877-1940
Een komer in
het woonge
bouw
Kralingsche P/os" te
Rotterdam.
Aren. v. Tijen
en Maaskant
De huisvrouw en het moderne bouwen
C. Kuiper~de Jongh
DE huisvrouw staat in een heel
ander contact met haar huis dan
de man. Zij leeft er mee, tenminste
als zij de titel huisvrouw terecht draagt.
Haar huis is de plaats, waar zich de
qujntessence van haar leven afspeelt
en dat leven wordt zeer sterk beïnvloed
door die omgeving. Het is daarom
misschien verwonderlijk dat zij niet
vaker steenen bijdraagt tot vorming
van vastere wetten waaraan een huis
eigenlijk moet voldoen; zij zou haar
wenschen meer naar voren dienen te
brengen, zoodat deze deel uit zouden
moeten maken van den bouwvorm
waar de architecten naar zoeken. Want
wij spreken wel van ,,het moderne
bouwen" en wij hebben wel een bepaald
beeld voor oogen van cement, staal en
veel glas, maar zeer vast in vorm is
dat toch altijd nog niet.
Wat zoekt nu de vrouw, de huis
vrouw, in haar woning ? Wat kan voor
haar het ideale beeld zijn van de
omlijsting van haar leven? Aan welke
eischen, aan welke wetten zou moeten
worden vastgehouden?
Wetten en eischen zijn altijd moeilijk
op iedereen toe te passen. Een van
onze te vroeg gestorven moderne archi
tecten, Van der Vlugt heeft indertijd
eenige onaantrekkelijke zelfs leelijke,
stadshuizen meer bewoonbaar ge
maakt. In n daarvan had hij in het
sousterrain (o gruwel der vorige
generatie) aan den tuinkant een eet
kamer gevormd; men was er van den
tuin alleen maar door een glaswand
gescheiden, en om op dezen Oostkant
zooveel mogelijk zon te vangen had
hij dezen wand gedeeltelijk koepel
vormig uitgebouwd, waardoor een zeer
zonnige uitbouw was verkregen waarin
men bij het ontbijt en in den middag nog
ieder straaltje zon opving over een
gedekte tafel. Ge kunt u voorstellen
hoe vriendelijk dit deze toch in zijn
aard niet aantrekkelijke ruimte maakte.
De uitvoerige glaswand, hoe nood
zakelijk ook om het maximum aan
licht naar binnen te halen, gaf echter
iets kils en onafgeslotens aan deze met
zeer verfijnden smaak ingerichte eet
kamer en ik merkte op, dat ik dank
baar was voor de zware donkere gor
dijnen, die met een enkele lijn al dit
glas omsloten. Tot mijn verbazing ant
woordde mij de huisvrouw: ,,O vindt u,
ik was juist van plan ze door heel
lichte te vervangen, zij bevallen mij
toch niet."
U ziet, zij stelde andere eischen
dan ik.
ZOO zal het ons allen gaan. Toch wil
len wij in wezen hetzelfde; wij wil
len een afgesloten ruimte om ons eigen
leven in te leven, wij willen dat leven
liefst niet deelen met veel anderen; wij
houden niet vast aan de luxe van een
ngezins woning, zoodra dit een luxe
blijkt te zijn, want wij zijn diep door
drongen van de noodzaak der economie,
maar wij zijn ook menschen op ons eigen
en wenschen dat te blijven. Ook onze
mannen vinden het niet aangenaam
als zij in hun kantoor ten allen tijde
bekeken kunnen worden, en daar zijn
zij dan nog maar een deel van hun dag
en verrichten er een zeer speciaal werk.
Wij met onze zoo zeer eigen beroeps
bezigheden, zooals het opvoeden van
onze kinderen en het in evenwicht
houden van ons huwelijk, wij doen dat
liever zonder toezien van derden. Dat
is een van de bezwaren tegen het glas:
het is te doorzichtig, zelfs met vitrages
of andere hatelijk snel vuil wordende
en moeilijk te wasschen voorhangen.
Het geeft bovendien een onvrij gevoel
en zelfs dat gevoel moet vermeden
worden. Hebt u wel eens een vader een
jongen een pak voor zijn broek zien
geven dank zij zijn moderne woning?
Ik wel en dat wordt dan de tegen
hanger tegen ons verlangen naar veel
licht.
Men zal mij tegenwerpen, dat dit
een kwestie is van wennen. Ik meen
van niet, net zoomin als de ware huis
vrouw went in een keukentje, waar zij
alles wel in kan passen als in een
Richter's blokkendoos, maar waarin
zij niet met haar potten en pannen
kan bewegen. Daar schaadt tébeknopt
en téveel uitgerekend. O die
plattegrondjes, zij zijn kranig uitgeknobeld,
zij laten geen centimeter ongebruikt,
maar zij dwingen mij te leven bij den
dag, alles wat zijn directe gebruikszin
heeft verloren moet weg, ik krijg geen
kans iets te bewaren en zoo min als ik
in Kersttraditie een kalkoen kan
braden in mijn keukentje, zoomin kan
ik de vertederende traditie volgen en
het kinderspeelgoed bewaren voor mijn
kleinkinderen.
Laat toch de moderne architect en
man niet denken dat een opklapbed,
dat hij 's avonds neergeslagen aantreft
en dat hem dus niet hindert, ons in alle
Vrouwen en vrouwenleven
opzichten bevredigt. Als wij het moeten
aanbrengen om ruimte te winnen, dan
is het opengeslagen een waar obstakel,
de kamer is er mee gevuld; waar blijft
de plaats om beddegoed te luchten en
waar redden wij ons terwijl het bed is
afgehaald? Ons kleeden in de bad
kamer is overkomelijk, maar heen en
weer loopen, bedrijvig zijn bij het
morgentoilet, is niet alleen een vrouwe
lijke neiging, ook de man heeft bij het
scheren een niet geringe armslag
noodig, zingt graag zijn hoogste lied en
vraagt om ruimte. Hier wordt het dus
een om de beurt", en zelden is zoo'n
verdeeling een goede oplossing. Te
gróót is een ramp, te klein is een
kwaal.
EEF ons dus een aantal goede
VJ ruimten, maar deel ze niet alvast
voor ons in; zeg ons niet: en zet hier
nu de piano en daar is het kastje voor
uw toiletartikelen", want het is best
mogelijk dat dit plekje ons beter lijkt
voor de wieg. Geef ons alsjeblieft alle
gemakken en breng ons niet weer
terug naar de sleurkamers, waar het
buffet altijd hier, de divan altijd daar
en de theetafel eeuwig in die hoek
moeten staan en elk verhuizen pro
bleemloos eender is.
Als ik dit zeg heb ik voornamelijk de
flatwoningen in Rotterdam van Ir. van
Tijen op het oog, die door hun be
knoptheid en hun licht zeer aantrek
kelijk zijn. Maar iets meer soepelheid
in de bewoning zou ons nog wel
gegeven kunnen worden ; men kan ons,
nu wij niet meer vastzitten aan ver
warmde en onverwarmde kamers en
zelfs door de waschgelegenheid in de
badkamer geen enkele kamer meer een
speciaal cachet behoeven te geven, de
vrijheid laten ons huis van het stand
punt van den architect uit desnoods op
zijn kop te zetten; men kan ons zelfs
de mogelijkheid laten in ons eigen huis
af en toe te verhuizen al naar het jaar
getijde verandert en een andere in
deeling aantrekkelijker maakt. Dit
houdt in dat wij zoo weinig mogelijk
vaste meubelen in ons huis gebouwd
vinden, die voor den n prettig, voor
den ander overbodig zijn. Ik denk dan
aan het buffet dat ingebouwd is in de
flats van de Bergpolder" waaraan de
een misschien behoefte heeft en dat
een ander best zou kunnen missen.
Wie niet leest, wenscht geen boeken
kasten, en wie maar alleen is, geen
twee ingebouwde bedden.
Het allen naar den zin te maken is
economisch niet verantwoord, maar
wat meer fantasie bij het samenvoegen
van een complex of het samenbrengen
van verschillende complexen zou de
bewoonbaarheid van de flat en dus de
aantrekkelijkheid ervan zeer
vergrooten.
Bibliotheek in
het landhuis
Dewitteraaf"
te Hottem.
Arch. A. Komter