Historisch Archief 1877-1940
Wetenschap
Mensch en dier
Hebben dieren gevoel en verstand?
Dr. E. F. Jacobi
E R-zijn onderzoekers, die meenen
dat alle dieren niets anders dan
machines zijn, automaten waar
we steeds maar weer een bepaald geld
stuk in hebben te stoppen om een
zelfde effect te veroorzaken. Een be
paalde waarneming (prikkel) zou dus
steeds een zelfde handeling als reactie
ten gevolge hebben, zonder dat hierbij
gevoel of verstand, hoe primitief ook,
een rol zouden spelen.
Is deze opvatting juist?
Anders: hoe moeten we uitmaken
of deze opvatting geheel juist is?
Bij onderzoek van het dierengedrag
moeten we vooral voor n ding op
passen : voor het vermenschelijken van
de dieren. Zij zien hun omgeving op
hun manier, niet op de onze; voor hen
zijn andere dingen in hun omgeving
belangrijk dan voor ons; elk dier heeft
zijn eigen levenssfeer. Ook reageert
ieder dier op veranderingen van zijn
levenssfeer, dus op bepaalde gebeurte
nissen, op zijn eigen bijzondere manier.
Als we iets willen zeggen over hun ge
voelens, hebben we daar geen andere
maatstaf voor dan de mensch, daar we
alleen van onze eigen gevoelens iets
weten. Het blijkt ons nu, dat we dieren
eenvoudige gevoelens moeten toeken
nen, zooals vriendelijkheid, nieuwsgie
righeid, woede, angst enz. Hoe deze
gevoelens door de dieren beleefd worden,
zullen we natuurlijk nooit te weten
komen. Met het toekennen van inge
wikkelder gevoelens als haat,
valschheid, jaloerschheid e.d. zullen we bij
dieren steeds zeer voorzichtig moeten
zijn. Wat daarvoor gehouden wordt, is
vaak heel iets anders. Een valsche"
hond is meestal bang en valt daarom
aan: het jaloersche" aapje, dat den
gast plotseling aanvalt, die de indische
gastvrouw met handdruk en zoen be
groet, doet niet anders dan een
kuddegenoot" verdedigen tegen een
vijandelijken aanval, zooals door hem deze
begroeting gezien wordt.
DE roerdomp, een reigerachtige
vogel uit ons rietland, die we in
Artis bij de uilenruïne kunnen vinden,
neemt bij naderend gevaar, b.v. de na
dering van een mensch, de
paalhouding aan. Kop en hals worden
gestrekt, terwijl zijn borst, met de in
de lengte loopende teekening, naar het
gevaar wordt gekeerd. Hierdoor wordt
de vogel in zijn natuurlijke omgeving
zoo goed als onzichtbaar. Nadert het
gevaar al te dicht, dan verandert deze
paalstand plotseling in een dreighou
ding, en indien de aanvaller" zich
over het dier heenbuigt, schiet plot
seling de snavel in de richting van
het gezicht uit. Dit heele handelings
schema wordt steeds weer op dezelfde
wijze bij gevaar herhaald; altijd weer na
inwerpen van het geldstuk het zelfde
effect bij de automaat. Portielje, die
deze handeling uitvoerig onderzocht
heeft, laat ons nu zien, dat deze vogel
toch heusch meer is dan de automaat.
Als hij zijn hoofd achteruit hield, was
hij in staat de vogel in dreighouding
op te tillen en weer neer te zetten, zon
der dat het dier met den snavel aanviel.
Nadat hij dit bij nzelfden roerdomp
ongeveer acht maal had herhaald, nam
het dier tegenover hem nooit meer de
paalhouding aan, maar sloeg bij zijn
nadering in grooten angst op de vlucht.
CREDIETEN
van circa f 1000.?beschikbaar, af
lossing 12, 18 of 24 maanden. Dis
crete afwikkeling, geen kosten vooruit.
Postzegel voor antwoord bijvoegen.
Credietbank ,,'s-Gravenhage"
Allard Piersonstr. 9d, Rotterdam, Tel. 33203
Het dier had dus zijn gedrag, alleen
tegenover hem, voorgoed veranderd.
Het had verband gelegd tusschen den
persoon van Portielje en de zeer on
aangename ervaringen die het had
opgedaan; de roerdomp heeft dus een
associatie gevormd.
Ook lagere dieren zijn reeds in staat
associaties te vormen. Een zeepier, een
familielid van onzen gewonen
regenworm, die we in een aquarium in het
donker houden, voederen we geregeld
met kleine stukjes vleesch, waarbij
tegelijkertijd het licht wordt aange
stoken. Indien we dit eenigen tijd vol
houden, zal tenslotte, ook als we alleen
het licht aansteken, het dier te voor
schijn komen en zoekbewegingen uit
voeren, hoewel er geen voedsel te halen
is. De zeepier heeft de associatie
licht-voedsel gevormd; is dus gedres
seerd op het licht.
ALS een dier een associatie kan
vormen, is tevens bewezen dat
het een geheugen bezit. Als de hond een
bevel hoort, herinnert hij zich op dat
moment welke handeling van zijn
kant bij deze klanken hoort. Derge
lijke associaties worden door de dieren
en ook door den mensch zeer lang ont
houden. We maken er zelf gebruik van
bij de ezelsbruggetjes. Iets, wat mak
kelijk te onthouden is, is door een asso
ciatie verbonden met het moeilijke feit.
Verder kent iedereen wel het verschijn
sel dat b.v. een bepaalde geur herinne
ringen aan bepaalde gebeurtenissen
wakker roept, die met die geur ver
bonden waren.
Hoe staat het nu met het verdere
herinneringsvermogen van de dieren?
Een hond kan van zijn kooi uit drie
kamertjes met een lamp zien. Door
dressuur heeft hij geleerd, dat er in het
kamertje waar de lamp brandt, iets lek
kers voor hem te vinden is. Hij heeft
dus de associatie brandende
lampvoedsel gevormd. Eén van de lampen
brandt nu i minuut. Nadat de lamp
weer uitgedaan is, laten we den hond
los, welke direct naar het goede"
kamertje loopt en daar het lekkers
vindt. We maken nu de tijd tusschen
het uitdoen van de lamp en het los
laten van den hond steeds langer. Is dit
interval meer dan vijf minuten, dan
blijkt dat de hond fouten gaat maken;
hij is vergeten welke lamp gebrand
heeft.
Uit deze proef blijkt dus een zeer
kort geheugen voor alleenstaande ge
beurtenissen. Dit kan ons leeren, dat
bij het africhten van een hond de straf
direct op de zonde" moet volgen. Als
een hond is weggeloopen en bij thuis
komst een pak slaag krijgt (wat altijd
overbodig is), weet het dier allang niet
meer waarom het gestraft wordt.
U zult daar tegen in willen brengen:
Kijk eens naar mijn hond, die naar
me toekomt en ongehoorzaam ge
weest is. Heel zijn houding drukt zijn
schuldbesef" uit". Dat komt echter
omdat dieren zeer scherp waarnemen
en opmerken, en uw hond van een af
stand reeds merkt dat u kwaad bent
en dus al straf verwacht. Van zijn
misdaad" zal hij zich, als deze al
lang geleden is, niets meer herinneren.
INDIEN we nu de prestaties van den
hond eens vergelijken met die van
apen, blijkt dat deze laatsten het met
gemak van hem winnen.
Voor de oogen van een makaak
(Javaansche aap) wordt onder n
van twee gelijke bekers een druif ver
borgen. Na eenigen tijd mag het dier
erheen gaan; hij keert dan de goede
beker om en eet de druif op. Een hond
kan een dergelijke keus nog na enkele
minuten goed uitvoeren; hoe lang
Jonge gorilla, tegelijk nieuwsgierig, verwonderd en bang.
(uit : A. F. J. Portielje: Dieren zien en leeren kennen")
onthoudt nu ons aapje onder welken
beker het lekkers ligt ? Als we hem uit
de proefkamer weghalen en den vol
genden dag laten kiezen, blijkt hij nog
te weten waar de vrucht verborgen is !
Weet de aap nu alleen, dat er iets
verborgen is, zooals het geval is bij den
hond, of ook wat er verborgen is?
Nadat de aap de kamer verlaten heeft,
wordt nu de druif door een slablad
vervangen. Bij zijn terugkomst keert
het aapje natuurlijk de goede beker
om, zoekt onder het slablad en in den
beker, werpt deze neer en loopt weg.
Hij verwachtte dus wel degelijk iets
bepaalds en zeer waarschijnlijk wel de
druif.
Uit al het voorafgaande blijkt het
wel duidelijk, dat de dieren verstand
hebben, al is het dan beperkt; kennen
ze nu echter datgene wat wij inzicht
noemen ? Het beste kunnen we, om een
antwoord op deze vraag te krijgen,
onzen hond met een aap vergelijken.
Een hond kan leeren een deur te
openen, door de kruk naar beneden
te drukken; een aap kan dat natuurlijk
veel makkelijker, omdat hij handen
heeft. Een hond en een aap hebben nu
beiden geleerd een hokje te verlaten,
met een raampje in den wand rechts
van deze deur. Ze worden nu om de
beurt in een dergelijk hok, maar nu
met het raam tegenover de deur, op
gesloten. De aap verlaat dat op de
normale, aangeleerde wijze, maar de
hond krabt en duwt met alle geweld
tegen den wand links van het raampje,
waar in vorige gevallen de deurknop
zat. De aap toont ons hier meer in
zicht dan de hond, hij heeft zich ge
oriënteerd op den knop, ook voor ons
het essentieele. De hond daarentegen
oriënteerde zich op het raampje en
wist, bij wijze van spreken, van een
knop niets af.
TENSLOTTE willen we nog de ge
wone apen vergelijken met de
menschen. Als we een Chimpansee
een stok in zijn kooi geven en een
vrucht buiten zijn bereik neerleggen,
zien we hoe hij eerst met de handen
probeert deze te pakken, wat natuur
lijk niet gelukt. Na eenige aarzeling
neemt hij nu de stok en schuift de
vrucht naar zich toe. De lagere aap
komt er hoogstens toe met den stok
naar de vrucht te slaan.
Zoo toont een menschaap onder
allerlei omstandigheden inzicht; veel
meer dan de lagere apen. Dit bleek
ook bij een orang oetan, die, als hij
een lucifersdoosje te pakken kon krij
gen, de lucifers n voor n afstreek.
Gaf men hem een doosje met gebruikte
en ongebruikte lucifers door elkaar, dan
probeerde hij nooit zoo'n ongebruikte
af te strijken. Bovendien bleek hij
zonder fouten een kartonnen mapje te
kunnen hanteeren, hoewel de lucifers
hier uitgebroken moeten worden en
het strijkvlak op een heel andere
plaats zit, dan bij een doosje.
Het verstand van een menschaap is
wel het beste te vergelijken met dat
van een klein kind. Ook zijn gedrag
doet er vaak aan denken; hij heeft
b.v. alleen belangstelling voor dingen
waar hij iets mee doen kan.
Vermoedelijk zal het grootste ver
schil tusschen menschaap en mensch
zijn, dat de laatste in staat is begrippen
te vormen, o.a. door zijn veel beter
geheugen. Deze begrippen rijen zich
aaneen tot gedachten, , die voor
ons even werkelijk kunnen zijn
als de realiteit. Naar mijn meening
is het verschil in ieder geval slechts
quantitatief, maar ook, al beschou
wen we het als principieel, dan nog
is een verstand bij dieren niet te
loochenen.
PAG. 15 DE GROENE No. 3226