Historisch Archief 1877-1940
April!"
Den Briel ingenomen!
MEN schrijft de inneming van Den Briel toe aan
Lumey. Misschien moeten wij haar eerder
danken aan den vermaarden Nederlandschen schip
per De Rijk, bekend van den tocht naar
NovaZembla. Want, als wij Hooft in zijn Nederlandsche
Historiën" mogen gelooven, dan is hij het geweest
die als eerste onder de plunderende Watergeuzen
het niet kon verdragen dat luyden, eerlijk gebooren,
hunne vroomigheit in enkel zeeschuymen besteedden,
en die er dagelijks op aandrong dat men behoorde
iets loffyx, en van nadruk, tot verlichting des vader
lands, aan te slaan.
Met dat doel voor oogen staken de Geuzen in de
maand Maart van het jaar 1572 van Engeland naar
Holland over. Zij hadden het gemunt op Tess^l of
Enkhuizen, maar also hen de wind contrarie liep
aldus de beroemde Nederlandsche geschiedschrijver
Pieter Bor, kwamen zij op Zondag i April, des
namiddags om twee uur, aan op de reede van Den
Briel. Die van den Briele waren seer verwondert van
so veel schepen te sien inkomen, geen ding minder
denkende dan dattet de Water-geusen waren. Het was
de veerman Jan Pieterszoon Coppestok die hen beter
inlichtte. Met den ring van den Geuzen-hoofdman
reslong was hij naar de magistraat van Den Briel
gestuurd om te verzoeken, twee afgevaardigden te
zenden. Hem werd afgevraagt hoe sterk sy waren.
Hij, meer uit lichtvaerdigheid dan uit voorberaden
gemoede (meer uit losheit, dan uit list, schrijft de
kernachtige Hooft) seide datse wel 5000 sterk waren.
Dit maakte terstont eenen vreesselijken schrik en
vervaartheid. Niemand en wilde heen. Eindelijk gingen
er twee man naar Lumey. ,,Binnen twee uren de
stad overgeven !", eischte deze. De schrik en vrese
was, aldus Bor, so groot in der Stad dat niet alleen
de geestelijkheid, maar ook de Borgeren pakten en
sakten alle dat sy in haest konden. De magistraten,
bemerkende dat de rijkste borgerye vast verliep en dat
de andere genegen waren om de Geusen in te nemen,
verliepent mede en sagen om een goet heenkomen,
sulks dotter nauwelijks vijftig borgeren in der stad
en bleven. Deze besloten zich te verdedigen. Maar
helaas, tegen de aanvallende Geuzen, die in twee
troepen, de een aan de Noorder-, de ander aan de
Zuiderpoort de stad bestookten, waren zij niet be
stand. De Noorderpoort werd ingenomen, en Din
Briel was gevallen, 's avonds tusschen acht en
negen uur. Tweehonderd-vijftig Geuzen rukten naar
binnen, ten deele Nederlanders, ten deele Walen.
Dese Luykse Walen waren, schrijft Bor, fraye en
kloeke soldaten, doch seer moetwillige boeven. Niette
min werd de burgerij verschoond. De Katholieke
geestelijkheid had het zwaarder te verduren. Des
anderen daags (2 April) liepen de Geuzen in de
kerken en sloegen de Beelden aen stucken, namen en
roofden de kerkelijke en geestelijke goederen, Gappen,
Coorklederen en misgewaet en brachtent te schepen.
Lumey was van plan de stad in brand te steken,
maar anderen, Treslong en De Rijk in de eerste
plaats, wezen hem op het belang van het feit dat
een stad namens den Prins ingenomen en behouden
werd. Hij gaf zich gewonnen, en Den Briel was de
eerste plaats waar de Prinsenvlag van den toren
woei. De roep hiervan liep terstondt ower al, ver
zekert ons Hooft.
T)EN eersten dag van April.
,,*??' Verloor Duc d'Alva zijnen Bril".
heette het in een volksrijmpje dat, naar men zegt,
reeds uit 1572 dateert. Het is misschien niet on
interessant, er hier tot besluit op te wijzen, dat dit
rijmpje waarschijnlijk een verzinsel is. Fruin, een
der beste kenners van onze vaderlandsche geschie
denis, heeft er reeds in 1892 op gewezen, dat het
grapje, objectief bezien, zinloos is. In stee van zijn
scherpen blik verloren te hebben door de inneming
van den Briel, heeft Alva zich nooit energieker
getoond dan in het jaar 1572. Het gezegde dat in
werkelijkheid waarschijnlijk de ronde heeft gedaan,
maakte een toespeling op den bril", die men stieren
op den neus zette. In een kroniek uit het jaar 1579
heet het dan ook: De Hertog krijget een Bril op
die Neuse".
Een bril verloren, of een bril op den neus Den
Briel was Alva kwijt. En enkele maanden later
was vrijwel heel Holland en Zeeland in opstand.
VOOR ELKE BEURS 'N
BROCHES
20 STUKS
30^He innoiiiinK van
Den Briel volgens
een plaat van
Liuyken
imiiiimiimiiiiii IIHIIIII miiiimiiimiiiiii
Valerius jubelt:
Laet sang en spel, tambour en fluyt
nu klincken tot Gods eer;
dat orgel, chiter, harp en luyt
oock opgae voor den Heer,
die haest wel van ons keeren kan
Duc d'Alve, den tyran
Gods goetheyt wesen moet vertelt,
die noch so voor ons sorgt,
en ons den Briel en Mase stelt
als tot een vaste borgt,
die haest wel van ons keeren kan
Duc d'Alve, den tyran
Den Spanjaart wert nu een gebit
in synen muyl geleit;
God sy, die daer om hooge sit,
gedanckt in eeuwicheyt,
die haest wel van ons keeren kan
Duc d'Alve, den tyran
Ghy princen, heeren van ons land,
maeckt ons de Spanjaart quyt
malcand'ren trouw'lyck biet de hand,
in Godes vrees' altyt,
die haest wel van ons keeren kan
Duc d'Alve, den tvran.
iiiiililHiiiiiiillimiiiiiiiMlllliiiiiiiilllliliiiiiiliiiiiiliiliitiiiiiiiiiiliiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiililiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiil iimiiiiiiiiimi iiiimiiiiimiimi
De viering der inneming
NEDERLAND, althans het Protestantsche deel
daarvan is zich van de beteekenis van den len
April 1572 altijd bewust geweest. De herdenking
heeft reeds meermalen aanleiding gegeven tot
grootscheepsche feestelijkheden.
Het eerste eeuwfeest viel in het rampjaar 1672.
De magistraat van Dan Briel wilde het feit dat het
honderd jaar geleden was dat de stad
miraculeuselycken" was veroverd, niet onopgemerkt laten voor
bijgaan. Zij besloten den voorszegden dagh
solemnelyck te doen vieren met het luyden ende
beyeren van clocken ende lossen van 't canon." De
burgerij moest de deuren en vensters openen en
zich onthouden van arbeid op peyne van te ver
vallen in de boete daertoe gestatueert".
Een eeuw later, in het jaar 1772, vormde weder
om de kerkelijke herdenking te Den Briel de hoofd
schotel. Bijna vijfduizend menschen stonden
samengepakt in de betrekkelijk kleine Sint Catharine kerk.
De predikant predikte tot half een, en had zich de
gelegenheid om met Grieksche en Hebreeuwsche
citaten te pronken, niet laten ontgaan. In de Stads
doelen werd daarop een maaltijd gehouden die de
heeren magistraten van drie tot negen uur bijeen
hield. Op tafel stond een levensgroot borstbeeld
van den hertog van Alva, vervaardigd uit
varkensreuzel.
In het jaar 1872 werd de ie April voor het
eerst niet als Brielsche, maar als nationale feest
dag gevierd. In Den Briel kwam koning Willem III
op bezoek. Er werd een optocht gehouden, er waren
volksspelen en allerlei vermakelijkheden. Maar ook
elders in het land bleef men niet onbetuigd. De
dichter Hofdijk heeft van de feestelijkheden een ver
slag in gezwollen stijl nagelaten. Aardiger nog zijn
de persoonlijke aanteekeningen die een gezien
Amsterdammer, de heer D. C. Meyer Jr., de eerste
voorzitter van het bekende genootschap
Amstelodamum, nagelaten heeft. Heel Amsterdam was in
die dagen versierd met eerepoorten, die ten deele
door de buurtbewoners bekostigd werden, ten deele
gefinancierd waren uit min of meer vrijwillige
bijdragen van losse voorbijgangers: op de St. Jans
brug werd tol geheven van het geheele verkeer
voor de aldaar op te richten gedenkpoort! De
eerepoort die op den hoek van de Willemstraat en
de Lijnbaansgracht prijkte, droeg echter het
trotsche opschrift:
Uit ons privee door eigen kracht,
En niet door beed'len zaamgebracht."
DE viering in 1872 is voorts merkwaardig door
dat bij haar een tegenstelling naar voren kwam
die sindsdien veel aan scherpte heeft ingeboet:
die tusschen Protestanten en Katholieken. Voor de
Protestanten beteekende de inneming van Dan
Briel het begin van een vrijheidsoorlog tegen
een Katholiek vorst; voor de Katholieken had het
jaar 1572 een periode ingeluid waarin zij als bevol
kingsgroep hier meer, daar minder onderdrukt
zouden worden. Een rechtgeaard Katholiek kon in
1872 niet mee feestvieren. Sterker: hij zag het
feest veelal als een anti-katholieke gebeurtenis.
Vandaar, dat bij voorbeeld in Nijmegen de glazen
ingeslagen waren bij de winkeliers die Oranje
uitstalden. In tal van plaatsen in het Zuiden des
lands had men geen werkvolk kunnen vinden om
de versieringen op te slaan. In Uithoorn was het
zelfs tot een steekpartij gekomen. In Amersfoort
was de stemming tusschen het Protestantsche en
het Katholieke deel van de bevolking zoo fel, dat
de staat-van-beleg afgekondigd moest worden,
terwijl in de omgeving van Gouda troepen noodig
waren om op het platte land de orde te herstellen.
Nog een typisch staaltje: de bekende Katholieke
Amsterdammer Alberdingk Thym die een volksop
loop voor zijn huis vreesde, had den burgemeester
om bescherming gevraagd. Zonder commentaar
stuurde deze hem een Nederlandsche vlag thuis.
Maar Thyin weigerde feest te vieren, en vertrok
voor enkele dagen naar het buitenland, zich ont
trekkend aan de bedreiging die in het in die dagen
in Amsterdam circuleerend rijmpje lag opgesloten:
Als Alberdingk Thym niet illumineert en niet vlagtt
Dan loopen wij hem tegen 't lijf, en gooien hem in de
gracht.
In 1922, bij de driehonderd-vijftig-jarige herden
king, kon de minister van onderwijs, Dr. De Visser,
getuigen van een daad die tot onze vrijheid" heeft
gevoerd. Hij was het ook die in Den Briel de her
denkingsrede uitsprak.
Zoo weerspiegelt zich in de viering van n
gebeurtenis een belangrijke wijziging in de politieke
en cultureele verhoudingen des lands.
UN VIN EXCELLENT
kruq brut
PAG. 5 DE GROENE No. 3226