Historisch Archief 1877-1940
De moord op de gebroeders De Witt
DE moord op de gebroeders Jan
en Cornelis de Witt hoort tot de
droevigste gebeurtenissen uit de
Nederlandsche geschiedenis. Zij is een
dankbaar onderwerp voor den onder
wijzer die de gave van het vertellen
bezit, en die verhalen kan hoe de twee
Dordrechtenaren, tot eer en aanzien
gekomen als vertegenwoordigers der
burgerij, in het rampjaar 1672 van hun
macht werden beroofd en tenslotte op
den zosten Augustus vermoord door
het gepeupel, op de beschuldiging, het
land weerloos te hebben gelaten tegen
de dreiging der Fransche troepen.
De moord op de De Witten heeft in
het rampjaar zélf ontzaglijke beroering
verwekt. Een stroom van pamfletten
verscheen, waarvan de meesten zich
in felle bewoordingen tegen de beide
gebroeders uitlieten. Wij vragen thans
aandacht voor een van de verbitterdste
geschriften tegen Jan en Kees", een
waar voorbeeld van
zeventiendeeeuwsch sadisme, geheeten De Hel in
Roeren, ofte de Verslaagentheydt en
schrick van de onderaardsche Geesten op
de Aenkomst van de twee
geanatomiseerde Hollandsche Princen Alias Jan
en Kees de Wit. Gedruckt tot Brebeytel,
By Johan Met-worst in 't
Slenderhinckes-steeghje, Anno 1672.
DIANA, de godin van de maan, is
het eerste wezen dat ten tooneele
wordt gevoerd. Zij staat op het punt,
naar den hemel terug te gaan, als zij
een Vulnis-kar opmerkt, die in 't
zwart vertogen was en voort wordt
getrocken van twee witte Paerden. De
voerman rookte een Pypje
Virginistabacq. De nieuwsgierige Diana vroeg,
wie erwel in dien merkwaardigenwagen
zat, die inmiddels bij den ouden Veer
man Karon was aangekomen. Dat wa
ren de twee gebroeders De Witt, ver
haalde een der duivels. De Hollanders
hadden deze Monsieurs ontsielt ende
haer gochel-goetje afgesneden : te weten,
ooren, neuse, teenen, vingers etc., en het
ingewant uyt hun boesemen geruckt,
het een verkocht en 't andere na een
vreemt gewest gesonden.
De stoet arriveerde bij Lucifer in
hoogsteigen persoon.
Deze las een lange introductie voor,
die de Witten bij zich hadden en die
eindigde met de erkenning dat zij Ne
derland verkocht hadden aan koning
Lodewijk:
Ons val scheen bijnae voor de handt,
Dies wij verkochten Louwijs 't Landt,
En eer men 't heel gelevert hadt,
Soo wierden wy by 't hooft gevat,
En zijn tot Huspot neer geknot,
Den Hemel-deur sloegh in de slot,
Toen wij daer meenden in te gaen :
Ay neemt ons hier voor dienaers aen!
Als antwoord ontbrandde een strijd
van de vereenigde duivels tegen de
twee arme gebroeders. Ze werden eerst
met nieskruit beschoten. Een Duyvel
die een prik had van een zwavelstok daer
in plaets van een yser de baert van een
Garnael aen was, trat toe, ende reecher
de Monsieurs midden mee aen, en dat
gaet wel", sprak de Sergeant, en gooyde
van drie Rogge-staerten haer met elck
een door 't middel van haer
Adderstonge; dat is ook een goeje", riep een
Cornet die op een Esel quam rijden. Dit
seggende, sloeghse met syn Pistool beyde
voor haer snavel, dat se om quartier
begonden te roepen. Een andere duivel
gaf hun soo een muyl-peer, dat haer de
lappen om de ooren vlogen. Daarop nam
de Corporael beyde Monsieurs, en
smeetse door de Poort deur in de Hel,
op een vuylnis-kar, dat'er beyde het hart
in 't lijf kraeckte. Door kittelen werden
ze weer tot bezinning gebracht. Men
gooide hen toen een ijzeren keten om
den hals. Een duyvel die in een Pothuys
sat te schoenlappen, kwam aanloopen
met een bak vol spijkertjes, en sette'er
dese Monsieurs een party van op haer
naeckte Ribben. Een van den Assisten
ten stach' er den brandt in : dus begon
den dese Monsieurs de duytse Mars te
dansen otse beseten waren. Toen werd
hun een gat in de Harssenen geslagen
en werden zij met bijtende kalck over
goten. Garetwuynder Duyvels sloegen
hun nog met platte klophaemers op
haer kop. Enzoovoort.
OM niet al te eentonig te worden,
zullen wij het relaas van de mar
telingen, die onze
zeventiende-eeuwsche voorvaderen uitgedacht hebben,
stoppen. Vermelden wij nog slechts den
triomfantelijken slotzang, waar de
schrijver de duivels mee laat besluiten:
Sy hebben Nassaus glants onttoogen,
En d'Onderdaen door list bedrogen,
Haer bloedt gezoogen, en haer geldt
Gestoolen, en dat wegh gesonden,
En sochten boven Duyvels vonden,
Te lev'ren hun in Frans gewelf.
Beuck, slae, dat haer de Nickers
schenden,
De lappen zulwe Pluto senden,
En Luciphar het hart en ziel:
Wie sal dees honden oyt beklagen,
Die Weeuw noch Weezen noyt ontsagen,
Noch 't Moort-geschrey op Landt of Kiel?
l
Uitgaande van het inzicht dat het algemeen beschaafd
Nederlandsch als iedere andere taal woorden en
zegswijzen bevat die een groot deel des volks onbekend
zijn, heeft de schrijver van het onderstaande verhaal, zelf
Neerlandicus, gepoogd den lezer op beminnelijke wijze aan
te toonen hoe slecht hij zijn moedertaal tot in finesses kent.
De vreemde woorden die hij bezigt, kan men naslaan in
ieder beknopt woordenboek der Nederlandsche Taal.
H'
jfiiiiiiiiiiiiiiiitiiifiiniiiuNiHniiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMuuiiiiiiiii]
ET was een gadeloos fraaie dag
van leuzig, doorheet weer, de
dagtoorts stond hoog aan het uit
spansel en de wind was niet
aanlandig meer, toen mijn oom mij
uitnoodigde voor een fietstochtje. Het
leed niet lang of wij gingen bereids een
knijp binnen om een frissche teug te
nemen. Wij zetten ons dat leek ons
een inmooie zeet op de rijkel in de
arkel en bestelden wat bleekerd en aal.
Wij bemerkten een heele drommel
volks in de gelagkamer aan een
brasmaal. Afgezonderd daarvan zat een
ongunstig uitziende bochelaar, in een
bolkvanger en met everlasten schoenen
uitgedost, te feziken met een ijdele
dant. De man, een echte kalis en naar
zijn praten te oordeelen een druil
bovendien, zat daar meer dan n
graantje te pikken en scheen behoorlijk
aan de flep te wezen. Toen hij zoo
druk in besprek was met die vrouw
ook lang geen kniesster ! beging ik
een bévue en glimlachte om hem.
Dan, hij zag het, keek ons heilig aan
en scheen op ons te willen losstormen,
de bokkenees ! Ik grijzelde en zat te
lillebeenen; er liep een ril over mijn
lichaam, ik kreeg de daver op het lijf.
Maar mijn oom, die zich katoen hield
en hem trankiel aanzag, kalmeerde
mij en toen veegde ik er mijn botten
aan, temeer daar er eenige piotten
binnenstapten, die juist van Zoutte
kwamen. Wij lieten hem den rug zien
en schoven voor de glazen. Het was
een inmooi uitzien; in de verte onder
scheidden wij duidelijk de dobbe op
de kwelders. Vlak vóór ons trok telkens
weer andersoortig gevederte, dat zich
door de daar geplaatste molik niet
beinimiiiiiiiiiiiiHiiiiiuiiiiMiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii',
Charivaria
Verrassende mededeelingen
Vele groote-stadsbewoners zullen,
evenals wij, hun eerste levensjaren
gesleten hebben in een dierentuin".
(H.)
,,De Nederlandsche marine-uniform,
gedragen door den commandant van
de Marine, wordt moedig geschraagd
door den gouden kraag van den
overste". (T.)
Paindeluxe-brood
De magnetische hamertjes klopten
in monotone eentonigheid".
(Radio-gids)
Dit is niet met stellige zekerheid
concreet te bewijzen". (I.ib. Wbl.)
Op de glibberige paden
,,\\ ij hebben de meerkoeten zoo de
hand boven het hoofd gehouden, dat
alle binnenwaters er mee vergiftigd
zijn". (M. O.-hl.)
,,ln 1938 heeft hij de eerste poging
gedaan om aan het proces van
intering en uitholling een halt toe te
roepen". (K.)
Dat lastige Hollandsen
De eenheid en de vaderlandsliefde
zijn als peiler onverzwakt blijven be
staan, terwijl de andere peiler ver
zwakt is". (K,)
Het zijn geëikte termen". (II. !>.)
Velen werden tot boetes veroor
deeld". (T.)
Het is moeilijk een einde te maken
aan gewoontes". (H.)
Ons geheugenstreepje
Ik heb het mijn plicht geacht u
met de resultaten op de hoogte te
moeten brengen".
(??«/>?>. Residi'iitiemkcst)
Het departement heeft zich be
reid verklaard een onderzoek te
willen instellen". (K.)
Wij hopen in staat te zijn een
interim-dividend te --- kunnen
declareeren". (Bo«ota)
Cosy Corner
De politie heeft een tweetal
wasfiguren in beslag genomen".
(E. ,1. 11.)
Dit zal als regel niet mogelijk
zijn". (T.)
De zaal was in voor een buiten
sporig onamusant programma". (7.)
O, zei de ingenieur laconiek, we
maken die stalen stukken ergens
anders en laten ze in 't water zakken.
Ja, of het lueifersdoosjes waren!".
(H. l'.)
Maar lucifersdoosjes in 't water
laten zakken is ook nog zoo gemak
kelijk niet.
kwestie
, .As-klanken over
Palestina". (T.)
Met eis-klanken, waarschijnlijk.
Te (ilasgow zijn twee treinen op
elkaar in gereden. Verscheiden wagens
kwamen recht overeind te staan".
(T.)
Gelukkig.
sjoechelen liet, onzen aandacht.
Dompelaar noch adebaar waren afwezend,
schuins boven ons lachte een
kappertje in een kouw en achter de
glinting gabberde een smullige kalkoen
in de flodder; wij betreurden het
slechts, dat de kieften zoo bal waren.
Ook het gebloemte in de gaarde was
bezienswaardig; een beknopte
rhododendron stond bij luttele borders met
pensees te prijk en even later
ontwaardden wij keule, buntgras zowel
als draverik en kladdebos. Dan, de
beteuniën vielen niet te roemen; er
zat wis weinig dong in de grond.
Het werd al later en wij maakten
ons weer op. De mismaakte baai
vanger trachtte juist den kastelein een
bottel gerstebier af te troggelen, maar
hij moest op zijn duim fluiten en wij
vervolgden onzen uitstap. Wij
dreutelden een korte wijl om het
hemelschrift van een aëroplaan te ont
cijferen en juist toen wij de hoeve van
mijn ooms pachter naderden, speurde
ik pijn in de wade en in de braai. Het
was vreeselijk heet; ik moest het
zweet telkens van mijn domig voor
hoofd doppen en buitendien begon
mijn beer te dansen. Wij hadden de
bongerd nog niet bereikt of ik had al
een geblutste aagt gesnaaid, zo'n
bommerd !
DRA traden wij onder de euzie naar
binnen en werden lang niet
koudjes ontvangen. De landman, wiens
goedige wezenstrek mij trof, droeg een
diemiten hemdrok, zijn vrouw een
kaskien van dierkoop weefsel. Hun
kroost baljaarde onder den balkerd en
alle kinderen waren van n deeg;
behalve n, een ajuin, een ware
jorden een gespeel trouwens van de
nageburen die een blikken gamel
met blutsen en schaarden probeerde
te bosseleeren, terwijl een ander
van wien ik later vernam, dat hij
gaarne de bink stak zoowaar met
een drevel een taats in een zettol zat
te neten. Het in bunsels gebusselde
nestkuiken" (zooals de vrouw boertig
en eigenaardig haar jongste betittelde)
werd door de maagd gedoldijnd.
De boer zette ons al gauw een
laafdrank voor geen bier, daar hij de
deuvik niet uit het zwikgat kon
krijgen en een gapsvol
lambertsnoten (die mijn gagel dapper pijn
deden !) en tenslotte stopten wij onze
smuigertjes met Amersf oorder en
strippeling. Daarna moest het beestiaal in
de bilk gemonsterd worden; den
belderom en een blarende beite vond ik
wel het fraaist. Daar de bol in de boes
en de brandvos (het arme dier werd
door een blindaas gekweld) in den
potstal stond, begaven wij ons naar de
boerderij weer. Wij verorberden nog
wat kropbrood (uit den donk) en
moesten toen ??? mijn oom had een
drangreden de terugtocht aan
vaarden met de belofte om de toe
komende week nog eens te komen
kortavonden.
H. L. BEZOEN
Ingezonden en niet geplaatste copy
wordt slechts geretourneerd indien
voorzien van gefrankeerde envelop
met naam en adres van den afzender
De red.
PAG. 15 DE GROENE No. 3236