Historisch Archief 1877-1940
ALS Josepha om 5 uur wakker wordt,
weet zij direct, dat dit een goede
dag is, een dag van feestelijk blauw boven
het eeuwige wit van haar gebied. De oude
man ligt nog te snurken op de reus
achtige steenen kachel. Hij heeft gisteren
weer te veel gedronken. Zijn witte
krullen plakken als een ouderwetsche
pruik tegen de zweeterige rimpels van
zijn kop. Een draadje kwijl rekt zich
uit zijn mondhoek. Het stinkt hier in
de gelagkamer naar rook, zweet, dieren,
eikenhout en knoflook. Josepha loopt
in haar wijde, gestreepte onderrok naar de deur
en staat dan te knipperen tegen het stralend
ochtendlicht. Er is weer versche sneeuw gevallen.
De ploeg is er nog niet door geweest, de sporen van
gisteren zijn verdwenen. Josepha loopt op haar
groote, bloote voeten de trap af. Zij is al gewend
aan de plotselinge kou van de sneeuw. Vader
heeft zich er al dikwijls over geërgerd: Je verzoekt
God".... Hij haalt overal God maar bij. Laat hij zich
liever wasschen en minder zuipen. God let alleen
op mijn ziel," schreeuwt hij, en die is schoon, dat
kan ik je verzekeren. Ik wasch haar dikwijls in
zuivere alcohol," en hij giert het uit en stampt
met zijn bespijkerde zool hard op de houten
vloerbalken. Hij is drie en tachtig, doof als een kwartel
en hij mist een been. Josepha vergeeft hem veel
terwille van dit eene been. Hij is vroeger voorwerker
geweest bij de wegploeg van de San Bernardino,
maar een wegwerker drinkt niet en zeker niet, als
hij ook nog als gids moet optreden. Het is dan ook
zijn eigen schuld, dat hij nu thuis moet zitten bij de
kachel en leven moet van zijn herinnering en van
de verhalen der reizigers, die soms op de pashoogte
komen rusten. Josepha doet de gewone dingen van
iederen morgen. Zij zingt, terwijl zij zich wascht
in het ijskoude sneeuwwater. Dan draait ze haar
zware vlecht tweemaal om het hoofd en kijkt ijdel
in den spiegel. Ze rekt zich uit, Josepha, zooals alleen
een vrouw voor den spiegel zich uit kan rekken. Dan
gaat ze den ouden man wakker schudden. Dat is
'niet zoo eenvoudig; zijn zware lijf valt haast van de
kachel, voor hij eindelijk zachter gaat snurken en
met een lange, piepende zucht zijn eerste vloek zegt.
Ze neemt het brood en de kaas en maakt het eten
voor zich en den oude,die langzaam overeind komt.
Doe je schoenen aan," bromt ie, je krijgt buik
loop, als je niet oppast." Er is vannacht een halve
meter sneeuw gevallen," zegt Josepha, er zal wel
niemand langs komen." Hij blaast een zware wolk
rook uit en sabbelt met zijn tandenlooze mond aan
de kaas. Zijn roode oogen dwalen onrustig door de
kamer, tot hij de flesch ontdekt in de vensterbank.
Josepha," zanikt hij plotseling kinderachtig. Maar
nu is Josepha aan de beurt om te vloeken. Eerst je
brood," zegt ze hard en ze staat op, om de flesch
in de kast te sluiten. Hij mort nog wat na: God zal
het kind straffen, dat ongehoorzaam is." Even
later klinken de zware stappen van de kerels van
de sneeuwploeg in het gangetje. Bona sera." Het
zijn groote, zwarte schimmen, lang en schonkig.
Ze dragen donkere brillen. De huid van hun ge
zicht is geschilferd. Josepha schenkt zwijgend
zwarte koffie in. Ze springen met een forsche zwaai
op de kachel en laten hun beenen bengelen. Af en
toe valt er een plak sneeuw van hun schoenen.
Over een uur zitten we er weer in," voorspellen
ze, er is geen doorkomen aan." Josepha voelt haar
goede bui verdwijnen. Het is ook niet leuk voor een
jonge, mooie vrouw, de heele dag alleen te moeten
zijn met een dooven dronkenlap. Komen jullie nog
terug?" vraagt ze. De kerels knoopen hun jassen
alweer dicht en stoppen een pijp. Ze schudden het
hoofd. De eerste week krijgen we de weg niet meer
vrij," zegt de jongste, je zult het met den oude
moeten doen, Josepha." Zij antwoordt niet. Martin
heeft haar al twee maal ten huwelijk gevraagd, maar
zij wil niet. Hij is te boersch.
Nu staat de heele lange dag voor de deur, waarin
zij slechts afleiding kan vinden bij de weinige
bezigheden van haar huishouden. Er is een onte
vreden wrok in haar over haar eenzaam lot, dat
haar bindt aan een ouden, onmachtigen vent.
Om tien uur waart de nevel alweer om het huis
en geluidloos valt de sneeuw op de breede venster
banken en tegen de beslagen ruiten. Josepha steekt
de lamp aan en gaat borduren. De oude heeft zich
omlaag gewurmd en scharrelt morrend door de
kamer, op zoek naar zijn flesch. Als Josepha's ge
dachten allang weggedwaald zijn naar groene weiden
UW FAMILIEWAPEN opgespoord en prachtig ge
schilderd in maat naar keus f 13.50. Beschikken
nu over meer dan een half millioen gegevens.
Vraagt eens vrijblijvend aan. Zegelringen,
stamEen verhaal voor De Groene van Willy C. van Hemert
boomen etc.
Heraldisch Genealogisch Bureau De Banier,
Zeer billijk. Oranje Nassaülaan 87, Overveen
JU"
en wuivende bloemenvelden, die zij op het kleed in
borduursel tracht uit te drukken, blijft haar naald ste
ken. Zij luistert. Buiten zingt met het luide gezoem
van de eerste versnelling een motor. Of hoort ze
verkeerd? Het is stil. Er ritselt wat water door de
goten. Dan klapt een portier dicht en even later
stampen voeten de sneeuw af voor de deur.
HIJ staat in de opening. Hij heeft een lange
regenjas aan, waar een wijde pofbroek nog
juist onderuit komt. Good afternoon," zegt hij.
Hij zet een stoel bij de kachel en trekt zijn jas uit.
De oude strompelt naar hem toe, en wijst naar bui
ten, no good the weather," schreeuwt hij,
dangerous!!" De vreemde glimlacht en haalt de schouders
op. Hij kijkt verstrooid naar Josepha, die kennelijk
verlegen wordt, als haar vader zijn talenkennis wil
luchten. De oude man is erbij gaan zitten. ,,You are
Englishman?" Ham and eggs, some tea," zegt
de vreemde tegen Josepha. Zij verstaat het niet en
geeft hem maar vast koffie, die hij haastig op
drinkt. Bij de trap staat een kleine wagen in de
sneeuw als een locomotief te dampen. Het spoor
is al bijna weer dicht gesneeuwd, en dat is maar
goed ook, want het is een vreemd spoor, dat vlak
langs de afgronden loopt. Josepha heeft nog nooit
zoo'n kleine auto gezien. Zij kijkt nieuwsgierig
naar binnen, als zij de koffer komt halen. Er ligt
een kaart van Zwitserland in, een Baedeker, eïn
plaid. Op het dashboard is de foto van een meisje
geplakt. Josepha zou geen vrouw zijn, als zij het
niet goed bekeek. Marion", staat er onder ge
schreven, een vreemde naam. Ze schrikt, als de
man achter haar staat. Hij lacht, too heavy," zegt
hij en draagt zijn koffer de trap op. 's Avonds eet
hij risotto met Josepha en den ouden man. Josepha
schaamt zich, dat haar vader slurpt. Ook is hij
alweer dronken. Zij weet niet, waarom haar ge
dachten de heele dag om de wereld van dezen
vreemde zwerven. Engeland Wat is Engeland?
Blauwe en roode bloemen waarschijnlijk, en zwarte
koeien, dat weet zij. Waar moet hij slapen? Dit is
eigenlijk geen hotel, maar zij durft het hem niet te
zeggen. Zij zal zelf naast den ouden man gaan
liggen en hij moet dan maar in haar bed. Het is een
heele zorg. Josepha is er druk mee, terwijl de
vreemdeling aan de tafel de eene sigaret na de
andere zit te rooken. Zou hij morgen weer weg
gaan? En waarheen? Het autotje staat onder het
afdak tamelijk droog. Het is nu bijna
donker. Als Josepha uit het nauwe raam
de weg af kijkt tot de eerste serpentine,
ziet zij niets dan wit, een schitterend wit
veld met hier en daar de grauwe, korstige
onderbreking van een rotswand. Zij
gaat dan tegenover den Engelschman
aan tafel zitten. Het is heel stil, alleen
de oude man lurkt zeeferend aan
zijn pijp. Josepha's oogen dwalen on
rustig door de schemerige ruimte.
Plotseling, als twee zoeklichten, die
elkaar kruisen in de nachtlucht, en
elkaar niet meer verliezen, ontmoet zij de oogen
van den Engelschman. Josepha hoort haar hart
kloppen. Het is bijna als kortsluiting, maar het
duurt langer, veel langer, dan Josepha verdragen
kan. Zij probeert zich los te rukken, maar zoolang
deze stilte duurt, gaat het niet. Zij maakt een ge
baar naar buiten. To morrow," zegt hij, Venice".
Josepha schrikt. Zij denkt aan de gevaarlijke af
daling door wolken en sneeuw. De weg is smal, steil
en vol bochten en de sneeuwploeg komt niet. I
know the way," zegt hij lachend. Wil Josepha hem
vasthouden?.... Wil zij de schim van haar eenzaam
heid verjagen met dezen onbekenden man, met
wien zij niet praten kan, en van wien zij alleen weet,
dat hij moedige, jonge oogen heeft en sterke, bruine
handen. Wat wil zij, Josepha?
's Nachts, als ze naast den ouden man op de
kachel ligt in de drukkende warmte van de kleine
woonruimte, luistert zij slapeloos naar de verre
nachtgeluiden, een windvlaag, een knal van
losrakende massa's op een eenzame top, de roche
lende snork van den oude aan haar zijde, het
knetteren van een houtblok in het vuur. Zij laat
zich meevoeren door een glijdende waakdroom.
Soms voelt zij de warme hand van den onbekende
vast op haar borst liggen. Schijnbaar redeloos ver
snelt zich bijwijlen haar harteklop. Josepha kent de
bergen en de stilte, maar zij kent niet het jagen
van vreemde, roekelooze gedachten.... Zij heeft
dit nooit gehad. Wie is Marion? Gaat hij morgen
naar haar toe ? Morgen ....
De oude man draait zich onrustig om. Zijn heet
gezicht stinkt en breekt de gebondenheid van haar
mijmering.
j ET autotje staat snorrend en met kortademige
puf j es onder aan de trap. Het sneeuwt niet
meer, maar de blauwwitte mist drukt op de borst.
De bergen liggen erachter verstopt. De wereld is
begrensd door het huis en een klein wazig kringetje
rondom. ,,I know the fog", lacht hij, terwijl hij
gretig zijn koffie slurpt. Josepha probeert te lachen,
maar haar mond trekt sidderend door een ondefini
eerbaar heimwee. De oude man slaapt nog. De
vreemde volgt met zijn oogen Josepha's doen in de
kamer. Hij ziet haar nauwelijks beheerschte angst
voor de dag, misschien wel voor alle dagen, die in
de mist achter deze liggen.
Hij rukt overeind en knoopt zijn jas dicht. Josepha
staat daar en kan zich niet meer bewegen. Er is
een heet knijpen in haar keel. Hij steekt zijn hand
uit. Glad is die, zonder ringen, bruin met kleine
aartjes. Josepha legt de hare erin, die is hard en
klein. Zij kan hem niet aanzien. Er springt een
traan uit haar ooghoek; die gaat nu langzaam langs
haar neus glijden. Ziet hij het? ,,I will come back",
zegt hij. Josepha staat er nog, als het geraas van
de motor versterft. Toch volgen geen nieuwe tranen.
Als zij, wie zal zeggen na hoeveel tijd? een
verre, doffe knal hoort, is het of zij erop gewacht
heeft. Josepha slaat een doek om en loopt de trap af.
Het spoor is makkelijk te volgen. De koude mist
slaat tegen haar aan en maakt kleine druppeltjes
in haar haren. Zij loopt onhoorbaar, een klein
zwart eilandje in deze tijdlooze oneindigheid. Bij de
derde serpentine is het spoor zeer wijd en verstoven,
dan houdt het op. Josepha bedenkt zich niet lang.
De afgrond is steil en zij weet, wat klauteren is.
Haar voeten tasten op de uitstekende punten. Er
zijn geen gedachten meer in haar, alleen nog een
handelen en een drift om sneller te gaan. Zij ziet
niets daar beneden. Als haar voet uitglijdt en zij
plotseling het houvast mist, hangt zij als een
nuttelooze last in de leegte. Nutteloos, want wat zal
zij vinden beneden? En wat zal zij boven vinden in
de volgende dagen, jaren? Haar handen tintelen.
Een weldadige zwakte komt nu haar troosteloos
denken verwarmen, een slaap bijna.
Als haar handen los laten, weet zij, dat dit de
eenige weg is en zij denkt niet meer aan den ouden
man, die nu wel vloekend naar de flesch zal tasten.
H'
Restaurant DORRIUS
N.Z. Voorburgwal b.h. Spui, Amsterdam
PLATS DU JOUR EN A LA CARTE
PAG, 16 DE GROENE No. 3236