Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leven
Schilderkunst
JDe zingende zeerob
Albert Heiman
ALLE folkloristen, verzamelaars van volks
liedjes en klompendansen ten spijt, behoort
ons volk niet tot de zanglustige naties; het is daar
voor te weinig uitbundig en te weinig spontaan.
Een zeker gevoel van deftigheid, dat misschien wel
niets anders is dan verlegenheid om de roerselen
van het hart te tonen, is zelfs den ruigsten
sjappetouwer eigen, en snoert hem de keel toe, op het
moment dat bij anderen het lied juist in volle
natuurlijkheid losbreekt. Het enige lied dat de
laatste eeuwen werkelijk nog geleefd heeft in
Nederland, is het religieuze lied, en wel, omdat het
aan traditie gebonden is, en de lyriek daarin vol
komen is samengesmolten met de belijdenis, met
het moraliseren, en met een soort van vroom her
denken, dat zweemt naar epiek.
De radio heeft ook de laatste zingende werksters,
hoedsters van de populaire ballade, doen uit
sterven; het land is lawaaieriger maar liedlozer
geworden. Want wat in het cabaret geboren wordt,
sterft in de danszaal, de ziel der massa heeft daar
part noch deel aan. En op zee? Zo ergens nog ge
zongen werd, was het daar, waar de gemeenschap
zo klein was, dat de deftige terughoudendheid geen
zin meer had; waar tussen wateren en wind de mens
onbespied blijft voor wie zijn lotgenoot niet is, en
het onophoudelijk gevaar zijn leven zozeer maakt
tot een onophoudelijk wonder, dat ook bij de
onverschilligsten de ware vroomheid ontstaat die niet
meer vraagt of marchandeert, maar slechts be
wonderend aanbidt.
Nu is er een onoverbrugbare kloof tussen het
land en de zee, twee werelden, tussen de
teerders en de navigeerders. Maar, zoals Cats in
een van zijn verstandigste ogenblikken zei: Sanden
verlanden, Landen versanden," en er waait soms
iets over van dat zeemans-lied naar de huislui en
de stedelingen, al blijft de ware stemming, de ver
latenheid en 't heimwee naar de eeuwige, nog
ongepeilde zeeën onverstaan, gelijk niemand beter
uitgedrukt heeft dan de schipper uit de Spaanse
romance, die na zijn wonderlied gezongen te
hebben, dat de vogels in de ra's en de vissen aan
het oppervlak bracht, den nieuwsgierigen ruiter
toevoegt: Ik zal mijn lied slechts leren Aan wie
mee-vaart met mij". Je moet inderdaad in hetzelfde
schuitje gevaren hebben, om alles te kunnen
verstaan....
DE stomme Walrus die dus iets van den Zingenden
Zeerob wil leren, moet eerst het wonder van
de windstilte en het mirakel van golvengeweld leren
verstaan; hij moet weten wat deze bizondere ver
lorenheid is, waarin het zingen begint van een heim
wee dat verder dan alle kusten reikt, het ijlen van
de zeekoorts waarin elk opdoemend land ook
het vaderland een vaag-verdrongen angst wekt.
Het is niet genoeg alleen nieuwsgierig te zijn....
En daarom vrees ik dat de bundel zeemansliedjes
en verzen, rijmen, gezegden en rariteiten uit vele
eeuwen", die door Benjamin Cooper en J. W. F.
Werumeus Buning verzameld zijn in een smakelijk
boekje, getiteld: De Zingende Walvisch" i) toch
niet geheel die speciale mentaliteit blootlegt, welke
uitsluitend des zeemans is, en die door niemand
zo kernachtig geformuleerd is als door Van Ostayen
(die niet in de bundel voorkomt) in zijn verzen:
De zeeman hoort de Loreley,
Hij ziet op zijn horloge
En springt het water in".
Deze geest van pijnlijke nauwgezetheid en
op-dehoede-zijn, van observatie en bijna spottend
zichbewustblijven, eigenschappen die sterk bijge
dragen hebben tot de grootheid der Nederlandse
geschiedenis, is trouwens volkomen vreemd aan
de verzamelaars, die hun boekje vol storende oude
en nieuwe drukfouten gelaten hebben. Want het is
een even idiote humor als piëteit, om de stommi
teiten van een drukkersgezel uit de vorige eeuw
klakkeloos als poëtisch zeebanket over te nemen.
Doch tot deze opmerking en die, dat het boekje
nogal heterogeen is en Scheurleer's grote verzame
ling met heel wat meer profijt geraadpleegd had
kunnen worden, mag de kritiek zich bepalen.
NIET dat onze zeeman er als een engeltje van
afkomt. Hij is altijd een eigenwijs stuk vreten
geweest, met weinig waardering voor wat hem niet
in zijn keg te pas komt. Maar zelfs bij wat hij bot
afwijst, is hij een goed opmerker, die het po
tischetegen-wil-en-dank niet gans vermag terug te dringen,
zoals in die beschrijving van de bewoners van
WestGroenland :
Onmenschelijke menschen,
Soo dom gelijk het Vee.
Die geen Gods-dienst bewijzen
Als aan het grootste Licht.
Wanneer dat komt op-rijzen,
Soo staanse haar gezicht
En beyde handen hemel-waard,
En als dat gaat vertrekken,
Zoo zynze zeer bezwaart."
Is het niet verbazingwekkend, hoe weinig zijn
vooringenomenheid en zelfverzekerdheid hem be
letten een goed ontdekkingsreiziger te zijn? Ik ken
geen ontroerender beschrijving van wilden". En
wie een vreemde wereld zo weet te zien, moet ook
een zuivere blik op het eigene bezitten. Achter alle
frases van met lusten zeylen Al nae vrou Venus
strant", staat de zeer reële, zeer tastbare liefde, die
altijd vlucht, die de vervulling slechts ziet als een
voorbijgaan; omdat de eeuwigheidsbehoefte, dooi
alle lust gewekt, onherroepelijk terugvoert naar de
zee, de eeuwige. De nostalgie naar een vrouw is
verbloemde nostalgie naar de zee; als in dat zeer
volkse, maar zeer zuivere rijm: Als ik op
stuurwacht sta En vaar naar vreemde kusten, Kijk ik op
het kompas En zie uw schone busten." Dat is ook
heel duidelijk uitgesproken door een paar van onze
hedendaagse dichters, die het thema van de zee
hebben verstaan. Zooals Den Doolaard in zijn
Ballade Kapitein, gooi los die tros", en zuiverder
nog door Slauerhoff, die niet voor niets degene is,
die met de meeste verzen hier vertegenwoordigd
staat. Geslingerd tussen land en zee, was hij degene
die geroepen scheen tot bemiddelen; hij heeft daarbij
enkele dingen gezegd die nog nooit uitgesproken
waren in de landrottige letterkunde van ons zee
varend volk. Zoals die identiteit van schip en
vrouw in William en zijn beide Irene's", die
typische zeemans-grimmigheid in zijn Brief in een
fles gevonden." En hoe goed heeft hij de dichterlijke
volkstoon niet benaderd in zijn Donkeyman",
veel beter dan Werumeus Buning in de met mooie
taalschatten opgesmukte, maar niettemin gefor
ceerde ballade van Kapitein Jan van Oordt."
Liefde en bewondering kunnen zelden
onvergezeld blijven van haat en verguizing. Vandaar dat
onze zingende Zeerob een meester is in het kankeren
onfeilbaar gezondheidsteken en in het maken
van schimpdichten, meestal ontstaan in een tijd
toen men nog wist wat vrijheid van taal en opinie
was. Voor huidige ministers die daaraan zouden
willen tornen, is het raadzaam eens over te lezen,
hoe de vroede mannen van een veel betere tijd zulke
patres patriae als de voorname Cornelis Hartigsveld
of Lucas de Veth uitgeleide deden, en te bedenken
dat op den duur vrijpostig schrijven minder hard is
dan smalend fluisteren....
BIJ lange vrachtvaart en met bier besprenkelde
fcezoeken in 't vooronder, heb ik ontdekt dat
op de schepen ook nu nog meer gedicht wordt dan
men zou vermoeden. De zee geeft rust voor zoete
rijmen, en een zin voor zachte maatgang. Wat
ontstaat men krijgt het als niet-deelgenoot
slechts met de grootste moeite te zien is simpele
lyriek, van een heel eigenaardige filosofie doordrenkt.
Het horloge van Van Ostayen's zeeman levert de
sleutel daarvan. De overweldiging der emotie, ge
temperd door bedachtzaamheid; omringd te wezen
door het wonder, en toch nooit uit het oog te ver
liezen op welke lengte en welke breedte men zich
bevindt; de sterren te zien als ogen, die niet het
fatum, maar wel de richting beïnvloeden; aan tijd te
denken, temidden van de eeuwigheid; zekerheid
onder je te voelen, temidden van het onophoudelijk
avontuur. Beweeglijk in het onbeweeglijke", zoals
het bij Jules Verne's kapitein Nemo heette, en bij de
walvis-jagers van Moby Dick", bij Conrad en bij
Masefield in soortgelijke formulering.
En misschien is daarom de Wal-rus tegenwoordig
met stomheid geslagen. Er gebeurt aan de wal
weinig dat je plotseling uit alle zekerheden rukt, en
je temidden van het volkomen beweeglijke plaatst,
zoals een schip dat fier de haven verlaat en volle zee
kiest, ongeacht het weerbericht.... Poëzie is onaf
scheidelijk van avontuur, van het grote risico der
ziel. Ze is de prijs der onverschrokkenen, ook in haar
meest volkse vorm. De laffen hebben geen lied, al
schrijven de meeste ook verzen. Want de Muze laat
zich door iedereen vrijen, maar geeft zich alleen
aan haar ridders en haar Argonauten.
i) Uitgave H. Meulenhoff, Amsterdam z. j.
Oude kunst
o
HET thema van de New Yorksche Wereldten
toonstelling is De Wereld van Morgen" en
in een wereld van morgen hoort die oude rommel
niet thuis l" heeft Grover Whalen, President van
de World's Fair verklaard toen hem voorgesteld
werd een paviljoen voor de oude kunst te doen
bouwen. Het is niet bekend wat hem van meening
heeft doen veranderen. De
Meesterwerken-vanOude-Kunst-Tentoonstelling" op de World's Fair is
echter tot stand gekomen, zij het dan ook geheel
voor rekening van particulieren en buiten bezwaar
van Mr. Grover Whalen's schatkist.
Vierhonderd-en-vijftig werken van Europeesche
kunst van de I4de eeuw tot 1800 vormen de grootste
expositie van dezen aard die sinds de
HudsonFulton-Celebration in 1909 in Amerika vertoond is.
Terwijl deze laatste expositie geheel aan Hollandsche
kunst gewijd was, heeft de tegenwoordige geen
bepaald thema. Italiaansche, Fransche, Duitsche,
Spaansche, Zuid- en Noord-Nederlandsche meesters
zijn er vertegenwoordigd. Verreweg het meeste komt
uit Amerikaansche collecties en maakt deze tentoon
stelling voor den niet-Amerikaanschen bezoeker
bijzonder interessant. Onder de ruim dertig schil
derijen uit Europeesche collecties staat Holland,
zoowel wat het aantal als wat de kwaliteit betreft,
op den eersten plaats. Vermeer's Melkmeisje",
Jacob Ruysdael's Gezicht op Haarlem" en Nicolaes
Maes' Spinnend Vrouwtje" uit het Rijksmuseum
tellen tot de glansstukken van deze tentoonstel
ling.
p EMBRANDT heeft er een zaal voor zichzelf.
|\ De prachtige Vaandeldrager" uit de ver
zameling Jules Bache, New York, en het late Zelf
portret" uit de Collectie-Mellon, Washington, zijn,
bij wijze van spreken, alleen al een reis naar New
York waard. Ruim een tiental Rembrandt's zal de
Europeesche bezoeker slechts uit boeken kennen en
hier voor het eerst in levenden lijve" zien. Andere
weer zal hij als oude kennissen begroeten, zoo de
groote Juno" die in Amsterdam door de Firma
D. Katz tentoongesteld werd en hier als anonieme
inzending" vermeld staat. Ook het Portret van
Petronella Buys, den Amsterdammer van de ten
toonstelling der Firma Katz in Arti et Amicitiae"
bekend, is een anonieme inzending" op de World's
Fair, waar principieel geen schilderijen uit den
kunsthandel toegelaten werden. In dezelfde zaal
hangt tenslotte Rembrandt's Portret van Maarten
Looten", onlangs in Amsterdam uit de
nalatenOUDE EN NIEUWE KUNST
(Adv.)
Tl KOT l N
DEN HAAS - NASSAUPUEIN 6
EASTERN ART
PAG. 10 EN II DE GROENE NO. 3238