Historisch Archief 1877-1940
'? (.19*
Volksdansen in het hooge Noorden
Indrukken van het internationale volksdanscongres te Stockholm
HET is geen wonder, dat juist in de
Scandinavische landen de volks
dans, gepaard aan den volkszang, kan
bogen op een welhaast tien eeuwen
oude traditie, welker vitaliteit nimmer
inzinkingen heeft vertoond: de korte
zomer, gekocht tegen den hoogen
prijs van negen barre wintermaanden,
schept als reactie een zóó intense levens
vreugde, dat uitingen in den vorm
van zang en dans voor de hand liggen.
De geheele Zweedsche lyrische
poëzie trouwens getuigt van de ver
heerlijking, die in het Noorden den
zomer ten deel valt: nauwelijks n
dichter, hij moge zoo a- of
antiromantisch zijn als men wil, die ten
minste niet eenige strophen gewijd heeft
aan groenende berkenboomen, weder
tot leven geroepen beeken, of de
mysterieuze witte nachten" van om
streeks midzomer.
Men behoeft overigens geen papieren
getuigen, om een levendigen indruk
te verkrijgen van de vroolijke zorge
loosheid, van den roes bijna van
zomervreugde, die zich onweerstaanbaar aan
een ieder schijnt mede te deelen. Van
alle zijden wordt men gegroet met een
amicaal armgebaar, dat een klap op
den schouder zou zijn, als de afstand
niet te groot was: de maaiers op de
weiden langs den weg groeten zoo, en
de waardige grijze bedelaar, die zijn
klanten afwacht in de schaduw van
een benzinepomp, en de in kleine clubs
er op uit trekkende meisjes, gekleed
in shorts, tennisschoenen en een
kleurigen zakdoek (zonder dat n
veldwachter er zich druk over maakt),
en de jongens, die, met evenveel zorg
voor hun toilet als in de kali stoeiende
Indische katjoengs, zich liggen te
zonnen op het strand van een meertje,
dat langs zijn oevers waterlelies draagt
met de kleur van Noiset-rozen. En zelfs
de kampeerders, die zich langs een wel
niet zeer steile, maar toch rg lange hel
ling hijgend naar boven werken op fiet
sen, die kreunen onder den last van tent
en grondzeilen, dekens, pannen en rug
zakken, en die wij met den onsportieven
voorsprong van een paar
benzineP.K.'s voorbij schieten, vinden de
kracht tot een joyeuzen groet.
WANNEER in den aanhef
ge_ sproken werd van een tien
eeuwen oude traditie van den
Scandinavischen volksdans, is deze waarde
geenszins gemakkelijkheidshalve naar
boven afgerond: alles duidt er op, dat
vele volksdansen, die heden nog levend
cultuurbezit zijn, een stamboom heb
ben, die vér in heidenschen tijd
terugreikt, juist zooals dat met tal van ge
bruiken van Kerstmis, Paschen en
andere feestdagen het geval is. Ver
schillende der vrome monniken, die
zich beijverden, het hooge Noorden te
kerstenen, waren maar matig enthou
siast over dat zoo heidens aandoende
zingen en springen, en verboden choros
secularium, cantica puellarum,
balationes et saltationes" in elk geval op
de ruimte rondom de pas gebouwde
kerk, welke plaats de zoo pas bekeerde
Germanenzonen (én dochteren) in
alle onschuld voor hun vreugde
uitingen hadden uitgekozen.
Het leven was ook hier evenwel
sterker dan de leer, en de volksdans
bleef in leven. Uit den aard der zaak
echter gingen die tien eeuwen daaraan
niet ongemerkt voorbij: het verband
tusschen den dans zelve, vermoedelijk
een voortzetting van nog weer oudere
handwerksspelen, en den
bijbehoorenden zang, reeds in voorhistorische
tijden ontstaan uit herdersroepen, na
bootsingen van dierengeluiden en zoo
vele andere elementen, werd nauwer
en groeide tot de twee-eenheid van den
ringdans, waarin veelal nog de
dagelijksche bezigheden gestyleerd werden
voorgesteld, om verder te evolueeren
tot het dansspel, waarin dappere
strijders verheerlijkt of de liefde be
zongen en uitgebeeld werd. Gelijken
tred met de stijging der dramatische
expressie, hield de beteekenis van het
gezongen woord, dat, aanvankelijk
ten eenen male ondergeschikt aan de
melodie, een volwaardige plaats begon
in te nemen, en zelfs ruimte liet aan
een soort naïeve intrigue, die op haar
beurt medebracht, dat het dansspel
een voor- en een na-dans kreeg en
daartusschen de afwisseling van lang
zame en meer geanimeerde (tot niet
onaanzienlijk wilde) reidansen.
OVER dit alles, en over de func
tie, die de muziekinstrumenten
gingen vervullen, toen zij den zang
kwamen ondersteunen, en over de
choreografische elementen van vreem
den bodem, die de Zweedsche volks
dans in zijn lange ontwikkeling assi
mileerde , zijn vele dikke boeken
volgeschreven en ook op het congres
(die eer moest men het wel aandoen !)
werd zwaar over deze en dergelijke
onderwerpen getheoretiseerd, doch de
algemeene belangstelling ging toch in
elk geval onmiskenbaar uit naar de
praktijk.
Want al was dan de opkomst van
buitenlandsche groepen geringer, dan
men aanvankelijk meende te mogen
verwachten (zie Dantzig), tegen het
uur, waarop de groote demonstraties
zouden aanvangen, was de geheele
Strandweg n kronkelende slang van
voetgangers, auto's en uitpuilende
trams, die zich naar Djurgarden be
gaven. Naar Djurgarden, dat eiland
in Stockholms onmiddellijke omgeving,
waarvan Skansen, het bekende folklo
ristische openluchtmuseum en het
demonstratieterein van het congres,
het centrum vormt en dat verder met
zijn musea, lunaparken, rustige en
uitbundige restaurants, tentoonstel
lingen, yachtclubs, theaters en lest
best ongeschonden stukken natuur,
waar men in maanlichte nachten
zoowaar nog een wilden vos kan
tegenkomen, zulk een prettige synthese
vormt van alles, wat den mensen bij
tijd en wijle aan verstrooiing kan
behoeven.
Binnen deze entourage dan vond het
congres zijn culminatiepunt. Wij hoor
den er vroolijke, uitbundige en wee
moedige melodieën, gezongen door
jeugdige kelen, getokkeld op onwaar
schijnlijke snaarinstrumenten, ge
nsinueerd door pessimistische doedel
zakken, of de wereld ingeslingerd door
brutale trompetten en waldhoorns. Wij
zagen er simpele boerendansen, niet
zeer kunstvol, doch treffend door hun
trouwhartigen eenvoud en ondanks
alles meesleepend door hun onwrikbare
cadans, maar ook: ingewikkelde
ringdansen, gecompliceerd als een menuet,
expressief als een zeer goed gespeelde
pantomime en kennelijk van de uit
voerenden de training eischend, die
een goede revuegirl heeft doorgemaakt.
En dit alles in een kleurendwarreling
van nationale costumes: rijk-geplooide
groene rokken, afgezet met
signaalroode banden en gedragen onder witte
schortjes, plechtige gekleede jassen",
waarvan de slippen in de lucht dwar
relen boven gele, crème en bruine
leeren broeken, onder de knie dicht
gesnoerd door een dik koord, waaraan
frivole kwastjes wapperen, glanzende
zwarte laarzen, grappige hooge
puntmutsjes van rood fluweel, bekroond
door een pluizige bal, blauwe kielen
a la Tolstoi, lange witte mantels, om
zoomd door breede, zwarte banden.
En hoewel onze camera elke minuut
eenige malen klikte, was het toch nog
slechts een schamel deel van den
rijkdom, dat kon worden vastgelegd.
De apotheose, toen vele enthousiast
geworden kijkers het genotene zelve
in praktijk wilden gaan brengen, was
zelfs in het geheel niet te vereeuwigen.
Want men kan er misschien ongevoelig
voor zijn, onder het ongetwijfeld wel
willende, maar toch onmiskenbaar ge
amuseerde oog van duizenden, op een
wijze, die meer goed bedoeld, dan
elegant is, de dansbewegingen na te
bootsen, die straks nog zoo simpel
leken, het is iets anders, deze onver
schilligheid vol te houden voor het in
het schemerduister strak starende oog
eener camera op de perstribune, met
alle risico, den volgenden morgen (en
de dingen zijn 's ochtends zoo
onmeedoogend fantasieloos) in een alle
prestige ondermijnende houding in het
ochtendblad te paradeeren.
Om daaraan bijtijds te kunnen
denken, is m:n een zoogenaamde
stijve Zweed".
Ir. B. SWANENBURG
Boven v. l. n. r.: Het feest in vo/len
gang; een Varmlandsche dans die
ocrobatische talenten eischt; de ossendans".
Onder v. I. n. r. : ,,Kom/dsommar", het
feest waarbij de faoeren met hun vee
naarde dorpen trekken; congresgangers
op weg naar Skansen; ,.Fjallnasf>o!ska",
een simpele groepsdans in 3/4 maat,
onder Poolschen invloed in de 17e eeuw
ontstaan.
.
PAG. 15 DE GROENE No. 3244