Historisch Archief 1877-1940
Dokters, patiënten en centen
Iets over het moeilijke huisartsenvraagstuk
MET de vraag omtrent de doktersrekening en
de ziekenfondsen staat het zoo," zei onze
huisdokter: Een van mijn collega's, natuurlijk
niet ik, wordt bij iemand geroepen dien hij niet kent.
Het is de vrouw des huizes die met wat rugpijn op
de divan ligt. Nauwelijks is de dokter in de kamer,
of hij haalt al zijn notitieboekje te voorschijn:
Pijn in de rug, mevrouwtje? Nou, neemt u dit
maar, dan zal het wel overgaan.. .."
Ik zou toch graag willen hebben dat u mij onder
zocht, dokter." Tja, mevrouwtje, dat is nogal
ingewikkeld; neemt u eerst de medicijn maar, dan
zien we wel verder; in welk ziekenfonds is u?"
In geen enkel, dokter." In geen enkel? Dan
lijkt het me toch beter dat ik u meteen maar eens
grondig nakijk. Want zulke rugpijnen moet je
niet verwaarloozen. Dat kan van alles te
beteekenen hebben."
Onze huisdokter vervolgde nog: Zoo zie je, tot
welke mistoestanden het feit aanleiding geeft, dat
een arts, om aan een behoorlijk inkomen te gera
ken, tallooze fondspatiënten moet aannemen, ter
wijl voor de meesten de particuliere practijk, waar
zij het eigenlijk van hebben moeten, voortdurend
slinkt. Het is helaas in verreweg de meeste gevallen
noodzakelijk dat een medicus, die in andere opzich
ten zooveel comfort voor zijn vak opoffert, met een
zekeren welstand van zijn werk moet kunnen leven,
terwijl hij daarenboven de plicht heeft ook voor zijn
ouden dag te zorgen. Hij zal dat onmogelijk kun
nen ik spreek van den huisarts wanneer hij
dagelijks honderd of meer patiënten te behandelen
heeft; van een behoorlijk medisch toezicht, gelijk
van den huisarts verwacht mag worden, zou dan
niets terechtkomen. Toch' komt het vaak genoeg
voor, omdat omgekeerd de voortdurende uitbreiding
van het fondswezen den arts daartoe noopt. En nu
willen ze nog wel een ambtenaar van hem maken;
een employéin dienst van de ziekenfondsen ! De
practijkkamer is geen distributiekantoor van gezond
heid en gezondheidsmiddeltjes. De medicus, dat
is reeds door Hippocrates gezegd, en het is vandaag
nóg zoo, moet raadsman en vertrouweling kunnen
zijn van zijn patiënten. Eerst zoo kan er trouwens
iets verwezenlijkt worden van het beroemde: voor
komen is beter dan genezen. In den ouden tijd van
de bussen hadden de menschen tenminste dat nog
in de gaten."
Heeft niet ieder van ons in de laatste jaren wei
eens een dergelijke peroratie gehoord van bevriende
medici ?
Als U er iets meer van wilt weten," zei de
huisdokter, en wij hebben het verschillende
andere medici hooren zeggen, dan moet je zijn
bij dokter Leydesdorf f, den Voorzitter van de
Nederlandsche Vereeniging van Huisartsen. Dat is de man
die er alles van weet, die voor niets anders leeft dan
voor het instandhouden en verwezsnlijken van zijn
ideaal van den huisarts. Hoe dat ideaal is, daarvan
zal hij stellig groote verhalen opzetten.. .."
ZOOALS altijd, werd ook déze raad van den
huisarts opgevolgd, en na toepassing wél en
doeltreffend bevonden. Even leek het vreemd, op een
moderne Amsterdamsche gracht een veteraan van
een huisdokter met een grijs regentenbaardje, een
echte klassieke horse-and-buggy-doctor" om zoo
te zien, op klaarlichten dag thuis te vinden, met
tijd genoeg voor de meest-uitvoerige inlichtingen.
En met een talent voor praten.... waar de goede
pater Brugman een honoris-causa in de medicijnen
aan zou verdienen.
Hier volgt dan het zout van wat hij over de zaak
vertelde:
De huisarts, de oude trouwe vriend des huizes,
die vóór alles een raadsman en vertrouwde was, en
die je feitelijk beter nog gezins-arts zou kunnen
noemen, is bezig te verdwijnen, of in het gunstigste
geval bezig een geheel ander wezen te worden. En
toch is hij, gemoderniseerd en aangepast aan de
nieuwe levensomstandigheden, even hard noodig
als ooit tevoren. Behoeft men daarvoor nog bewijzen?
Ziekte en dood, geboorte en ongeval grijpen even
hevig in het menschelijk bestaan in, als vroeger. En
moet vandaag tegenover grootere kunde van den
arts niet grooter vertrouwen van den patiënt staan ?
Hoe kan hijzelf ooit beoordeelen bij wie hij het best
geholpen wordt ? Er is slechts n arts die hem
dooren-door kan kennen en hem daarin met volledige
deskundigheid raden. Dat is zijn huisarts.. .."
Het probleem van den verdwijnenden huisarts
is niet specifiek Hollandsch. Overal doet zich het
zelfde verschijnsel voor. Hij kan ook niet in den
ouden vorm blijven bestaan, vooral niet in de steden,
Dr. ]. Leydesdorff, Voorzitter van de Vereeniging van
Huisartsen, die zich speciaal met het artsen
vraagstuk heeft beziggehouden
waar steeds meer specialisten en onder-specialisten
den concurrentiestrijd van jaar tot jaar scherper
maken. Op het platteland, daar is het wat anders,
daar wordt van den huisarts heel wat meer gevergd
dan in de stad. Zoodat je wel een goed onderscheid
moet maken tusschen den steedschen huisdokter,
door allerlei specialisten omringd, en den landelijken,
die bijna alles zélf moet doen. Het is dan ook op het
platteland dat de ideale huisdokter nog het zuiverste
voortleeft."
Wat de specialisten betreft, zonder de vele
knapps koppen daaronder, die een hoogst nuttig en
noodzakelijk werk verrichten, te na te komen,
zij begaan de fout, zich bij vestiging vaak op een te
hoog sociaal peil te plaatsen, teveel voor professor
te willen spelen, en zich te bemoeien met kleinig
heden, die werkelijk met den besten wil van de
wereld niet anders dan binnen het terrein van den
huisarts vallen. Vele huisartsen sturen met hun
overdrukke fondspraktijk de menschen ook maar
raak naar specialisten, en nemen zoo de rol van een
soort verhuurkantoor op zich . Het wordt trouwens
hoog tijd dat de specialisatie van Regeeringswege
geregeld wordt.
Er zijn veel te veel specialisten gekomen: in
Amsterdam alleen al honderd-zeventig, terwijl wij
het misschien met honderd minder zouden kunnen
doen .. .."
Dan is er nog de lastige Ziekenfondsenkwestie,
waar ik een heel etmaal over door zou kunnen
spreken, en waarvan de twee hoofdfouten op het
oogenblik zijn: dat zij de welstandsgrens steeds
hooger laten stijgen, zoodat zij zich in een verkeerde
richting uitbreiden, en de artsen een te groot aantal
patiënten voor hun rekening moeten nemen om aan
een behoorlijk bestaan te komen; voorts dat er te
weinig van de gelden van die fondsen den patiënt
in die hoedanigheid rechtstreeks ten goede komt.
Bij de fondsen van de Maatschappij tot Bevordering
der Geneeskunst (95 pCt. van alle Nederlandsche
medici zijn daarbij aangesloten) wordt nog het meest
getracht deze fouten te vermijden. Maar er zijn er
ook, zooals die onderneming in Den Haag waarvan
zelfs iedere welgestelde lid kan worden, waar men
behalve krenten en varkenscarbonades ook genees
kundige hulp en een begrafenis koopen kan."
Voor de artsen moet er een grens zijn voor het
aantal bij hen ingeschreven ziekenfondsleden. In
Amsterdam maximaal 2500. Maar wilt u wel
gelooven dat elders enkele artsen zijn met acht- tot
tien-duizend ingeschrevenen? Geen wonder dat ze
dan een soort van automaten of verkeersagenten
worden, en er van hun mooie roeping geen spat
terecht komt."
MAAR hoe zou het dan moeten? is de natuurlijke
vraag van den interviewer. Hier ligt immers
de crux van de zaak.
Er zou in de eerste plaats een gedifferentieerde
contributie in de ziekenfondsen overwogen moeten
worden. Ieder volgens zijn aanslagbiljet. Er zouden
voorts goede middenstandsziekenfondsen moeten
zijn, want met enkele verzekeringen gaat het als met
een mij bekende fabriek in het Oosten van ons land,
die jarenlang verzekerd was tegen oorlogsschade.
Bij den critieken toestand in September j.l. heeft de
verzekeringsmaatschappij de overeenkomst echter
opgezegd.... Neen er bestaat geen enkel cht-goed
middenstandsziekenfonds, en ik vrees dat dit ook
niet bestaan kan, wegens de te hooge premie die zou
moeten worden opgebracht. Van bepaalde zijde
binnen de maatschappij" oppert men thans het plan
om de verzekerden een deel van het risico te laten
dragen. Thans loopen ze er dikwijls in, door handige
agenten."
Er zou ook een einde moeten komen aan den
wantoestand, dat de Regeering de ziekenfondsen
zooveel aan hun lot overlaat. Ze bemoeien zich
met dingen die er niet bij hooren, worden in
feite soms geregeerd door de boden, terwijl allerlei
elementen zich ook hier trachten te dringen tus
schen arts en patiënt. In het bestuur van de onder
ling beheerde fondsen kunnen de apothekers alleen
maar geduld worden als helpers, en de artsen moeten
precies zooveel te zeggen hebben als ,,de anderen".
Ook al zijn het de anderen" die betalen. Want het
gaat niet om de belangen van de verzekerden, maar
om die van de patiënten."
HOE was het interview?" vroeg onze huisarts
kort hierop.
En het antwoord moest wel luiden: ,,Och, die
centen-kwestie van jullie en ons, dat komt wel
terecht. De hoofdzaak is, dat het echte goeie soort
van huisvriend.. . ik bedoel huisartsen, niet ver
dwijnt. Daar moet voor gezorgd worden, door ons,
patiënten, in de eerste plaats !"
'IN MEMORIAM WILL WEMERMAX
Will Wemerman, die Zondag j.l. op vijfentwintig jarigen leeftijd
is overleden, is onzen lezers bekend door eenige zeer geestige verhalen,
die hij in ons blad gepubliceerd heeft. Van zijn hand waren afkomstig
enkele van de vermakelijkste en scherpzinnigste stukjes in De Kleine
Krant, waarvan hij jaren lang een min of meer geregeld medewerker was.
Hij publiceerde veelbelovende verzen en prozastukken in verschillende
litteraire tijdschriften en schreef enkele waardevolle cabaretteksten.
Te zijner nagedachtenis plaatsen wij hieronder een gedicht uit
den bundel Twee Kasteelen" (niet uitgegeven).
Laat mij niet vallen in der menschen handen, Heer,
wanneer mijn straf bepaald wordt naar mijn zonden.
Zij hebben mij op aarde niet gevonden,
want achter hun vergrijp ging 't mijne schuil, o Heer.
Maar als ik staan zal onder röntgenstralen
die kunnen schijnen door mijn^levensmasker heen,
laat mij dan met mijn zwart geraamte niet alleen,
bij alle menschen die hun neus ophalen.
Zij zullen zeggen: Laatzijnstraf niet licht zijn, Heer,
zijn ziel is zwart." Zij zullen zich geneercn
om zoomaar met mij, arme, te antichambreeren.
Zij zullen zeggen: En hij schreef ook verzen, Heer!"
Laat mij niet vallen in der menschen handen.
U komt de wrake toe, dat zegt ge zelve, Heer.
En aan Uw voet leg ik heel klein mijn schulden neer
dewijl de menschen alle mij verbanden.
PAG. 4 DE GROENE No. 3245