Historisch Archief 1877-1940
Het sinister luchtgevaar
Resultaten der jongste manoeuvres
Fokker G I jachtkruiser
DRIE dagen en drie nachten oefende de Britsche
luchtmacht in samenwerking met de lucht
verdediging en luchtbescherming. West had een
gebied van 130 duizend vierkante kilometers te ver
dedigen tegen Oost en beschikte daartoe over een
volledig afweerapparaat met jachtvliegtuigen, zoek
lichten, luchtdoelgeschut, luisterposten, enz., enz.
In totaal deden 1300 vliegtuigen mee, waarvan Oost
er 500 had. Niet minder dan 700 aanvallen werden
ondernomen ofwel een gemiddelde van 10 per uur,
n iedere zes minuten.
ledere aanval werd door de ver vooruitgeschoven
luisterposten tijdig gesignaleerd, de batterijen, zoek
lichten en vliegvelden werden tijdig gealarmeerd en
toch bereikten vrijwel alle vijandelijke" bommen
werpers hun doelen. Zij vlogen op hoogten, die
varieerden van 100 meter tot 3000 meter, zij deden
schijnaanvallen om op een heel ander punt onver
wacht hun slag te slaan. Aanvallen volgden snel
op elkander, de verdediging kreeg dikwijls geen tijd
om op adem te komen want nauwelijks was een
groep bommenwerpers over het doel geraasd, of
een tweede volgde, en een derde, een vierde. In de
eerste nacht had het zuiden van Westland honderd
aanvallen te verduren. Men had gedacht, dat de
lage bewolking en de regen een groote hinderpaal
zouden vormen; in werkelijkheid trokken de vlie
gers zich hiervan bitter weinig aan. Zelfs mist kon
hen nauwelijks tegenhouden en pas toen het weer
zeer slecht werd, kreeg men eenige rust.
Niemand had verwacht, dat dit razende tempo lang
zou zijn vol te houden, doch de tweede nacht kreeg
Westland 115 aanvallen te verduren en in den na
middag van den derden dag vielen de vliegtuigen
van Oostland in nog geen vier uren zelfs 150 malen
aan. Om een idee te krijgen van de intensiviteit
dezer actie: in den oorlog 1914?1918 ondernamen
Britsche bommenwerpers in totaal slechts 103 aan
vallen en zij wierpen niet meer dan 270 ton aan
bommen af, een hoeveelheid, welke thans door
honderd machines op n tocht kan worden mee
genomen.
/?OEFENINGEN hebben het nadeel, dat zij de
\J werkelijkheid op zijn hoogst kunnen benaderen.
Alvorens definitieve conclusies te kunnen trekken,
moet men met allerlei dingen rekening houden, die
het beeld vertroebelen. Na een aanval staat alles
nog overeind, de batterijen beschikken nog over
hun volle bezetting, de escadrilles zijn nog steeds
voltallig, tegenaanvallen op het vijandelijk indu
striegebied, op spoorwegen, havens, bases worden
niet ondernomen. Alles is slechts schijn en in wer
kelijkheid zouden die bommenwerpers van Oostland
niet zoo'n succes hebben gehad, zouden zij zware
verliezen hebben geleden.
Hetgeen echter niet wegneemt, dat de verdediging
herhaalde malen de aanvallers niet kon vinden,
omdat ze op een andere hoogte zaten dan verwacht,
omdat ze plotseling van koers waren veranderd.
Wel zijn verscheidene gevechten" geleverd door
jachtvliegtuigen, doch in den regel eerst nadat de
bommenwerpers hun doel hadden bereikt en reeds
weer op den terugweg waren. Slechts in enkele ge
vallen heeft men de aanvallen kunnen afslaan.
Inderdaad bleken de jagers opgewassen tegen de
bommenwerpers if they succeeded in engaging
them"; jammer genoeg echter slaagden zij hierin
dikwijls niet.
Het min of meer falen der verdediging was in
hoofdzaak een gevolg van het systeem, waarbij de
afweer-vliegtuigen eerst opstijgen na ontvangst
eener melding, dat vijandelijke machines onder weg
zijn. De snelheid der huidige bommenwerpers is
echter zoo groot, dat zij hun doel reeds hebben be
reikt voor de afweer-jagers in hun buurt kunnen
zijn. Het is dan ook noodzakelijk om dit alarm
systeem aan te vullen met een bewakingssysteem,
waarbij jachtkruisers doorloopend in de lucht zijn
om aanvallende bommenwerpers tegen te kunnen
houden, althans zoo lang op te houden tot de
afweerjagers zijn gearriveerd.
Dit systeem, afkomstig van den Luit.
KolonelWaarnemer J. G. W. Zegers, wordt door onze lucht
verdediging toegepast en inderdaad is de kans, dat
de bommenwerpers hun doel bereiken, hierdoor
belangrijk geringer geworden.
Nieuwsberichten
GOEDEN avond dames en heeren, hier volgt
de tweede extra-uitzending van Nieuwsberich
ten door het A.N.P. te Amsterdam. Publicatie
van deze berichten, in welken vorm ook, is verbo
den. Uitzending voor het Algemeen Programma Be
richten buitenland. Uit Londen . . .."
Hoe vaak luisteren wij daar deze dagen niet naar ?
Brengen niet deze berichten ons vier, vijf maal per
dag, het laatste wereldnieuws in huis ? De stemmen,
die ons, al naar den toestand, goed of slecht nieuws
in huis brengen, het zijn stemmen geworden van
goede bekenden. Wat zijn dat voor nieuwsboden?
Wat zijn dat voor verkondigers van redding of van
onheil ? Wat ondervinden zij ? Hoe zien zij er uit ?
Waarvandaan trekt hun stem over de aarde?
Het Algemeen Nederlandsch Persbureau ligt aan
een der Amsterdamsche grachten en spiegelt zijn
statige gevel in het spiegelende water. Achter die
strakke gevel leeft de electrisch gekanaliseerde be
wegelijkheid van deze wereld. Hier wordt het nieuws
geboren en gebakerd, ontvangen en verzonden.
Hierheen zenden de wereldpersbureaux hun berich
ten en hiervandaan ontvangen de Nederlandsche
dagbladen hun nieuws. En tenslotte: van hieruit
spreekt de stem van den man, die ons vertelt: Hier
volgen nieuwsberichten van het A.N.P."
Het is niet n man, het zijn er twee. Twee
omroepredacteuren", officieel aangeduid als de eene"
en de andere". Want hoe bekend ook hun stem
is, hun namen blijven in de vergetelheid. U moet
volstaan, dat die met de melodieuze stem een mach
tige torso torscht met, rondom het gelaat, een weel
derige baard, terwijl de andere, die van het serieuze ge
luid, een ietwat tenger j ongmensch is. Hun toewijding
is echter eender, van den eene en van den andere.
HOE is nu hun werkzaamheid? Krijgen zij voor
hun neus geduwd een aantal berichten, die ze
dan maar moeten oplezen als ze op een oogenblik
Het kan niet"
W'
fANNEER men thans terugblikt op de mili
taire maatregelen die tijdens de
Sudetencrisis vorig jaar zijn genomen, en deze maatregelen
vergelijkt met alles wat op het oogenblik
door de kleine en groote mogendheden is verricht
ter wille van de defensie, dan heeft men het gevoel
dat men zich in 1938 door de historie heeft laten
beetnemen. Zoo onbelangrijke voorbereidingen als
toen getroffen waren, rechtvaardigden, zoo schijnt
het ons thans, nauwelijks de ingrijpende politieke
wijzigingen die door het Verdrag van München
minder omschreven dan wel ingeleid werden.
En men vraagt zich met schrik af, hoe deze lijn
voortgezet kan worden. Verondersteld dat het
menschdom in Europa anno 1939 nog voor oorlog
bespaard blijft, tot welke maatregelen moet men
dan anno 1940 (om van 1941 en volgende jaren
kieschheidshalve te zwijgen) wel zijn toevlucht
nemen teneinde de spanningen op te jagen en het
gestelde doel te bereiken of wel te verijdelen?
Zonder voor-mobilisatie was Nederland in Sep
tember vorig jaar op den Woensdag dat
Chamberlain aankondigde, Donderdag naar München te
zullen vliegen, aan angst en verwarring ten prooi.
Men meende den oorlog vlak, vlakbij. Ditmaal vond
reeds een week geleden de voor-mobilisatie plaats;
zij werd gelaten aanvaard. En zelfs de spanning die
Maandag j.l. ten gevolge van de aankondiging der
algemeene mobilisatie ontstond, laat zich (naar het
ons voorkomt) niet vergelijken met de atmosfeer die
vorig jaar zelfs zonder voor-mobilisatie heerschte.
De Amerikanen verlaten Duitschland. De Ameri
kanen verlaten Frankrijk. De Amerikanen verlaten
Europa. Een Engelsch eskader wordt bij Denemar
ken samengetrokken. De Engelsche vloot laat
geen vrachtschepen meer tot de Middellandsche en
Oostzee toe. Beide zeeën worden geëvacueerd. De
Duitsche handelsvloot keert met spoed naar de
vaderlandsche havens terug.
De grens tusschen Polen en Duitschland wordt
gesloten. De grens tusschen Duitschland en Frank
rijk wordt gesloten. Het internationale
treinenverkeer ligt stil. Post en telegrammen voor het buiten
land worden niet langer aangenomen. De telefoon
verbindingen zijn gesloten. Frankrijk roept drie
nieuwe contingenten op. Polen mobiliseert. Duitsch
land mobiliseert. Zwitserland mobiliseert. Uitvoer
verboden links en rechts. In Berlijn worden
rantsoeneerings-kaarten uitgedeeld.
Enzoovoort, enzoovoort.
Ieder bericht apart had ons vorig jaar, ja had ons
misschien nog drie weken geleden in een kleine
paniekstemming gebracht. Allen tezamen aanvaard
den wij ze thans gelaten.
WAAROM?
Omdat wij niet gelooven aan oorlog. Elke
aankondiging van te voeren onderhandelingen ver
sterkt ons in ons geloof dat het ook ditmaal zonder
oorlog zal afloopen. Elk bericht betreffend "" geno
men maatregelen (hier twee millioen man opgeroe
pen, daar een eskader opgestoomd) ontlokt ons
slechts den kreet: het kan niet!" Zij die Maandag
de eenvoudige woorden van de Koningin beluister
den en gewezen werden op de mogelijkheid van een
gewapend conflict, zeiden: het kan niet!" Wie
Dinsdag de gemobiliseerde dienstplichtigen zag uit
trekken en de mannen zag met verbeten gezichten,
opgeroepen uit hun werk, de vrouwen tóch ner
veus, de kinderen onrustig alles toch gewone,
normale, doodsimpele menschen met verlangen om
te leven, kinderen te krijgen en oud te worden
die zei innerlijk: het kan niet!" En als hij over
dacht dat wellicht binnen afzienbaren tijd het som
bere noodlot zou dalen over het zomersche land om
in honderdduizenden gezinnen onherstelbaar verlies
aan te richten, dan welde de kreet op: het kan
niet!" En ik geef u de verzekering, lezer als dat
onherstelbare nog eens mocht geschieden en vijan
delijke bommenwerpers met hun wreede last boven
mijn lief Amsterdam zouden verschijnen ik zou
hen, en iedereen, en mezelf ook nog toeschreeuwen:
het kan niet !"
En ik weet dat iedereen, dat alle gewone menschen,
hier, en in Berlijn, en in Parijs, en in Rome, en in
Londen, en overal, er precies zoo over denken.
En ik weet dat zij die den brand mogelijkerwijs
zouden ontketenen, nog eens ter verantwoording
zouden worden geroepen. En niet alleen door het
gerecht der wereldgeschiedenis.
PAG. 4 DE GROENE No. 3248