Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig leven
Oude liederen van
Albert Heiman
TOEN enige jaren geleden Anton van Duinkerken
zijn breed-gecommentarieerde bloemlezing van
de Dichters der Contra-Reformatie" uitgaf, werd
zijn werk voor velen een openbaring, omdat men zich
er nog weinig rekenschap van gegeven had, dat in
die dagen van bitterste geloofsstrijd en nieuwe conso
lidering van onze staatkundige zelfstandigheid, iets
van de middeleeuwse vroomheid was blijven voort
leven in de poëzie, en zich ook in het kamp dergenen
die angstvallig vasthielden aan de traditie en generlei
hervorming" wensten, schier onmerkbaar de overgang
naar de Renaissance voltrokken, werd die op dit gebied
de weliswaar historisch-gerechtvaardigde, maar naar
de inhoud toch ietwat misleidende naam van
ContraReformatie" kreeg.
Het geluid van de door Van Duinkerken bijeen
gezochte dichters klonk des te opvallender, omdat
men zich ook weinig of niet bekommerd had om de
dichtkunst der tegenpartij. Men had al zijn aandacht
besteed aan de agressiviteit en het heroïsme in de
geloofsstrijd; men zag de poëtische weerslag daarvan
hoofdzakelijk in de geuzenliederen met hun voorna
melijk verhalende en satyrieke inhoud. De rest, de
Souterliedekens en de verschillende Psalmvertalingen
bij voorbeeld, bezat een zo schamele literaire waarde,
dat men daaruit onwillekeurig, zij het ten onrechte,
afleidde dat een tijdperk van zoveel hardnekkige twist
en zo hevige kamp zonder kwartier, zulk een echt
tijdperk van overgang op ieder gebied, niet veel winst
aan dichterlijke waarden zou kunnen opleveren.
Vandaar de verrassing die Van Duinkerken wist te
bezorgen. Toch bleef de noodzakelijke aanvulling van
zijn werk, een panorama van de dichtkunst der Refor
matie zo die er was, en dat kon men na de Bloem
lezing der Contra-Reformatie wel vermoeden nog
geruime tijd ontbreken.
Het wachten daarop is ons intussen ruimschoots
vergoed door de gedegenheid waarmee een zo uit
stekend kenner van de protestantse poëzie als dr.
W. A. P. Smit het werk heeft ondernomen in zijn
overzicht met bloemlezing, getiteld Dichters der
Reformatie in de i6e Eeuw, i) een boek dat bovendien
het voordeel heeft sommige misvattingen van Van
Duinkerken rustig en zakelijk te herstellen, zonder
daarbij in een polemische toon te vervallen, die niet
thuis hoort in een geschrift dat in de eerste plaats tot
taak heeft te oriënteren.
DOORDAT de heer Smit zijn taak grondig heeft
aangepakt, is dit boek niet alleen voor de lief
hebbers van onze letteren hoogst lezenswaardig ge
worden, maar ook voor al degenen die belangstellen
in de godsdienstige en geestelijke ontwikkelingsge
schiedenis van-ons volk, en die hier zonder partijdig
heid of animositeit een vrij ingewikkelde episode be
studeerd vinden. Vooral de geschiedenis der Weder
dopers is hier goed tot haar recht gekomen, evenals
de stilzwijgende coalitie van Roomsen en Luthersen
die elkander niets toegaven in wreedheid" tegen deze
fanatieke idealisten welke n kerkorde n staatsleer
bedreigden.
Zulk een in slechts een twintigtal bladzijden mees
terlijk samengevatte historie vormt evenwel alleen
de onmisbare achtergrond voor de ontwikkelingsge
schiedenis van de geestelijke poëzie der Protestanten.
En daar de tegenstelling die vóór de Hervorming be
stond tussen de ondogmatische vroomheid der devoten
en de officiële kerkleer ook daarna volstrekt niet
weggenomen werd, zien wij al aanstonds, met veel
grotere duidelijkheid dan bij de dichters der
ContraReformatie, twee onderling sterk verschillende soorten
van protestantse poëzie: een meer persoonlijke, piëtis
tische,- en een meer officiële, nauwkeuriger aan het
bijbelwoord vasthoudende, voor collectief gebruik.
Dit is niet precies hetzelfde onderscheid als dat
wat dr. Smit maakt. Hij beziet de zaak meer historisch
en volgens haar evolutie, en onderscheidt dan: een
lijn die van het Sacramentistische lied over de schrif
tuurlijke liedekens naar Camphuysen en Luyken loopt,
terwijl een andere van de rederijkerspoëzie over
Fruytiers en Van Mander naar de meer culturele vers
kunst van Marnix, Revius en Dullaert voert." Het
onderscheid schijnt mij juist, maar meer gemaakt naar
formele dan naar essentiële normen. Wanneer de
Sacramentisten met hun typische overgangsvorm
van innerlijke hervorming bij uiterlijk vasthouden
aan veel van den ouden gelove zich nagenoeg uit
sluitend beperkten tot het lied, dan komt het eerst en
vooral, omdat hun geloofsstemming vasthield aan die
oude liturgische vormen waarbij het gezang een on
misbaar onderdeel van de godsdienstoefening was.
nieuwe vromen
Maar inplaats van het vroegere zinloos geworden
kerkgezang kwam het nieuwe, zinvolle en persoonlijke.
Bij de andere groeperingen die tot een radicalere breuk
met het verleden kwamen, en vooral bij die welke
toch de gemeente boven het individu stelden, moest
de geestelijke poëzie vanzelf gaan kwijnen nadat er
voorzien was in de geüniformeerde, bijna zakelijke"
behoefte der gelovigen. Poëzie is nu eenmaal, vooral
bij haar geboorte, eïn uitermate individuele expressie.
En dit geldt van de geestelijke dichtkunst evenzeer
als van de wereldlijke.
EEN merkwaardige tussenvorm is dan de
halftheologiserende (en satyrisch-moraliserende),
half-lyrische poëzie der met protestantisme besmette
Rederykers, die in hun bombastische ongedwongenheid
plotseling door Alva de mond dichtgeslagen krijgen,
en die dan, als het ware introverterend en aan diepte
winnend, zulke alleszins appreciabele figuren voort
brengen als Cornelis Crul en Hertel Boeckx, die toe
vallig beiden door Van Duinkerken ten onrechte tot
de dichters der Contra-Reformatie werden gerekend,
en nu weer door dr. Smit zijn opgeëist voor de Pro
testanten. Dit over-en-weer zeulen is kenmerkend
voor het geringe onderscheid dat er feitelijk bestaat in
de geestesgesteltenis van de dichters der verschillende
tegenpartijen. Men moet soms met alle juridische
spitsvondigheid de woorden ziften en tegen elkaar
opwegen, om te kunnen uitmaken aan welke kant
de dichter staat. Want de algemene attitude van al
deze verzen is dezelfde, en het is een en dezelfde geest
des tijds die door de gelederen van vriend en vijand
waait.
Van Boeckx, den man die geestelijke liederen schreef
op de vooisen van vrij obscene wereldse gezangen, is
overigens een van de allerbeste gedichten uit deze
bloemlezing: het lied van den Geestelijken Jager, dat
goed laat zien tot hoeveel oprechte poëzie deze
rederijkende mannen in staat waren, zodra zij een ogenblik
hun pose vergaten en werden meegesleept door dat
gene wat het diepst in hen leefde. De tegenhanger
hiervan biedt Van Mander, die als wij mogen geloven
dat dr. Smit een keus deed uit het beste van zijn gewijde
dichtconst, zelfs in optima forma" regels laat lezen als:
Om wijslijk wijs Zijn wijze wijsheid vieren."
En de rest navenant.
Waar in sommige protestants-gelovige kringen,
en naar ik meen zelfs onder veel dichtende jongeren",
allerlei zonderlinge opvattingen heersen omtrent de
verhouding van kunst en religie, meestal te herleiden
tot vraagstukken betreffende het antagonisme tussen
aesthetiek en bruikbaarheid, is het in hoge mate
verheugend te kunnen constateren dat een autoriteit
uit dit milieu als dr. Smit van de gelegenheid gebruik
gemaakt heeft, om uiteen te zetten waar en in hoeverre
hij in zijn bloemlezing artistieke normen heeft doen
gelden, en om welke redenen hij sommige andere
verzen waardeerde. Dit is niet meer dan fair; maar het
gebeurde tevens met een zo volledige erkenning van
het aesthetische argument, dat er geen misvatting
meer mogelijk is en ook de lastigste lezer ermee ver
zoend raakt, dat er onder de geboden verzen eigenlijk
maar zo weinig te vinden is dat een gave schoonheid
bezit en de vergelijking met andere, volwaardige
poëzie kan doorstaan.
ONZE aesthetische waardering van vandaag is
een heel andere dan die van de tijdgenoten van
deze dichters. Maar de traditie en de collectiviteit
waartoe sommigen onzer behoren, brengen ons weer
terug tot die tijdgenoten.
Daarom is menig protestant vandaag in staat de
psalmvertaling van Datheen ook mooi" te vinden,
zoals menige katholiek niet meer in staat is de lelijkheid
van vele heiligenbeelden te zien. Alleen mag dit nooit
een reden zijn tot afwijzing van het aesthetische ar
gument over de hele linie. Bij den hedendaagsen mens
interfereert de aesthetische waardering voortdurend,
en terecht zegt dr. Smit dan ook: Wij vragen niet
enkel naar de inhoud der belijdenis, maar tevens naar
een verwoording daarvan door de ontroerde mensen
ziel." Het algemeen-samenbindende, het religieuze"
in zijn uitgebreidste betekenis dus, heeft slechts waarde
als het op ons terugstraalt, geconcentreerd door de
lens van een sterke persoonlijkheid. Mij dunkt dat
de jonge protestantse critici hier een sleutel vinden
voor al hun artistieke gewetensvragen. Hun normen
dienen niet enger, maar talrijker te zijn dan die der
heidenen."
i) Uitgave Wolters, Groningen 1939.
OUDE EN NI
op de W erelotentoons
NEW York en San Francisco, Amerika's groote
havens aan den Atlantischen en Stillen
Oceaan, zijn meer dan twee concurfeerende
wereldsteden: het zijn twee werelden. Zoo zijn ook
de Wereldtentoonstellingen, zoowel te New York
als te San Francisco plaats hebbend, even verschillend
als deze twee steden, als hun inwoners, als het
Oosten en het Westen van Noord-Amerika.
De reiziger, die van New York komend, dwars
door het vruchtbare Midden-Westen, door de
zoutwoestijnen en si<?rras, Californiëbinnenkomt,
ontdekt aan de kust het sprookjesachtige panorama
van San Francisco. Rondom den baai, tegen een
heuvelachtig achterland, ligt de stad met haar
breede boulevards, de wolkenkrabbers en de gewel
dige bruggen die San Francisco met het Yerba
Buena-eiland en met Oakland verbinden. Midden
in de baai ligt het nieuwste wereldwonder, het
kunstmatige Treasure Island" met de torens en
gebouwen der Golden Gate Wereldtentoonstelling.
New York is de stad der superlatieven, de stad
der hoogste wolkenkrabbers, der duurste
Rembrandt's, der grootste gangsters. Als de stad, zoo
ook de wereldtentoonstelling. Alles is overtreftende
trap: ze beslaat een record aantal vierkante mijlen,
verwachtte een record aantal bezoekers, heeft een
record onkosten budget en er zal wel een
recordwonder moeten gebeuren of er komt een
superrecord deficit.
HEEL anders de westkust en San Francisco. De
Latijnsche geest, een overblijfsel der Spaansche
kolonisatie, verzacht hier de Amerikaansche yankee
mentaliteit. Hier is minder haast en drukte, meer
levensvreugde, meer harmonie, meer nonchalance
en meer schoonheid. De Golden Gate Wereldten
toonstelling is minder uitgebreid dan New York's
World's Fair. Maar ze is een organisch geheel, over
zichtelijk en veelzijdig zonder vermoeiend te zijn.
Beide wereldtentoonstellingen hebben een afdeeling
Meesterwerken van Oude Kunst". Over de New
York-sche heeft De Groene in een vorig nummer
bericht. Het is een typisch Amerikaansche show"
waar den nadruk op de dozijnen schilderijen van
Rembrandt, Frans Hals en Van Dijck gelegd is. In
San Francisco zijn de organisatoren van een ander
standpunt uitgegaan. De groote meesters zijn elk
met een of twee werken vertegenwoordigd, maar
het zijn werkelijk meesterwerken. Dit slaat vooral
op de Italiaansche school. De Hollandsche afdeeling
is minder uitgebreid dan te New York en de keuze
is minder interessant dan die der Italianen. Een der
redenen is, dat de Italiaansche regeering voor
propagandadoeleinden een groot aantal museum
stukken beschikbaar gesteld heeft, terwijl andere
landen in dit opzicht minder tegemoetkomend
waren.
BOTTICELLI's beroemde Geboorte van Venus"
heef t het kleine zaait j e der Uffizi" in Florence
verlaten en beheerscht hier de groote Italiaansche
zaal. Aan den muur daartegenover hangt Titiaan's
Portret van Paus Paul III" uit het Nationaal
Museum in Napels, een der prachtigste portretten
die ooit in Europa geschilderd zijn. Dezelfde zaal
herbergt Raphael's Madonna della Sedia" uit het
OUDE EN NIEUWE KUNST
(Adv.)
Tl KOT l N
DEN HAAG - NASSAUPL-EIN 6
EASTERN ART
D. A. Hoogendijk & Co.
Keizersgracht 640
b ij de Vijzelstraat
AMSTERDAM
OUDE SCHILDERIJEN
PAG. 10 EN II DE GROENE No. 3249