Historisch Archief 1877-1940
laar van De Groene
AANGENAAM, collega ! Wilt U instappen....
ja, nieuwe Ford, pas aangeschaft, de vorige,
een Buick uit '32 liep nog best, n op zes, maar d'r
ging te veel olie in, en daarom...."
De oude arts, trotsch op zijn pas-verworven bezit,
liet de wagen voortschieten langs de nieuwe
macadamweg, die het stationnetje met het dorp in de
verte verbond.
U zult het hier niet moeilijk hebben tijdens mijn
vacant ie. Weinig zieken, en maar n bevalling,
over een week denk ik.. .. Néeen vroedvrouw
hebben we hier niet. Brengt zoo wel wat meer op,
maar je nachten, hè? Die schieten er bij in. Kijk"
een hand woof naar een vervallen boerderijtje,
scheefgezakt, een eind het land in daar gaan
we vandaag nog even samen aan. Bronchitis.
Knapt al weer op. En daarachter, bij die groote
hooiberg, een beroerd geval, de vrouw heeft
maagkanker. Heb 'r naar Utrecht gestuurd inoperabel.
Tja.... dan krijg ik ze weer hier, om de moed
erin te houden en morphine te spuiten als het noodig
is. Drie jonge kinderen.. ..".
Het dorp kwam dichterbij, de auto remde en
draaide het hek van een betrekkelijk nieuwe villa in.
De waarnemer stapte uit. Hij was nog jong, pas
klaargekomen, en zonder direct te weten, in welke
richting verder te gaan, had hij zich voor een waar
neming opgegeven. Ervaring kwam je altijd te pas.
Blij, dat de op den duur eentonige jaren op de
collegebanken en als manusje-van-all es in de zieken
huizen achter de rug waren, had hij de eerste gele
genheid de beste om in een plattelandspractijk in
te vallen, op zich genomen. De stad dat was
toch niks gedaan tegenwoordig, een pakje watten,
een hoestdrank óf meteen doorsturen naar den
specialist.... de menschen vroegen er dadelijk om,
deed je het niet, dan deugde je niet: twee weten
toch mér dan n....
Hij stamde uit het Noorden, geboren en getogen
in de vette klei. Er was veel verzet geweest tegen zijn
plan om dokter te worden en ook hijzelf had vaak
al zijn koppigheid noodig, om achter de boeken
te blijven. Op de korte rit naar het doktershuis,
beleefd luisterend en de aanwijzingen volgende,
had hij mér oog gehad voor den stand van de
rogge, het soort koeien, dat in de enkele weiden
liep?veel zouden die wel niet geven, schrale grond...
Het huis viel mee, zoo van buiten. O, dat was
zeker mevrouw. Ja, goede reis gehad.... eerst
even verfrisschen voor de lunch, warm in de trein
en zoo een lange reis, hè? Op de logeerkamer had
hij tien minuten voor zichzelf, toen naar beneden,
aan tafel, praten over de proffen, of die-en-die nog
niet dood was, 't werd anders tijd dat-ie wegging...
'sl^lIDDAGS gingen ze eerst bij enkele
paI j tiënten aan. De meesten waren wel
vriendelijk, wisten al dat dokter met vacantie ging.
Zoo, is dat nou meneer de waarnemer.... Als-ie
alleen gekomen was, hadden ze hem zeker niet voor
een dokter gehouden. En dan dat pijnlijke
voorval bij den laatsten patiënt. Dokter morrelde
wat aan de kar en hij liep vast vooruit, achter om
het erf, drukte de klink van de deur naar beneden,
die maar niet meegaf, tot de boerin, gewekt door
het gestommel, het bovenstuk openwierp en hem
met het instrumentenkoffertje ziende, zei dat ze
vandaag geen garen of band noodig had, koopman...
Koopman ! Later had ze wat staan giechelen, je
kon het een mensch zoo niet aanzien, en er kwam
zooveel vreemd volk aan de achterdeur. Hij had
ook maar meegelachen.
Thuis verstreek de middag met het bezichtigen
van de spreekkamer, het laboratoriumhokje en de
apotheek. In de boekenkast zou-ie morgen nog
wel eens snuffelen scheen zoo wel mee te vallen,
niet allén Nederlandsch Tijdschrift voor Genees
kunde en aftandsche leerboeken.
Na het diner gingen dokter en Mevrouw weg:
ze konden nog net de nachttrein naar Bazel halen
scheelde een dag.
De waarnemer had het rijk alleen.
DRIE uur 's nachts, rinkelde de bel hem
wakker.
Ineens schoot-ie overeind. Moesten ze 'm nou
al hebben? Na lang scharrelen had-ie het knopje
van het licht gevonden Goddank, het lamme
bellen hield op. Even wat wasschen, werd-ie frisch,
en de kleeren aan. Had-ie nou maar gisteravond
die knoop uit z'n veter gehaald. Krrats nou dan
maar zóó.
Of meneer dokter mee zou willen gaan naar
Stevens, achter op het Heitje, de kleine Jan was
gistermiddag al niet goed geworden en ze durfden
den ochtend niet afwachten. Wat er aan scheelde?
Tja als-ie dat zelf wist, had-ie den dokter
niet noodig, maar hij klaagde over z'n buikje.
Even kijken, of alles wel in het koffertje zat,
stethoscoop, peeshamer, Record-spuit, ampullen.
Ook nog dat doosje met Solvochine meenemen
als het geen appendix was, was het natuurlijk
longontsteking, dan kwam het goed te pas.
Buiten was het vrij koud voor een zomernacht
een blauw grijze streep in het Noordoosten duidde
op den nieuwen dag. Naast elkaar fietsten ze, de
boer en de waarnemer, eerst de weg, toen het
rijwielpad, tenslotte het zandpaadje.
Een olielamp verlichtte het lage vertrek in de
boerenhofstee.
De boerin, rood-omrand de oogen, zenuwachtig
omdat het een vreemde dokter was, beantwoordde
zijn vragen. Of Jantje vroeger al eens ziek geweest
was, of-ie gebraakt had, of ze de temperatuur
hadden opgenomen. Neeë, menier dokter. Af en
toe verstond-ie de vrouw amper raar taaltje
spraken ze hier.
In de bedstee allemachtig wat een donkerte,
daar moest je aan wennen lag het jongetje.
De ademhaling ging snel, onregelmatig, af en toe
kreunde hij. Ieder onderzoek begint met het voelen
van de pols in gedachten hoorde hij de stem
van de Interne-prof, terwijl hij een heet armpje
van onder het dek te voorschijn haalde.
Honderden-dertig slagen in de minuut. De temperatuur
bleek boven de veertig te zijn. Het kind was zwaar
ziek een appendix had toch niet zóó een koorts.
Toch maar eens even naar de buik kijken. Met zijn
zaklantaarn liet hij bijlichten, terwijl hij met het
onderzoek begon. Inspectie, palpatie, percussie
systematiek was toch maar alles. H'm, niet veel....
wel wat diffuze drukpijn.... Terwijl de moeder
hemd en borstrokje ophield, besteedde hij zijn
aandacht aan hart en longen. Wacht eens, was het
niet wat gedempt in de oksel, enkele rhonchi
meende hij ook te hooren.... Even hoestte het
jongetje....
Nou, dat was zeker een centrale longontsteking,
kwam over een dag of wat aan de oppervlakte,
dan zou-ie wel wat meer vinden bij onderzoek.
Zich oprichtend hoorde-ie z'n stem vreemd klin
ken, net of het uit de verte kwam, Longontsteking,
moeder. Hou-'m goed onder de wol, wat rechtop
in de kussens, morgenochtend kan er een drankje
gehaald worden, ik zal hem nu nog een inspuiting
geven, dat bespoedigt het verloop. Gevaar is er
niet voor het kind, maak je daar maar geen zorgen
over."
Beangst-aandachtig volgden boer en boerin het
ritueel van de injectie, schrokken toen het ventje bij
de prik even huilde.Meneer dokter zou het wel weten.
Het was al bijna licht toen hij, rillerig, weer
onder de dekens kroop.
DEN volgenden morgen, tien uur, ging hij er heen
om de tweede injectie te geven. Pols en tem
peratuur waren wel iets beter, maar het kind was
nog flink ziek. 's Avonds onderzocht hij weer de
longen eigenlijk niet veel aanknoopingspunten
voor longontsteking, het kind hoestte ook maar
weinig. Het kwik wees weer boven de veertig....
Enfin, nog twee dagen, dan had je hopelijk de
crisis en was alles voorbij. Toch voelde hij zich niet
heelemaal gerust, bij het naar huis fietsen een
kinderarts kon hij morgen allicht laten komen....
Daagsoaarna stond de boerin, zenuwachtig hui
lend, 'm al op te wachten: het kind lag zoo raar
en een kwartier geleden was er zooveel vuil uit een
oortje gelopen. Bleek en gehaast constateerde hij
het, de pus uit het oortje, de nekstijfheid, de Kernig
de hersenvliesontsteking, ontstaan uit een niet
herkende middenoorontsteking. Buikpijn bij kin
deren dat kan op alles wijzen.... zelfs daarop:
de zin in z'n dictaat, onderstreept nog wel, zag hij
voor zich.
Als bezeten vloog hij naar het dorp, kwam terug
met de eenige taxi, die er te krijgen was, nam het
doodzieke jongetje, in een paar dekens gewikkeld,
zélf mee naar het kleine ziekenhuis in de naburige
stad. Onderweg, hij moest er toch langs, stopte hij
bij het doktershuis, liet de dienstbode vast de specia
list telefonisch waarschuwen: alleen een spoed
operatie kon het kind nog redden.
Een paar uur later, terug, wee van de emoties, den
somberen blik van den chirurg, het gejammer van
de moeder, kon hij niets door zijn keel krijgen, legde
werktuigelijk de paar andere visites af. Op het
avondspreekuur was-ie maar half erbij, vroeg twee,
driemaal de namen van de bezoekers, die er het
hunne van dachten.... Ook een rare....
Negen uur, belde hij het ziekenhuis nog eens op...
Iets beter, dokter, nog wél erg ziek. Zal een zware
dobber hebben de chirurg overwoog een tweede
operatie....
Zélf woog-ie de luminal af, waarzonder hij niet
in zou slapen.
En deze marteling duurde voort, met nu eens
iets betere, dan weer somberder berichten. In den
middag van den vierden dag ontving hij dejobstijding:
Johannes Stevens, oud twee jaar, was ondanks her
operatie, prontosil en serumtherapie overleden.
Trillend over alle leden legde hij de telefoon op
den haak.
De eerste patiënt bij wien het er op aankwam
dood, dood.... door zijn schuld.... In de fauteuil
achter het doktersbureau snikte hij het uit, brak de
zenuwspanning van de laatste dagen. Zijn schuld !
God.... Wat was-ie een kaffer geweest.... Cen
trale longontsteking !.. .. Een dokter is ook maar
een mensch.... iedereen kan fouten maken, mag
het desnoods, uit onwetendheid, als het om moeilijke
dingen gaat.... Maar hij, hij had zwaarder ge
zondigd .... hij had het kind niet heelemaal onder
zocht. Met een electrische oorspiegel in zijn tasch
notabene, had hij verzuimd niet n, maar drie,
vier keer, om naar de trommelvliezen te kijken, of
die soms ontstoken waren....
Alle gevoelens van vroeger, teleurstellingen tij
dens de studie, het verdriet dat-ie, als dokter, z'n
vader aandeed, en onbewust ook, zijn verlangen
naar het oogsten, de komende bietencampagne,
de dagelijksche zorgen van boer op de klei temidden
van zijn bezit, kwamen na het voorval onweerstaan
baar opzetten. Terug naar Utrecht, naar z'n kast,
die hij zoolang aangehouden had dat beteekende
een nieuwe waarneming ,een eigen practijk, de
kans om van enkel-, meervoudig moordenaar te
worden.... Was het geen teeken voor hem, den
boerenzoon, dat het met z'n eerste patiënt zóó was
afgeloopen....
Afwezig vervulde hij zijn plicht als waarnemer,
de resteerende dagen, ontweek zooveel mogelijk de
donkere hofstee, dreigend, achter op de hei.
Toen de dokter thuis was gekomen, druk, bruin,
hield-ie zich zoo goed mogelijk, verzweeg uit
schaamte z'n stommiteit. Hij zag er wel raar uit,
zoo bleek.... Ja, wat last van hoofdpijn, verder
alles goed gegaan. Allemachtig, hij had het nog
gezegd ook. Morgen zou de dokter wel beter weten...
Of-ie vanavond nog weg wilde, er was een mooie
verbinding om tien voor half acht. Als het moge
lijk was....
Over zevenen reed dokter hem naar het station.
Nog even ving-ie een glimp op van de boerderij,
waar zijn idealen schipbreuk hadden geleden.
Hij deugde d'r niet voor ....
ENKELE reis derde naar Winschoten, chef".
Alsjeblief, dokter".
De trein kwam al aan, in de verte.
WOUTER VERMEER
CHAMPAGNE
PAG. 18 DE GROENE No. 3257