Historisch Archief 1877-1940
Notel
nis en
prij
JL olitiek
Albert Heiman
LANG voordat men in Europa aan zooiets toe
was, ontdekten de Chinezen de magneet, fabri
ceerden zij papier, en hadden zij het buskruit uit
gevonden. Merkwaardig genoeg lieten zij zich door
de magneet niet verleiden om verre reizen te doen en
veroveringstochten te maken, maar zij bouwden juist
een muur om hun land en bevestigden hun rijk.
Zij kwamen er nooit toe om Amerika of zelfs Europa
te ontdekken. Van het papier maakten zij vensters
en lampions, zij speelden het zelfs klaar om blok
boeken te drukken; maar het is in al de lange eeuwen
nooit bij hen opgekomen een zodanig misbruik van
het papier te maken als onze westerse wereld ge
kend heeft na de uitvinding van de boekdrukkunst.
En wat deden de Chinezen met het buskruit? Ze
maakten er vuurwerk van, ter opluistering van hun
feestdagen; maar het denkbeeld om met geweer en
kanon de wereldmacht te veroveren, kon alleen
ontstaan in het brein van jeugdige" westerlingen.
Het is niet waar dat de Europeaan en zijn
nieuwste nazaat, de Yankee, de technische mensen
bij uitstek zijn, en daarom voorbestemd om te
heersen over alle anderen. De grote uitvindigen en
ontdekkingen zijn altijd het werk geweest van ge
boren idealisten; maar terwijl dezen zich ruim
schoots beloond wisten door het simpele feit, de
samenhang der dingen dieper doorgrond, de
combinatie-mogelijkheden een weinig uitgebreid, hun
speeldrift in alle argeloosheid des harten uitgeleefd
te hebben, trachtte de zakenmens", de fanatieke
winstenjager die de modelmens van een nieuwe
wereld en een nieuwe tijd geworden is, al die ver
overingen te gebruiken in hun strikt technische en
materiële zin; hij heeft ze van iedere geestelijke
waarde ontdaan, en ze omgesmeed tot wapens waar
mee hij zich macht kon verwerven over de levens
van anderen; hij benutte ze tot de enige menselijke
bezigheid die nooit of nimmer gesublimeerd kan
worden tot een spel. De wijsheid der Chinezen is in
het Westen verloren gegaan; wij maken geen kleurige
papieren draken meer, maar onderzeeërs en bom
bardementsvliegtuigen.... en verbeelden ons nog de
toppunten der cultuur te vertegenwoordigen.
DOOR een dergelijke gedachtengang moet inge
nieur Nobel geplaagd zijn, toen hij met het
fortuin dat hij verdiend had als uitvinder en fabri
kant van ontploffingsmiddelen, het prijzenfonds
stichtte dat zijn naam heel wat meer eer bezorgd
heeft dan hij ooit door dynamiet of nitro-glycerine
had kunnen verwerven. Ergens in het diepst van het
hart van de Westerse mens zal dit besef ook wel
onuitroeibaar leven; was dit niet het geval, hij zou
immers gelukkiger voortbestaan met zijn technische
veroveringen, en niet zo licht tot amok of verbitterde
zelfkwellerij overslaan. En ik stel mij voor, dat de
goede Nobel, met zijn omineuze naam, op dit
atavistisch sprankje van algemeen besef gerekend heeft,
toen hij aan een college van zijn landgenoten de taak
toevertrouwde jaarlijks degenen te belonen en te
eren, die zich het verdienstelijkst gemaakt hadden
voor de mensheid. Als een echt negentiende-eeuwer,
mengsel van rationalist en romanticus, zag Nobel
de verdienstelijkheid in een chemisch-, of laat ons
hier liever zeggen ethisch"-zuivere verbinding van
humanistische en humanitaire tendenzen: in de
beoefening van natuurwetenschap naast die van
schone letteren, in de bevordering der geneeskunst
naast die van de wereldvrede.
Er is geen systeem in de categorieën waarin de
Nobelprijzen gescheiden zijn; maar dit is een con
cessie aan de persoonlijkheid van den stichter zelf,
die als chemicus begrijpelijkerwijze de scheikunde
bizonder wilde eren, en als uitvinder van
explosiestoffen welke eerder bestemd schenen tot verwoes
tend werk dan tot het slaan van bressen in de muren
die de volkeren gescheiden houden, een gerecht
vaardigde behoefte gevoeld moet hebben om de
apostelen te belonen van dezelfde vrede die hij onge
wild had helpen ondermijnen. De chinese uitvinder
van het buskruit zou deze gewetens-compensatie
nimmer nodig gehad hebben. Maar Nobel wist welke
wereld zijn uitvindingen in toepassing bracht. Toch
is hij idealist genoeg geweest om diezelfde wereld
nog te overschatten, en haar als rechter over haar
eigen vooruitstrevendheid te vertrouwen. Hij had
trouwens ook geen andere keus.
Ik zou niet weten waar de instantie te zoeken, die
werkelijk onbevangen en objectief, van jaar tot jaar
zou kunnen uitmaken, welke lieden de mensheid
in het jongst verleden de grootste diensten bewezen
hadden. In absolute zin is dat nooit mogelijk, en in
een wereldbestel waarin loon en straf synoniem zijn l
met ondoorgrondelijke willekeur, kunnen wij daar
ook gevoeglijk van afzien. Maar ook in alle betrek
kelijkheid moet deze opgaaf voor het grootste deel
zinloos blijven, daar zij berust op de beantwoording
van een aantal elementaire vragen, die ons wederom
voor nog grotere raadselen stellen. Wie is de ware
dienaar van zijn medemensen? Wie de oprechte
bevorderaar van de vrede? Dit raadsel is er niet
duidelijker op geworden, sinds wij onze evennaaste
niet mér behoeven te beminnen dan onszelf, noch
sinds degeen die de vreedzamen zalig sprak
terzelfdertijd kwam vertellen dat hij niet de vrede
bracht, maar het zwaard. Hetgeen al te waar bleek....
ER zijn gebieden die wij gewend zijn simplistisch
te beoordelen, naar directe
nuttigheidswaarden. Dat der medicijnen bijvoorbeeld. Geen
wonder dan ook dat de Nobelprijzen die op dit terrein
toegekend worden, zelfs irr^Rgste vakkringen weinig
omstreden worden. De mens wil in de eerste plaats
leven; hoe is pas een kwestie van latere zorg in de
westerse zienswijze. Bij de zuivere" wetenschap
pen worden de veroveringen uiteraard minder naar
hun onmiddellijke utiliteit gewaardeerd, en daar
wordt de bekronings-kwestie al moeilijker; doch de
wetenschappelijkheid van Europa heeft haar codes
en haar vaste normen. Deze bieden voldoende hou
vast, zóveel, dat hetzelfde land dat de bekroonde
theorieïn van een Einstein afwijst als
joods-marxistische machinatie en wereldbedrog, zich toch
stiekumweg gevleid toont als een volksgenoot de Nobel
prijs krijgt voor de ingewikkelde transactie tussen
atomen en moleculen, of hormonen en vitaminen.
Maar zodra wij het domein der natuurwetenschap
pen verlaten, verandert het beeld der gecodificeerde
zekerheden totaal. Alles is vlottend, vervaagd en
willekeurig geworden. En wat begint een jury zonder
houvast? Zij tracht noodzakelijk door prijzen
politiek" het prestige te behouden, dat door Nobel's
naam gesuggereerd wordt. Het kon niet anders, maar
het is een beetje belachelijk. En we zitten nu met alle
belachelijkheid.... De Nobelprijs voor de vrede en die
voor literatuur zijn sinds jaar en dag een kwestie
van berekenende politiek geworden. Die voor de
vrede vormt een heel hachelijke demonstratie, vooral
sinds men allerwege de" oorlog bij voorkeur met
oorlogen bestrijdt, en de vrede het best met wapenen
denkt te dienen. Men kan moeilijk de grootste
vechtjas bekronen, en men zal er evenmin ooit toe over
gaan de meest volslagen anti-militairisten candidaat
te stellen.... Neen, die prijs kan voorloopig het best
jaarlijks in zee gegooid worden.
Literatuur echter en hiermee kom ik eindelijk
a nos moutons is ogenschijnlijk een ongevaarlijk
ding, een sieraad der naties, een luxe der volkeren,
welke men ook niet al te ernstig behoeft te nemen.
Zij is het brave, ietwat neuswijze maar doorgaans
gezeggelijke dochtertje van oude, geziene
volkerenfamilies; en wil men zulk een familie eren, dan geeft
men het kind zelfs indien het een stiefkind is
een vriendelijk schouderklopje en een lief klein ge
schenk. Vooral als het ogenblik toepasselijk is, en
aller ogen juist op die bepaalde familie gevestigd
zijn. Dan komt het er ook weinig op aan of het
dochtertje erg aardig is of niet, of het rood haar heeft
dan wel afzakkende kousen, of het een beetje achter
lijk is dan wel met een spraakgebrek behept. Een
wonderkind zou natuurlijk het eerst in aanmerking
komen; maar dat tref je niet elke dag, en zeker niet
op het toepasselijke ogenblik aan.
Kortom, die Nobelprijs-commissie weet poli
tiek verdraaid goed wat zij doet, en de heer
Nobel zal daar in zijn graf vrede mee moeten hebben.
Voor zijn Scandinaafse belangen wordt gewaakt. Nu
Finland door een grimmige nabuur bedreigd wordt,
en men dat in Nobel's vaderland met lede ogen aan
ziet, wordt deze prijs aan een Fins auteur toegekend,
en zodoende de aandacht van heel de beschaafde
wereld op de Finse cultuur gevestigd, wat zijn be
lang kan hebben voor de wereldvrede, de gezondheid
der volkeren, de physica der politiek en de econo
mische chemie. Literatuur wordt in westerse zin als
een machtsmiddel beschouwd. Toen de
krijgsgebeurtenissen in China het vorig jaar vooral in de Ver
enigde Staten indruk begonnen te maken, kon men
het zelfs beleven dat een tweede-rangs-figuur als
Pearl Buck zich zag uitverkoren, daar zij alle ver
eiste voorwaarden van het ogenblik in zich ver
enigde. Verder krijgt op minder dringende ogen
blikken elk land zijn beurt. De onze komt ook nog,
en wie dan de representant is, doet minder ter zake.
We maken een goede kans voor het volgend jaar,
niet vanwege de boeken, maar onplezierig ge
noeg door de dreigementen van onze naburen,
onze inundaties, onze historische missie", gelijk
de vervelende zaak heel mooi genoemd wordt.
Ik vermoed dat de Nederlandse letteren in geen
enkel opzicht achterstaan bij de Finse; maar er zal
wel niemand zijn die met hen zou willen ruilen om
een eer die thans zo duur verkregen wordt.
EDUARD
A, M. Hammacher
Tentoonstelling bij Huinck en Sclierjon
te Amsterdam
HET is de tijd nu om de schilderijen van Eduard
Karsen te gaan zien. Want hij is de schilder
van een laat seizoen, van een herfst der beschaving,
van een voorbij Amsterdam. Dat hij gaarne het
laatste licht schildert, voor de natuur de winter
ingaat; dat hij de misten van ons land kent en weet
hoe tusschen de twee rijen der huizen van een stads
gracht het vale licht verzwaart tot een duister,
dat van het bosch en van kelders is; dat hij de
innigheid der boerenerven verbindt met de vochtige
verlatenheid van het land, dat alles maakt hem tot
een schilder van de eenzaamste stemmingen, die
hij bevolkt met een dichterlijk leven.
Er was een tijd, dat deze wijze van de wereld te
zien overeenstemde met een groot deel van zijn
stad en zijn land. Karsen leefde aan de grens der
dingen. Waar het nieuwe begon, waar de nieuwe
wijken ontstonden en het leven zijn vormen zocht
voor andere doelstellingen dan die van den ver
leden tijd, daar was Karsen niet. Menigeen zou met
deze houding tot een terugschouwend schilder zijn
geworden, die de schilderachtigheid zocht en vond
in de fragmenten van de oude stad. Hij zou er die
koestering in gelegd hebben, die een vijandschap
beteekent tegen het nieuwe leven. Maar Karsen
blijkt juist nu, nu wij verder dan ooit zij n af gedreven
Vin de oorden die hij schilderde, nu niet alleen de
gaafheid der oude grachten en de verlatenheid van
het landschap, maar ook de stilte in ons leven
historisch dreigt te worden en wij andere zenuwen
moeten hebben om het leven te kunnen dragen
nu blijkt juist dat Karsen ons nog diep kan treffen
omdat de geaardheid van zijn gevoel en de zuiver
heid van zijn middelen zoo algemeen en groot van
adem zijn. Karsen is in wezen een dichterlijk
schilder, wiens dichterlijkheid niet de romantische
behoefte heeft de dingen om te tooveren, tot para
dijzen of sprookjes, doch die zich zakelijk en exact
wil uiten.
Als Karsen een bocht van een gracht schildert,
in een stervensuur van het licht en de natuur,
dan doet hij dat met een kracht van grijzen en een
koelte van het donker, waarin soms de warmte
gloeit van een ver gedoofd vuur. Dan weet hij
de laatste blauwen en geelen te doen uitgaan tot
een schemering, die rijk aan heimwee wordt. Nu
begint Karsen te leven. Zoo is zijn kleine gebogen
gestalte, zoo schuifelt hij over de straten, als 'n
kabouter, die opeens als de schemering komt, als
de misten de wereld sluieren, vol wordt van een
groot gevoel. Dan begint het in hem te wemelen
OUDE EN NIEUWE KUNST
(Adv.)
Tl KOT l N
DEN HAAO - N ASSAUPLEI N 6
EASTERN ART
PAG. 12 EN 13 DE GROENE No. 3259