Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
OPGERICHT
1877
Redactie en Administratie : Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per jaar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000.
Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan, doch alleen tegen het einde van een Jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd.
18 NOV.
1939
h
tó-t
Tusschen twee vuren
YfTANNEER twee kleine staten als Nederland en
** België, vastgeklemd zitten tusschen groote
mogendheden die althans beweren een strijd op leven
«n dood'te willen voeren, dan moet hun positie wel
hachelijk zijn. Ook wanneer zij zonder kleerscheuren
het einde van den strijd beleven, zal de oorlogsperiode
voor hen rijk zijn geweest aan momenten waarop
zij den adem inhielden en vreesden in den strijd
betrokken te worden.
De inkt waarmede vorige week deze woorden in
ons blad gedrukt werden, was nog niet droog, of
het was zoo ver. Wij hielden den adem in. Wij vrees
den in den strijd betrokken te worden. Het over
haaste bezoek van den koning der Belgen aan Den
Haag had reeds aanleiding gegeven tot tal van
geruchten, maar toen de regeering in het einde van
de week een reeks belangrijke militaire maatregelen
nam,.was het hek van den dam. Bij gebreke aan
ander sensationeel nieuws vloog een deel der
buitenlandsche pers als uitgehongerd aan op de
bedrei? ging van-Nederland". Haar berichten verspreidden
hier te lande de grootste onrust. Vrijdag en Zater
dagmeenden talloozen reeds het geronk van vijande
lijke machine's te hqioren, Zondag nam gelukkig
de spanning af, en toen Maandagmiddag minister
president De Geer het Nederlandsche volk kwam
vertellen dat er geen enkele grond bestond om te
vermoeden dat een acuut gevaar ons bedreigde,
keerde de rust allerwegen terug.
Of er voor de gewekte beroering reëelere aan
leidingen zijn geweest dan vermoedens in het buiten
land, vermag men bij gebreke aan inlichtingen
niet uit te maken. Echter, het is in oorlogstijd de
plicht der regeering, niet slechts met waarschijn
lijkheden, maar ook met mogelijkheden rekening
te houden. In dat licht bezien, waren de talrijke
maatregelen die blijkbaar op advies van de leger
leiding genomen zijn, gerechtvaardigd. Een woord
van hulde voor het vele werk, dat, ook onder de
moeilijkste omstandigheden, binnen weinig dagen
verricht is door détienduizenden die bij 's lands'
defensie werkzaam zijn, is hier evenzeer op ?ijn
plaats als een woord van medeleven met hen die
individueel lijden onder maatregelen die het collec
tief versterken.
DE bewondering voor de energie waarmee
regeering en legerleiding zijn opgetreden,
mag echter niet verhinderen, hier de vraag aan de
orde te stellen of de beroering die door verschillende
maatregelen is gewekt, niet geringer had kunnen
zijn. Niet de sfeer waarin het publiek alles of in
het geheel niets weet, maar de sfeer waarin het
slechts half is ingelicht, vormt den idealen voedings
bodem voor onrustbarende geruchten. De
nerveusiteit is daar het grootst geweest waar de meeste
menschen woonden die eenig contact hadden met de
hoogere en hoogste ' ófficiëele instanties. Ook
"schijnt gebleken te'zijn dat hier en daar magistraats
personen de hun ambtelijke medegedeelde berichten,
als particulieren links en rechts hebben doorgegeven,
waardoor de reeds heerschende onrust vergroot
werd.
Het volledig ontbreken van ófficiëele inlich
tingen vanwege de regeering heeft, naar het ons
voorkomt, de spanning eerder verhoogd dan ver
laagd. Het was de burgerij een behoefte, te weten
waar zij aan toe was. Daar zij dit niet wist, kwam
bij haar de natuurlijke neiging op, de onzinnigste
geruchten voor zoete koek aan te nemen.
Dat dit geschieden kon, is een fout die men
kwalijk bepaalde personen 'kan aanwrijven. Wel
is de vraag op haar plaats of de organisatie van den
regeeringspersdienst, die reeds van oudsher tot meer
critiek dan bewondering aanleiding heeft gegeven,
niet te gebrekkig is voor spannende tijden als wij
Dr. Hendrik Willem van Loon
DE MENS
EN ZIJN KUNST
de kunstgeschiedenis waar u steeds weer naar grijpt. Koopt
ie thans : zodra de beperkte 3e druk uitverkocht is, zult U
tegen de lage prijs van t 7.50 niet meer kunnen aan
schaffen. Prachtgeschenk voor het gezin.
beleefd hebben wellicht niet voor de laatste maal.
Goede voorlichting waarbij het publiek waarlijk
niet de onthulling van berichten verwacht die
slechts den Generalen Staf toekomen zal den
band tusschen regeering en volk slechts versterken.
De juistheid daarvan wordt wel hierdoor be
wezen dat de knappe en doordachte redevoering
van minister Van Kleffens, waarin deze de waarde
van Nederland's neutraliteit onderstreepte, alge
meen werd gewaardeerd. Deze redevoering bleek
aan een in het volk levende behoefte tegemoet te
komen. Zij was rustig. Zij getuigde van ruggegraat.
Hetzelfde mag trouwens, ook door hem die de
Christelijke volkspoëzie uit vroeger eeuwen niet zoo
bijster meer op prijs stelt, gezegd worden van de
reeds boven genoemde radio-redevoering die de
. minister-president Maandagmiddag ter geruststel
ling uitsprak. Stellig had deze redevoering echter
nog meer effect gesorteerd, wanneer zij Zaterdag
ware gehouden.
Te beweren, zooals de oud-premier Colijn deed
in een interview dat door De Telegraaf in
kennelijken staat van vreugde werd geplaatst, dat de
regeering ongerustheid gekweekt" heeft, is echter
overdreven. En het is erger dan overdreven, te
verklaren dat de regeering door het nemen van
maatregelen die van vrees voor een vijandelijke
daad van een der strijdende partijen getuigenis
afleggen, een agressieve stemming bij die partij
provoceert rn.a.w. onze neutraliteit in gevaar
brengt. De oud-minister-president behoorde te
weten dat Nederland's neutraliteit onder alle om
standigheden alzijdig is. Aan Colijn's optimisme
dat op zoo onwaardige wijze is geuit, schijnen
trouwens persoonlijke factoren niet vreemd te zijn.
Het moet ons overigens van het hart dat hem naar
onzen smaak het grootvaderlijk accent van zijn
laatste premier-schappen, beter lag dan de rol van
omgekeerde Cassandra waarvan hij thans blijk
baar meent dat zij hem op het lijf geschreven is.
NIEMAND vermag te zeggen of wij blijvend
van de thans weergekeerde rust zullen genie
ten. Het lijkt wel alsof het tegendeel waarschijn
lijker is. Ook wanneer de ontzaglijke oorlogs
machinerieën niet in volle werking komen, is de
positie van ons kleine land reeds hachelijk. Het
gevaar is niet denkbeeldig dat het door een der
strijdende mogendheden gebruikt zal worden om
op den ander druk uit te oefenen. In dit verband
heeft het de aandacht getrokken dat de reeds veer
tien dagen geleden vóór de plotselinge spanning
aangekondigde uitvoerblokkade van Engeland tegen
alles wat, ook via neutrale landen, uit Duitschland
kwam, is opgeschort.
Men behoeft^aan de positie van Nederland niet
te twijfelen. Deze positie is moeilijk, maar niet
hopeloos. Aan de vuren waartusschen wij zitten,
zullen wij ons niet warmen, maar hoogstens bran
den. Dat mag echter slechts aanleiding geven tot
voortdurende alzijdige waakzaamheid en voorzich
tigheid. Met wanhopen is slechts een mogelijke
vijand gediend.
De maritieme verdediging van Nederlandsch-Indi
Van onzen militairen medewerker
MEN is in Nederland nu reeds meer dan veertig
jaren bezig met de vraag, hoe de strijd
krachten van de vloot, vooral met het oog op de ver
dediging van het gebied in Oost-Indië, behooren te
worden georganiseerd. In het tijdperk tusschen
1890 en 1934 hebben zich vele Staatscommissies met
dit vraagstuk bezig gehouden en zijn er tal van voor
stellen gedaan, zonder dat er een deugdelijk resul
taat is bereikt. De oorzaak van deze mislukking is
gemakkelijk aan te wijzen; zij berust op het feit,
dat de financiëele gevolgen van de eventueele uit
voering van de ontworpen plannen, steeds een
onoverkomelijk bezwaar voor die uitvoering hebben
gevormd.
Uit de hier aangegeven ervaring zou men de les
kunnen trekken, dat de gevolgde methode niet de
juiste is geweest; dat men wel commissies kan aan
wijzen, die op min of meer aannemelijke gronden
een soort verlanglijst" indienen, doch dat het
wellicht beter ware, om eerst vast te stellen, wat er
besteed kan worden, om daarna te bepalen, hoe
het beschikbare bedrag het best kan worden ge
bruikt.
Tot dit inzicht schijnt men echter nog niet te zijn
gekomen; immers de Regeering, die het vraagstuk
van de versterking der verdediging van Indi
als erfenis van het vorige Kabinet in nadere be
schouwing wenscht te nemen, maakt daarbij weder
gebruik van een rapport, dat door eene deskundige
commissie aan haar is uitgebracht, en het merk
waardige in deze zaak is gelegen in het feit, dat
deze commissie ditmaal uitsluitend uit marine
deskundigen bestaat. Daarmede is men afgeweken
van de tot nu toe steeds gevolgde gewoonte, en het
is zér twijfelachtig of deze gedragslijn wel als juist
mag worden erkend.
Natuurlijk is het geenszins de bedoeling om maar
iets af te dingen op de bekwaamheid en hoedanig
heid van de leden der Commissie en men mag veilig
aannemen, dat die leden allen te goeder trouw
hunne beste krachten aan de uitvoering van hunne
opdracht hebben gegeven, doch men mag evenzeer
met grond verwachten, dat een rapport, uitgebracht
door eene commissie, welke uitsluitend uit marine
officieren bestaat, in hooge mate het kenmerk van een
zijdigheid zal dragen.
HET rapport, door de Commissie uitgebracht
is geheim en hoewel er reeds van verschillende
zijden op publicatie van den inhoud is aangedrongen,
lijkt het wel, dat de Regeering niet tot openbaar
making geneigd is. Zulk een houding zou te betreuren
zijn, omdat het hier geldt een zaak van eminent belang,
waarmede vele millioenen gemoeid zijn, en het volk,
dat deze sommen ten slofte moet opbrengen, toch wel
op de hoogte mag zijn van de adviezen, waarop de
Regeering eventueel hare beslissing baseert. Dit rap
port is daarom te interessanter, omdat daarin hoogst
waarschijnlijk zal zijn behandeld de belangrijke
quaestie, welke de gemoederen nu reeds zoolang
bewogen heeft, n.l. de vraag of er bij de vloot in
Nederlandsch-Indiëgroote schepen in den vorm van
slagschepen of slagkruisers behooren te worden
ingedeeld. Aangezien het bekend is, dat de des
kundigen van de Koninklijke Marine, op eene enkele
uitzondering na, allen voorstanders zijn van het
aanschaffen van deze groote oorlogsbodems, ligt
het vermoeden voor de hand, dat de bedoelde
commissie zich ten voordeele van de slag
kruisers zal hebben uitgesproken en zooals
reeds een vorig maal in de kolommen van dit
blad werd betoogd zou het onvoorzichtig zijn,
indien de Regeering, al of niet op grond
varhet uitgebrachte rapport, thans reeds ten deze eene
beslissing nam.
VOOR het nemen van deze beslissing omtrent de
organisatie van de maritieme strijdmiddelen
in Nederlandsch-Indiëis het een onafwijsbare eisch,
dat de meening omtrent de onmisbaarheid van slag
kruisers, op goede gronden absoluut vast sta. Over
het nut en de onmisbaarheid van een goed leger,
een zér sterke macht van landvliegtuigen, een
krachtige vloot van onderzeebooten, jagers en
marine-vliegtuigen kan geen verschil van meening
bestaan. Zoowel voor de handhaving van de neu
traliteit in de Indische wateren als voor de verdedi
ging van het gebied tegen een directen aanvaller
zijn de genoemde strijdmiddelen, in voldoende
sterkte en hoeveelheid, bepaald noodzakelijk en
voor het verkrijgen van die gewenschte kracht zal
uitbreiding noodig zijn. Daarvoor zal reeds een be
langrijke som moeten worden uitgetrokken, maar
dat bedrag verdwijnt in het niet, vergeleken bij de
vele millioenen, welke de aanschaffing van slag
kruisers met daarbij noodwendig aan te leggen
marine-bases zal vergen.
Het zou onverantwoord zijn, om eene beslissing
te neme, waaraan zulke ingrijpende gevolgen ver
bonden zijn, op advies van eene commissie, die sterk
bevooroordeeld is, en wier oordeel niet op oorlogs
ervaring kan berusten.
PAG. 3 DE GROENE No. 3259