Historisch Archief 1877-1940
l
f
i
l-1
ft
r*"*
l
r '
t'
Bespiegelingen over het Tooneel
C/narlotte Jvönler a
Is }L naeo
ra
J.eanne van Sdiaik-Willing
DÉgeleerde heeren die gepoogd hebben ons
nader te brengen tot Racine, hebben zich ten
onrechte bezorgd gemaakt. Bij deze inleidingen
klonk vaak een verontschuldigende ondertoon. De
herdenking van den grooten schrijver werd ons
bijna voorgesteld als een beleefdheidsakkefietje,
waar we ons fatsoenshalve niet aan konden ont
trekken. De vrees heerschte, dat de gespletenheid
van den mensch en den kunstenaar
onoverkomenlijke bezwaren voor onze waardeering zou vormen.
Men was te somber. De tweeslachtigheid van klas
sieke eruditie en zeventiende-eeuwsche hofcultuur
moge den regisseur voor ettelijke puzzles hebben
?gesteld, wij. hadden elke oplossing te aanvaarden,
terwijl het ons niet recht duidelijk is geweest,
waarom men zoo bevreemd had gestaan tegenover
de tegenstelling tusschen Racine's wereldsche harts
tochten en zijn religieuze bezinning, pool en tegen
pool van het menschelijk gemoed, waar de
hedendaagsch'e mensch, door eigen ervaring en door litera
tuur voortdurend mee te maken heeft, aan de be
spiegeling waarvan hij sedert den Russischen roman
bijna is verslaafd.
Nee, het was niet noodig met voorbehoud tegen
over deze kunst te staan. Zelfs bleek, dat de po
tische middelen der zeventiende eeuw minder af
leidend waren dan de rompslomp van een modern,
op dezelfde motieven gebouwd stuk, ware geweest.
Thans bleef het conflict tot het essentieele beperkt
zonder dat aan de psychologische navoelbaarheid
tekort werd gedaan. Wij hielden afstand tot deze
personen, die voor ons in meer dan levensgrootte
verrezen, we mogen in het midden laten of deze
afstand geschapen werd door^de eeuwen die ons
van den zonnekoning scheidden, dan wel door den
dramatischen vorm van Racine, die zich aan
Euripides spiegelde en zijn mannen en vrouwen verhief
tot het heroëndom der Helleensche wereld.
Den spelers de taak deze herpen uit te beelden,
bewogen gestalten alle, met als centrale figuur
het door driften bezeten slachtoffer van Eros,
Phaedra, een groote rol van Charlotte Kohier.
WANNEER we zeggen, ook weer na deze magi
strale rol, dat Charlotte Kohier de intelligentste
tooneelkunstenaar is, die wij bezitten, hebben we niet
teveel gezegd. Er is geen tweede acteur of actrice in
Nederland (en buiten onze grenzen zal men ook lang
moeten zoeken om haar evenknie te vinden) die
de schranderheid en het vernuft bezit om teksten
zóó tot in alle nerven te ontleden of de resultaten
van het schiftend doorvorschen van haar regisseur,
Defresne zóó na te voelen en uit te werken. Wie
Charlotte Kohier een stuk in handen geeft zal eerder
gevaar loopen, dat zij teveel bijbedoelingen en
suggesties ontdekt, dan dat ze ooit ook maar de
kleinste schakeering of de diepste onderstrooming
zou verwaarloozen. Dank zij een werkkracht, die
haast aan werk-bezetenheid doet denken, weet zij,
met als intermediair een overgevoelig zenuwstelsel,
al die vele vondsten en vondstjes voor den toeschou
wer te registreeren. We moeten Charlotte Kohier
diep bewonderen om deze, het zij om der wille
der duidelijkheid wat overdreven gezegd, visueele
en acoustische literatuurlessen. Negen van de tien
keeren voelen we ons bot en dom omdat we herhaal
delijk bemerken bij onze lectuur langs een
aanduiding, een detail heengeloopen tej zijn.
Wanneer zij ons^ dan op een door ons verwaar
loosd perspectief wijst, schikken wij ons be
schaamd en dankbaar met nieuwen lust onder haar
gehoor. En toch....
ONDANKS de grootste waardeering voor alles, wat
schonk en voor wat zij ons ook dit keer van de
Phaedra-rol gemaakt heeft, houdt onze bewondering
voor deze kunstenares een bitteren nasmaak. Terwijl
we nog, verbijsterd van het fenomeen, dat zij in het
theaterleven ongetwijfeld is, geestdriftig klappen om
haar te danken, kruipt al dat onbehagelijke, onbevre
digende gevoel in ons op, dat krachtiger zal worden
naarmate haar prestaties in de herinnering terug
wijken. Waaraan is dat te wijten? In het kort gezegd,
aan het feit, dat men in de kunst vraagt niet om
Röntgenstralen, die het verborgene zichtbaar maken,
maar om het clair-obscur, dat gestalten doet op
doemen, waarin verborgenheden te vermoeden
blijven. We zijn onbevredigd omdat het in de
kunst er op aan komt figuren te scheppen tot elke
gevoelsreactie in staat, waarbij het niet altijd
noodzakelijk en dikwijls ongewenscht is, deze
reacties in werking te stellen. De Venus van Milo
is een rijpe, warme vrouwegestalte. Wanneer we
ons in haar verdiepen, kunnen we ons zonder veel
moeite voorstellen, hoe zij zou handelen onder den
druk der grootste perikelen. Neem, dat zij door een
slang werd omstrengeld, wij weten hoe zij reageeren
zou omdat haar diepe menschelijkheid de potentie
tot elke gevoelsuiting inhoudt. Maar den Laokoön
kunnen we ons niet voorstellen, buiten den greep
der slangen.
Het eigenaardige van het talent van Charlotte
Kohier is, dat zij in haar kunst als een Laokoön
voortdurend met slangen vecht (en dat op een
formidabel knappe manier) groote slangen en kleine
slangen of met de addertjes in het gras en als er
geen slang te bekennen valt, dan zou ze er een schep
pen, maar bij deze bedrijvigheid heeft haar tot dusver
de innerlijke rust, de harmonie ontbroken om te
worden tot de groote gestalte gelijk de Venus er
een is.
Zoo ook deze Phaedra: Van wankeling tot zwijm,
van klacht tot vurig hopen, van berouw tot
amechtigheid was elke gevoelsuiting juist en verantwoord.
De gang van het drama wordt ons tot in bijzonder
heden duidelijk gemaakt. Phaedra-Laokoön vecht
zooals het geboden is. En toch ontbreekt dat ne:
deze Phaedra was Phaedra niet, dit was geen liefde
vrouw, geen in donkeren drift wegteerende
noodlotsgestalte. Dit was slechts een verzenuwde vrouw
zonder fysionomie.
Laat men hier niet antwoorden: Lees den tekst,
waar slechts sprake is van bezetenheid en razernij,
Racine zelf Laokoönt!" En laat men ook niet
zeggen: welk een dwaasheid om een kunst van be
weging gelijk het tooneel te vergelijken met een
statische kunst als de beeldhouwkunst! Wij ant
woorden: Bij de geboorte der kunst is rust, daar
rijpen stil de gestalten en zuigen zich vol aan men
schelijkheid. Het doet er niet toe of hier, gelijk bij
Phaedra het geval is, bij haar eerste opkomst deze
vrouw reeds midden in den wervelstorm van het dra
matisch gebeuren staat, de kunstenaar, hier dus de
actrice, moet dit, laat het ons noemen, praenatale
moment van rust meedragen, het zal de gestalte
tot in hoogste bewogenheid die overtuigingskracht,
die homogeniteit schenken, welke we niet ontberen
kunnen. Blijft dit proces uit, dan zal een rol uiteen
vallen in een serie zielkundig interessante momen
ten, welke helaas dan nog associeeren met soortge
lijke zielkundige momenten in andere werken ver
toond, (bij Phaedra waren we een gegeven moment
midden in de Gijsbreght verzeild).
DER langen Rede kurzer Sinn": Wij zagen
een voorstelling die vooral door de vertolking
van Charlotte Kohier onze kennis van Racine's
tekst aanmerkelijk verdiepte en we leerden ver
langen naar Phèdre.
MARIE C.VAN ZEGGELEN
/RVI enPerikelen
Ing. f 2.90
Gcb. f 3.90
Een historische familie-roman rondom
Prinses Wil hel mi na, spelend aan het hof
in den Haag en tijdens de verbanning van
Oranje in Londen. Hoewel gebaseerd op
historische bronnen, is in deze roman
werke ijkheid en romantiek tot een
fijn, aantrekkelijk en boeiend geheel
gecomponeerd.
VE RK.RI JGBAAR BIJ DEN BOEKMAN DE L
Foto dodfried de Groot
PAG. II DE GROENE No. 3242