Historisch Archief 1877-1940
Uit de natuur
Hamsterende Dieren
Rinke "Tolman
i -A*
*; ? '-K
ZOOWEL 1914 als 1939 g&H&t liet
nogal onstichtelijke verschijnsel
te aanschouwen, dat groote groepen
onzer' medeburgers, aangegrepen door
den weérgaloozen en zeer zielig
aandoenden angst, dat zij tengevolge van.
de. oorlogsomstandigheden misschien**
zouden moeten verhongeren, wanneer
zij niet flinke voorraadquanta in
sloegen, op onstuimig voortvarende
wijze- winkel na winkel afliepen om
alles te koopen wat maar eetbaar was.
Zij stapelden den buit in hun kelder
en verdere ruimten op, aldus voor
zorgen nemend, dat in nijpender tijden
niét dadelijk gebrek en ontbering hun
deel zouden zijn.
Deze menscheti met een
vooruitziéftden blik" en een sterk ontwikkeld
zejfhandhavingsinstinct, maar
meerendeels, gespeend van elk sociaal gevoel,
beseften inmiddels niet, dat zij, vrees
achtig voedsel vergaderend, niets anders
deden dan de hebbelijkheden na te '
bootsen, die aan sommige dieren, den
hamster in de eerste plaats, eigen zijn.
GENOEMD kraagdier nu is een
zeer opmerkelijk
vertegenwoordiger der zoogdierenfauna; wat Neder
land'betreft, is de hamster een zeer
locale verschijning, daar hij alleen in
de^ vruchtbare gebieden van
ZuidLimburg wordt gevonden. Noordelijk
lijk heeft hij zijn woonterreinen blijk
baar niet verder dan tot Sittard weten
uit ..te' breiden.
Wij zien af van een al te gedetail
leerde n daardoor allicht verwarrend
werkende beschrijving van het uiterlijk
voorkomen van den hamster; vol
doende zij het er op te wijzen, dat de
bovendeden van het twee tot
twee-erteen-halven decimeter lange dier over
wegend grijs zijn, terwijl de
buikpartij zwart is. Verder lijkt de hamster,
al heeft hij een bescheiden staartje,
meer of minder op een cavia. Het
meest kenmerkende van het knaag
dier is echter, dat het in het bezit is
van wangzakken, die een bizondere
rol spelen. Deze worden namelijk
volgestopt met voedsel, dat van zeer
uiteenloopenden aard kan zijn. Eensdeels
zijn vruchten, wortels en zaden van
planten, anderdeels peulvruchten, aard
appelen en granen van zijn gading.
Voornamelijk als het donker is, gaat
de hamster op roof uit; wanneer de
wangzakken gevuld zijn, gaat hij
naar huis om den inhoud er van te
deponeeren in zijn diep in den grond
aangelegde woning.
Hij bepaalt zich echter niet tot
cultuurvoortbrengselen: men heeft in
de voorraadkamer van zijn hol ook
wel groote hoeveelheden zaad van
paardenbloemen en naaldekervel ge
vonden. Overigens is de hamster
geenszins uitsluitend vegetariër. Dat
hij veelzijdiger is aangelegd, blijkt uit
het feit, dat hij ook wel wormen,
slakken, insecten en de larven
daar,van, alsmede Zoogdieren (muizen,
mollen en hazen in hun jeugdstadium)
jonge vogels, en hagedissen
consumeerd. Met c.ndêre Woorden: soms is
de hamster nuttig voor den landbouw,
vaker echter-wordt hij schadelijk ge
acht en op grond hiervan te vuur en te
zwaard verdelgd, vooral in
OostEuropeesche gebieden, waar zijn nume
rieke sterkte aanmerkelijk grooter is
dan ten onzent.
Het knaagdier houdt een, volgens
sommigen af en toe onderbroken,
winterslaap, die meestentijds van
October tot Maart duurt. Wanneer de
hamster in de prille lente wkkker
wordt, begeeft hij zich naar zijn
provisiekast om de voorraden, in
zomer en vroegen herfst met ijver
verzameld, aan te spreken. Als het
rantsoen verbruikt is, is het inmiddels
April geworden en bestaan er boven
gronds weer behoorlijke kansen om
aan den kost te komen. Vermeld moge
nog worden, dat de productiviteit van
den hamster werkelijk bewonderens
waardig is, want twee tot drie keer per
jaar worden er jongen geboren, die in
den beginne onbehaard zijn en ook
nog niet dadelijk kunnen zien. Elke
worp bestaat uit zes tot achttien
indiDe Vlaamsche Caai, een vogel die gaarne hamstert.
viduen, doch verschillende leden van
zoo'n talrijk gezin zijn meermalen
armetierige stumpertjes, die niet zelden
door de krachtiger broertjes en zusjes
of door de moeder worden opgepeuzeld.
HET zijn ondertusschen niet alleen
de mensch en het zooeven ge
noemde knaagdier, waarbij het ham
steren kan worden vastgesteld. Ook bij
andere dieren kan men, wat de
Engelschen noemen the burying habit", de
begraafgewoonte, constateeren. Vooral
kan men dit opmerken bij eekhoorns;
in dit verband vestigen wij er de aan
dacht op, dat W. Beach Thomas een
achttal jaren geleden in de Country
Life-rubriek van The Spectator er eens
op heeft gewezen, dat eekhoorns
in Wimbledon met grooten ijver
EEN boeiend boek, dat ofschoon
het ver in het verleden
terugreikt, ongemeene waarde heeft voor het
begrijpen van de actualiteit, is de
uitvperige studie over De Germaansche
Irivasies, van den Fransen
Sorbohneprofessor Ferdinand Lot, waarvan een
in alle opzichten fraaie Nederlandsche
bewerking van de hand van dr. J.
Brouwer 'verschenen is bij Boucher,
den Haag. Met grote kennis van zaken
en- onpartijdigheid verhaalt Lot het
aandeel dat wilde stammen uit het
Noord-Oosten" gehad hebben in de
versmelting van een reeds bouwvallig
geworden Romeinsche wereld met die
vdri de barbaren, eerst in een ver
bitterde en meedogenloze strijd, daarna
in een geleidelijke toenadering en
opzuiging.
Dit boek over de Germanen is
slechts een onderdeel van een grooter
opgezet werk, waarin ook de Slaven,
Sdaridinaviërs, Finnen, Arabieren,
Mooren, Mongolen en Turken be
handeld worden. Het is te hopen dat
wij -ook dit resteerende te zijner tijd
op even voortreffelijke wijze voorgezet
krijgen.
DE zevende aflevering van den jaar
gang 1939 van Beeldende Kunst"
(Uiïg. mij. De Spieghel") bevat een
voortreffelijke bijdrage van A. M.
Hamrriacher over de Prado-tentoonstelling
te Genève. De afbeeldingen zijn zeer
fraai. Dit tijdschrift dat onder redactie
'Nieuwe uitgaven
van Harrimacher en Haesaerts ver
schijnt, met medewerking van dr.
J. G. van Gelder, is toch wel het beste
dat op dit gebied in Nederland ver
schijnt. De abonnementsprijs is niet
laag (? 15.?per jaar), maar zeker
niet exorbitant wanneer men bedenkt
dat men uit elke jaargang minstens
vijf-en-twintig fraaie afbeeldingen kan
halen om goedkoop in te lijsten.
EEN bruikbaar handboek voor den
postzegelverzamelaar is Het
Postzegelboek van J. D. van Brink (Uitg.:
Hollandia Drukkerij N.V., Baarn).
Dr. ir. Damme schreef een pakkend
voorwoord.
DE serie Psychologie en Ongeloof",
die onder redactie van prof.
Kohnstamm bij W. ten Have te
Amsterdam verschenen is, is besloten
door een deeltje (het achtste) van prof.
Rümke, getiteld: Karakter en Aanleg
in verband met het Ongeloof. Een
boekje met vele rake opmerkingen
dat wij iederen verstokten atheïst
aanraden te lezen. Hij zal er wat in
vinden dat tot nadenken noopt.
'».
DE nieuwste studie van prof.
Bonger: Ras n Misdaad (ver
scheen bij H. D. Tjeenk Willink & Zoon
te Haarlem) is bijzonder interessant.
De hoogleeraar schrijft op zijn be
kende, strijdbare toon. Zijn conclusies,
betreffend het verband tusschen ras"
en misdaad, hoewel in hoofdzaak
negatief, zijn waard, in wijden kring
bekend te worden.
MR. N. R. H. van Essen,
juridischadviseur van de K.N.A.C., heeft
een uitvoerig boek geschreven: Veilig
heid en Verkeersorde. Uitgever: De
Tijdstroom, Lochem. Deze degelijke
studie munt uit door een systematische
indeeling. Automobilisten zullen er veel
aan hebben.
IN de Bibliotheek der Nederlandsche
Kunst, die onder leiding van de
hoogleeraren Martin en Vermeylen bij
Meulenhoff verschijnt, is een voor
treffelijk werk uitgekomen over Jan
Vermeer van D&lft. Schrijver is Dr. De
Vries, wetenschappelijk assistent bij
het Rijksmuseum. Uitvoerig worden
Vermeer's leven, artistieke beteekenis
en werken besproken. Het is van be
teekenis dat dr. De Vries dezen grooten
schilder midden in zijn tijd plaatst.
Enkele archivalie dienen ter aanvulling.
Meer dan zestig bijzonder fraaie af
beeldingen versieren dit rijk
uitgegegeven werk.
DR. P. Bonsma heeft een uitvoerige
studie gewijd aan Alblasserdam.
(Uitg.: J. Noorduyn, Gorinchem). Deze
schrijver, oud-wethouder van Alblasser
dam, kent dit onderwerp als weinigen.
Hij heeft het dan ook in alle aspecten
beschreven.
noten wegstopten in den tuinbodem.
Meestal kwamen de eekhoorns na
een dag of vier, vijf terug om de
noten op te graven en te consumeeren.
Men kreeg hierbij echter den indruk,
dat de dieren zich wel het terrein in
het algemeen herinnerden, waar zij
hun voorraden hadden verborgen, maar
dat zij dit toch centimeter voor centi
meter moesten exploreeren om ten
slotte aan de begeerde noten te komen.
Tevens werd opgemerkt, dat de eek
hoorns bij hun graafwerk ook nog de
ervaring opdeden, dat er in den grond
bollen van tulpen en druifhyacinthen
zaten, die bij tientallen werden ver
nietigd. Twee verschillende gewoonten
konden overigens worden vastgesteld:
het begraven, her en der, van afzon
derlijke noten, bestemd om binnen een
week tijds te worden opgepeuzeld, en
het aanleggen van een uitgebreider
wintervoorraad in een hollen boom of
op een soortgelijke plaats. Daar de
Engelsche winters dikwijls heel zacht
zijn en dit geldt ook voor Neder
land worden de noodrantsoenen
dikwijls niet aangesproken en gewoon
weg vergeten, omdat in open winters de
eekhoorns heel gemakkelijk op de nor
male manier hun kostje kunnen ophalen.
Vogels houden er verwante eigen
aardigheden op na. Wij denken hierbij
niet in de laatste plaats aan Vlaamsche
gaaien, die herhaaldelijk eikels in den
grond verstoppen, maar net als de
eekhoorns soms vergeten den buit
weer op te graven. Als het voorjaar
in het land is, ontkiemen de eikels,
die over het hoofd werden gezien, en
groeien mettertijd op tot boomen. Zoo
dragen de Vlaamsche gaaien door hun
verstrooidheid" bij tot de verspreiding
van een bepaalde boomsoort.
Tenslotte willen wij nog mededeelen,
dat ook bij eksters de begraafgewoonte
dikwijls kan worden geconstateerd.
Zoo zagen wij eens hoe n dier vogels
broodkorsten van een voederplaats
wegkaapte en deze deponeerde in een
dakgoot, waar hij de lekkernij toe
dekte met half vergaan blad en humus.
Bij een andere ekster konden wij op
merken, dat hij herhaaldelijk
tafelafval op de horizontale takken van
een fijnspar neerlegde en dezen voor
raad toedekte met sneeuw. Deze begon
echter na eenigen tijd te smelten, een
merel in een zwart lakensch pak vond
de voor het grijpen liggende spijze en
schrokte ze geestdriftig naar binnen.
Wij konden het dier geen ongelijk
geven.
PAG. 19 DE GROENE No. 3262