Historisch Archief 1877-1940
UI.THUIZIG.HEDEN
Stadsinventaris
Mid-winter
ZEVENHONDERD jaren heeft Am
sterdam reeds meegemaakt. Uit
eigen aanschouwing kan ik daarvan
slechts, over de allerlaatste oordeelen.
Ik heb niet gezien hoe de notabelen
met arresleden over de grachten gingen
als de sneeuw hoog lag voor de statige
heerenhuizen. Eigenlijk geloof ik ook
niet, dat ze het veel gedaan hebben,
want sneeuw lijkt mij in alle eeuwen
hier in de buurt een zeldzaamheid
geweest, IJsvermaak op de grachten
ken ik vooral van schilderijen en ook
van eenige malen in onmiddellijk
Contact met die koude doch hartver
warmende werkelijkheid. Ik weet niet,
hoe vroeger hier den Kerstmis- en
Nieuwjaarstijd gevierd is. Nu is dat,
in de stad zelf, iets zonder sfeer. Het
bestaat uit rijen menschen, die met
uitgeslapen gezichten en goede kleeren
langs de trottoirs der straten slenteren,
bezig hun Zondag te dooden. Dancings
en restaurants trekken in de stad
vele vierders tot zich. De kerken staan
achteraf maar de dancings en café's
beheerschen de straat met hun felle
roode letters. Binnen zijn zij voor de
Kerststemming gedecoreerd met groen
en rood. Het dient tevens voor oude
jaar.
Wanneer het vriest in den
midwintertijd heeft de stad een waardiger
aanzien. De straten zijn zwart en leeg,
de menschen haasten zich naar huis,
klein en weggedoken in jaskraag of
shawl. Sportieven met schaatsen loopen
flink en gelukkig over straat, moe na
een inspannenden tocht of nog vol
verwachting van komende ijspret.
Maar zoodra de dooi de schotsen in
de grachten weer losweekt en de
strakke straten glad en glibberig maakt,
overheerscht de wandelmensch. De
vochtige straat met de versierde etala
ges is zijn domein; hij is er de heer van.
Hij overstroomt café's en cafeterias,
eet kerstdiners en kerstschotels, voelt
wijding noch feestelijkheid. Straks
komt Oudejaar. Da booten in de
havens zulhn loeien, de menschen
zullen in de lucht schieten om de
booze geesten weg te jagen. Als of
er in deze dagsn al niet genoeg in
de lucht geschoten wordt....
En straks komt de Nieuwjaarszon
dag. Zouden deze sombere weerspiege
lingen over den wandelenden mensch
dan wederom bewaarheid worden? Of
bevolkt dan een vernieuwd, gelukkig
verjongd menschenras deze oude stad,
die sinds haar ontstaan al meer dan
zevenhonderd Nieuwjaarszondagen ge
kend heeft ?
Tentoonstellingen
Affiches (Sted. Museum)
Toulouse Lautrec alleen al is de
gang waard naar de zalen van het
Stedelijk Museum waar affiches ten
toongesteld zijn. Was er toen in Parijs
zooveel vlammend leven of werd het
zoo door de teekenstift van hem en
Steinlen?
Daarna wordt alles killer en rede
lijker. Toch is er nog wat te waar
deeren en we leven weer heelemaal
op in onzen eigen tijd, begonnen met
Cassandre, waarna de fotografie weer
blijheid brengt.
Je kunt er zien, hoe een teekenaar
van affiches te werk gaat en ook hoe
zulk een raambiljet op steen gedrukt
wordt.
Affiche-teekenaars kunnen hier
indrukken opdoen; opdrachtgevers
kunnen zich oriënteeren en het publiek
kan indrukken opdoen en zich oriën
teeren.
ZOOALS ik reeds zei, ik ben niet
alleen een groot kunstliefhebber,
maar ook een doorkneed jager en
sportsman in het algemeen. Indertijd
is de motorsport mijn grootste lief
hebberij geweest en ik was in het bezit
van een zwaren racemotor van een
model dat ik zelf ontworpen had. Wat
mij altijd zeer getroffen heeft is
het ontzag dat men heeft voor
groote snelheden; en ik heb er een
tijd lang mijn sport van gemaakt de
grootste snelheden te bereiken en die
vervolgens te overtreffen, wat mij
wonderwel gelukte. Met een bijzondere
soort benzine, waarvan mijn neef
Baron Goudknots dacht dat deze
slechts geschikt was voor
sigarenaanstekers, wist ik de trekkracht van
mijn motor enorm te verhoogen. Toen
ik voor de eerste maal met deze benzine
startte, schoot het motorrijwiel met
een ontzettenden knal tusschen mijn
beenen weg en bleef ik schrijlings op
den weg zitten. Niemand heeft mijn
motor ooit terug kunnen vinden.
Maar met mijn tweeden motor had
ik meer succes, ik gaf wat voor
zichtiger gas en wist snelheden van
tegen de duizend km te bereiken. Ik
reed van Den Helder langs het strand
naar Scheveningen in elf minuten tijds.
De pieren van IJmuiden vormden een
hinderpaal waar ik aanvankelijk niet
op gerekend had. Ik had echter geen
tijd meer om te remmen en reed de
Noorderpier op. Bij het einde van de
pier rukte ik het stuur ietwat omhoog,
en in een fraaien boog suisde ik neer
op de Zuiderpier, waarbij ik onderweg
den kapitein van een binnenloopenden
trawier met mijn achterwiel een
blauw oog bezorgde.
Met mijn tweeden rit wist ik mijn
eigen record te verbeteren. Bij gebrek
aan lange rechte wegen reed ik bij
voorkeur over spoorlijnen. Dank zij
mijn uitnemende stuurkunst gelukte
het mij om op n rail te rijden. Op
een gegeven oogenblik, toen ik een
D-trein had ingehaald en dezen wilde
passeeren, kwam er uit' de andere
richting een trein aangesneld. Omdat
ik mij op een brug bevond was het
mij niet mogelijk den trein rechts te
passeeren, zoodat mij niets anders
overbleef dan de achterdeuren van den
laatsten wagen binnen te vliegen en
mijn verdere route door het zijgangetje
langs de compartimenten te kiezen.
Terwijl ik door den restauratiewagen
stoof, zag ik kans even een kopje koffie
te drinken, waarbij ik den verbaasden
kellner twee kwartjes in zijn hand
stopte. Ondertusschen had ik mijn
snelheidsrecord verbeterd, want mijn
snelheid was nu vermeerderd met die
van den trein, hoewel het jammer was
dat een der reizigers geheel ongemoti
veerd aan de noodrem trok. Voordat
de trein stilstond was ik reeds lang
door het zijdeurtje van den voorsten
wagen verdwenen.
Om mij te trainen had ik een race
baan van 80 km lengte om mijn land
goed laten aanleggen, en dagelijks
reed ik dezen weg vele honderden
malen om. Hoewel de weg een nauw
zichtbare kromming had, lag ik zoo
scherp in de bocht dat ik mijn linkeroor
bezeerde omdat dit langs het wegdek
schuurde. En nog steeds voerde ik
mijn snelheid op. Aanvankelijk merkte
ik dat ik in mijn eigen benzinedamp
reed, vervolgens hoorde ik voor mij
uit het donderen van mijn knalpot
van de vorige ronde. Na mijn snelheid
tot het uiterste vergroot te hebben, zag
ik mijzelf in de verte voor mij uit
rijden. Ik haalde mij in en wilde mijn
hand op mijn schouder leggen om mij
geluk te wenschen. Toen slipte ik en
vloog kilometers hoog de lucht in.
Ik maakte daar boven van mijn jas
en schoenveters een parachute, zoodat
ik behouden beneden kwam.
MIJN VRIEND, DE THUISZITTER
over: SLAPEN
Slapen", aldus mijn vriend, de Thuiszitter, en hij roerde bedachtzaam
in zijn rumgroc met suiker, slapen is de beste bezigheid, die een mensch
kan hebben. Er zijn menschen, die slapend rijk worden en heb je ooit van
iemand gehoord, die een ander kwaad deed terwijl hij sliep? Hoe zou er
ooit oorlog kunnen komen als de legers vierentwintig uur per dag konden
slapen? Dacht je, dat het ooit zoo ver met de wereld gekomen zou zijn,
als eenige leiders der volken meer slaap noódig gehad zouden hebben?
En het zou er hier vreedzamer uitzien als de mensch minder gaf om
levensruimte en meer gaf om slaapruimte. Heet het van den slaap niet,
dat hij den mensch wijsheid en verstand brengt? En als je dat nagaat,
wat zijn de menschen dan een hoop slaap te kort gekomen ! En dus zou
je de wereld beter kunnen maken als je den mensch kon overreden om
tweemaal zoo lang te slapen. Werkloosheid was de wereld uit, omdat er
veel meer menschen noódig zouden zijn nu ze zooveel korter werken.
Oorlog was de wereld uit, omdat ze met van die slaperige oogen toch geen
modern gevecht meer zouden kunnen leveren. Honger en dorst zou de
wereld uit zijn, want als je veel slaapt hoef je minder te eten. En wat een
nieuwe industrieën zouden er geboren kunnen worden. Een matras werd
belangrijker dan een salonameublement, een pyama een bijzonderder
kleedingstuk dan een avondjurk of rokcostuum. De eenige moeilijkheid",
aldus mijn vriend en hij nam een grooten slok van zijn rumgroc, de
eenige moeilijkheid is, hoe je ze er aan kan wennen, dat ze langer gaan
slapen."
Inderdaad", zei ik vol bewondering. Maar hoe zou jij dat zelf doen?"
Als ik eens bijzonder goed of lang wil slapen", aldus mijn vriend,
drink ik voor het slapen gaan een straffe rumgroc. Daarom heb ik er jou
trouwens ook geen gegeven. Jij bent van nature al slaperig genoeg."
Ik weet het", zei ik, dan moeten we voor de bevolking op groote
schaal slaapmiddelen beschikbaar stellen. En dan zullen we op die wijze
de menschheid bevrijden van rampen en moeilijkheden."
Voortreffelijk", zei mijn vriend slaperig, voortreffelijk! Jammer
alleen, dat die goede idee weer van mij. ..."
Maar hij sliep al.
Laatst werden wij opgebeld:
Meneer, U spreekt met den uit
gever Becht. Wij hebben U op
Uw verzoek, ter bespreking ge
zonden onze uitgave Hoe hoort
het eigenlijk" door Amy
Groskamp-Ten Have. U hebt gezegd,
dat U het vóór Sinterklaas wilde
bespreken. En ik heb nog steeds
niets in De Groene gevonden."
Zoo hoort het namelijk niet.
En hier was dus een voorbeeld in
de practijk van hoe men zich
tegenover uitgevers niet moet ge
dragen. Het boek van mevrouw
Groskamp-ten Have vertelt ons
alles van hoe tegen alle andere
menschen wél.
Want wat is het niet aange
naam thuis een boek te hebben,
waarin je gelijkelijk kunt zien, wat
de redenen tot echtscheiding zijn
en wat voor een schortje het
dienstmeisje moet dragen als er
een verlovingsreceptie is van een
paartje, waarvan de grootmoeder
van het meisje zoojuist een
smartelijk verlies geleden heeft.
Wat voor wijn moet U schen
ken? Hoeveel fooi geven? Wie en
wanneer geeft U een verlovings
ring? Hoe staat U een vertegen
woordiger te woord ? Drie pagina's
over visitekaartjes afgeven. En
alles alfabetisch gerangschikt. Aan
welken kant moet een heer
loopen als hij met een dame
loopt? Etc. (zie: Lijst van af
kortingen: Etc. beteekent:
enzoovoort. Latijn: et cetera).
Maar niet alleen bijzondere
wijsheden geeft mevrouw Gros
kamp-ten Have. Zij spendeert
ook zeer bruikbare algemeene
regelen:
Wij hebben al eerder gezien,
dat het geen aanstoot geven een
der eerste kenmerken is van een
beschaafd optreden".
Hoewel de vormelijkheid van
een vorige generatie in onze dagen
plaats gemaakt heeft voor een
bedenkelijke onverschilligheid ten
opzichte van de goede vormen,
zijn er toch nog gelegenheden te
over dat men zich aan
beleefdheidsgebruiken onderwerpt".
Men kan als barbaar in dit
boek duiken en er als salonleeuw
weer uit te voorschijn komen,
dank zij het etiquettaire vernuft van
mevrouw Groskamp-Ten Have.
En wat dat betreft zou men, lich
telijk varieerend, kunnen zeggen:
Beter Ten Have geleerd dan ten
heele gedwaald".
PAG. 18 DE GROENE No. 3265