Historisch Archief 1877-1940
DE GROENE AMSTERDAMMER
OPGERICHT
1877
Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per Jaar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000.
Abonnementen kunnen met elk nummer Ingaan, doch alleen tegen het einde van een jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd.
3 FEBR.
1940
Vreemdelingen in Indische Staatsdienst
ONLANGS werden alle Nederlandse democra
ten, die zich voor Indische aangelegenheden
interesseren, opgeschrikt door mededelingen in de
Indische pers over de activiteit van verschillende
Duitsers in Indische overheidsdienst. Zo verhaalde
het Bataviase Nieuws van den Dag" (onder de
leiding van den heer Belonje weder een behoorlijk
blad geworden) o.a. van een havenarts, die
nazipropaganda maakte, van een hoofdinspecteur van
politie, tevens gepensionieerd oud-onderofficier van
het Duitse leger, en van andere functies zoals die
van ambtenaar voor Oost-Aziatische zaken, com
mandant van de veldpolitie, leider van de lands
drukkerij, zelfs hoofd van de politieschool, alle door
Duitsers bezet. En, wat hiermede direct in verband
staat, al deze hele of halve Duitsers zijn lid van de
N.S.D.A.P. of wel van haar Nederlandse zuster-, de
N.S.B.
Onverkwikkelijk en alarmerend als deze feiten
zijn, doen ze toch allereerst de verontwaardigde
vraag rijzen: Kan dit in Indiëallemaal ? Hoe is deze
werkzaamheid van vreemdelingen in staatsdienst
en nog wel op vrij delicate posten te verklaren ? Voor
Nederland lijkt dit toch ondenkbaar.
Wie zich hiervan rekenschap wil geven, doet
goed, zich een ogenblik te verplaatsen in Indische
toestanden. Het verschijnsel is allerminst van van
daag of gisteren. Integendeel, het is diep in het ver
leden van Indiëgeworteld en hangt samen zowel
met de structuur der Indische maatschappij als met
de daar te lande door ons gevolgde politiek.
LAAT ik de oudste tijden rusten, dan kan ik
aanstonds de aandacht vestigen op het feit,
dat vooral sinds het einde der vorige eeuw Indiëin
alle opzichten een fenomenaal snelle ontwikkeling
heeft doorgemaakt. De opbloei der Westerse cul
tures en de daarmee samenhangende snelle groei
van de Indische handel, de uitbreiding van ons
gezag over de Buitengewesten, gevolgd door groot
scheepse ontginning, vooral van Sumatra dat
alles droeg hiertoe bij. De Europese bevolking, die
de leidende krachten in staat en maatschappij op
leverde, groeide van 91.000 in 1900 tot 240.000 in
1930. De nieuwe behoeften van het land vereisten
tevens een snelle uitbreiding van de staatsorgani
satie en de diensten en bedrijven, welke naast de
gezagorganen de maatschappelijke groei moesten
begeleiden (verkeersbedrijven en dgl.).
Door dit alles ontstond een snel toenemer.d
vraag naar leidende krachten op allerlei gebied,
waaraan noch Indië, noch Nederland altijd geheel
kon voldoen. De expansie van het bedrijfsleven
bracht trouwens vanzelf een niet-onbelangrijk aan
tal vreemdelingen naar Indië, te werk gesteld in de
vele cultuur- en handelsondernemingen, banken,
verzekeringsbedrijven, welke daar met vreemd
kapitaal werden gesticht. Dit was tevens een uit
vloeisel van onze gedragslijn, zowel door wijs beleid
als door liberale gezindheid ingegeven, om vreemd
kapitaal en vreemde arbeid ruimschoots en onbe
krompen te doen delen in de exploitatie der grote
mogelijkheden, welke het jonge Indiëder zoste eeuw
bood en biedt. In 1930 waren rond 23.000 vreemde
lingen in Indiëwoonachtig, dus ruim 9% der Euro
pese bevolking. Onder hen namen de drie volgende
groepen de voornaamste plaats in: Duitsers met
7381; Japanners 7195 en Engehen met 2414 per
sonen. Ook Zwitsers, Amerikanen, Belgen en Fran
sen leverden niet onaanzienlijke groepen.
Niet alleen kwamen hieruit (behoudens natuur
lijk in de jaren 1914?1918) geen bijzondere moei
lijkheden voor, doch het merendeel dezer mensen
gedroeg zich niet anders, beter noch slechter, dan
de Nederlanders, die trouwens met hen velerlei aan
raking hadden. Het coquetteren met Engels was b.v.
ter Sumatra's Oostkust reeds jaren in de mode. Dat
zodoende uit deze groepen van vreemdelingen, ten
dele ingeburgerd, somwijlen met Nederlandse vrou
wen gehuwd, van tijd tot tijd ook geschikte personen
in staatsfuncties een aanstelling kregen, was op
vallend noch bedenkelijk.
ERKEND moet zelfs worden, dat de beschikking
over vreemde krachten vaak vrij plotseling
opkomende moeilijkheden bij takken van lands
bestuur, in belangrijke mate hielp overwinnen.
Prof. J. van Gelderen
Zo heeft b.v. de periode der oorlogsjaren ernstige
stagnatie gebracht ia de normale instroming van
Europeanen en de uitzending van Nederlandse
ambtenaren. Vandaar, dat tal van functies, aan
vankelijk tijdelijk (doch wat is duurzamer dan een
tijdelijke aanstelling?) met geschikte buitenlandse
krachten werden bezet. Zoo werkten in de natuur
wetenschappelijke diensten rondom de Plantentuin
in Buitenzorg en in tal van voor de cultures inge
stelde proefstations een aantal vreemdelingen:
Zwitsers, Amerikanen, e.a. onder wie voortreffelijke
wetenschappelijke krachten voorkwamen. Ook
politie en bestuur bleven in die jaren niet van
vreemdelingen vrij. Verschillende van hen vonden
opname in het korps civiel gezaghebbers dat als
laagste rang van het Europees Bestuur bij de uit
breiding en consolidatie van ons gezag in de Buiten
gewesten in die tijd in een dringende behoefte voor
zag. Bij de organisatie der veldpolitie, in die tijd
voor een verbetering van de politionele zorg in het
binnenland nodig geoordeeld, werd op ruime schaal
gebruik gemaakt van Duitse officieren, die na de
verovering van Kiautschau door Japan werkeloos
geworden waren en in Indiëeen bestaan zochten.
Ook mijnwezen en de snel uitgebreide dianst voor
de Volksgezondheid maakten van vreemdelingen
gebruik.
Wel vloeiden, toen de toestanden en daarmee de
uitzending van Nederlanders weer normaler werden,
een deel van deze vreemdelingen weer af, en wer
den zij bij de daarna ingetreden jaren van bezuini
ging en inkrimping van diensten, niet meer vervan
gen, doch een aantal van hen bleef werkzaam; ook
hadden wel nieuwe aanstellingen plaats. De poli
tieke ontwikkeling der laatste jaren heeft voor het
eerst de mogelijkheid om deze liberaliteit in de op
name van vreemdelingen in de Indische koloniale
maatschappij ongehinderd voort te zetten, in ern
stige mate doen wankelen.
De opendeur-politiek, zoals deze openstelling van
het land voor buitenlandse kapitalen, arbeidskrach
ten en goederen tekenend genoemd wordt, was een
goede Nederlandse traditie geworden, welke bij
onze positie als beheerders van een zo groot rijk in
de Pacific volkomen past. De toenemende politieke
spanningen en het ontstaan van een agressief im
perialisme hebben echter de voorwaarden, waarop
deze politiek steunde, stelselmatig ondermijnd. Wil
deze politiek immers slagen en niet leiden tot ver
zwakking van het gezag of ongewenste tegenstel
lingen in de Indische Europese maatschappij, dan
moeten deze vreemdelingen zich gevoelen en gedra
gen als (zij het tijdelijke) loyale burgers van het land,
waar zij werken. Een zekere mate van aanpassing
is daarvoor nodig, doch nog veel meer de geneigd
heid en het besef, vrije en op zich zelf staande indi
viduen te zijn, doch geen vertegenwoordigers van
een buitenlandse staatsmacht of vreemde ideologie.
Gedragen of gevoelen zulke vreemdelingen, op voet
van gelijkheid met de eigen burgers behandeld, zich
daarentegen als voorposten van een vreemde macht,
dan worden gevaren of zelfs onhoudbare toestanden
geschapen, nergens pijnlijker en onduldbarer dan
in de koloniale maatschappij.
Immers, het noodzakelijk gevolg van deze men
taliteit is, dat deze groep van vreemdelingen, ge
dwongen of vrijwillig, zich samenvoegen tot een
kolonie, een afzonderlijke groep, die de eigen con
sulaire vertegenwoordiger b.v. als een leider, een
politieke yoorman beschouwt, waardoor staatjes in
de staat ontstaan, des te gevaarlijker, indien deze
enclaves gaan vormen van een buitenlandse, op
machtsuitbreiding beluste mogendheid.
DE voorbeelden voor deze schadelijke vormen
van penetratie, tierend op de bodem van te
grote liberaliteit in het land van vestiging zijn voor
het grijpen. Wie de geschiedenis kent van de Japanse
vestigingen in Oost-Aziatische gebieden (MaJaya,
Philippijnen) of in Zuid-Amerika (Brazilië) weet, in
welke mate de opendeur aanleiding werd tot een
reeks van moeilijkheden en conflicten, die de rege
ringen dier landen tot verweer noopten. Ook in
Indiëscheen een tijdlang de Japanse concentratie
een economisch gevaar te worden. Het was echter
tijdig ingrijpen en een reeks van maatregelen,
welke zonder tot onbillijke discriminatie of natio
nale bevoorrechting te leiden, verhinderden, dat c*e
vrije mededinging, ook van vreemdelingen, door
usurpatie van n georganiseerde groep onder hen
werd verstoord. Tot politieke moeilijkheden leidde
dit niet; de inhoud van het conflict en van de vele
ter afwikkeling daarvan gevoerde onderhandelingen
bleven van economische aard.
Van enigszins andere aard is daarentegen het ge
vaar, dat kan voortvloeien uit de aanwezigheid van
Duitsers in de landsdienst of hun werkzaamheid op
voor de landshuishouding gevoelige punten. Dit
gevaar is ontstaan met en door de ideeën en metho
den van het nationaalsocialisme. In hun strijd om
de macht in verschillende delen der wereld tegelijk
ondernomen, hebben de nationaalsocialistische lei
ders openlijk het instituut van het
Auslandsdeutschtum ingeschakeld. Publieke agitatie en geheime
woelarbeid, rijkelijk door staatsgelden gesteund,
hebben in verschillende landen tot spanningen en
onrust aanleiding gegeven. De onthullingen om
trent de Bund", nog onlangs in dïVer. Staten gepu
bliceerd, leverden de zoveelste bevestiging van het
gevaar, dat deze expansieve nazipenetratie oplevert.
De bewogen geschiedenis der laatste jaren in de
Zuid-Amerikaanse staten houdt daarvoor evenzeer
een les in. Te gevaarlijker wordt de activiteit der
Duitse agenten, doordat zij al te gemakkelijk aan
sluiting en steun vinden bij de nationaalsocialisten
in het land van hun werkzaamheid. Dit past vol
komen in de door Hitler openlijk beleden en toege
paste taktiek, om elke tegenstander of vijand eerst
van binnenuit te ondermijnen en sturmreif" te
maken.
BEHOEFT het veel betoog, dat in een land als
Indiëzulke nazi-werkzaamheid dubbele waak
zaamheid van de zijde der overheid vereist? De
Nederlandse regering heeft zich bij haar uit over
tuiging ontwikkelde en vastgehouden politiek van
opendeur en non-discriminatie gedragen als de
mandataris over een gebied, waarin onder haar on
verkort gezag plaats is voor medewerking van men
sen van allerlei nationaliteit. Zij kan echter deze
positie alleen handhaven, indien zij zich de grenzen
daarvan ten volle bewust is en de durf heeft daar
naar te handelen. In voor velen onbegrijpelijke lank
moedigheid heeft ook de huidige regering het tegemoet
komende beleid van den vorigenG.G. jegens de N.S.B.
gehandhaafd, hoewel haar actie dientengevolge steeds
driester, en sinds het uitbreken van de oorlog, rechtaf
staatsgevaarlijk werd. Hiermee valt samen, dat zij
door een te formele angstvalligheid gedreven, ook
die Duitsers, die eenmaal in landsdienst waren,
politieke vrijheden toestond en bleef toestaan, welke
vandaag of morgen met het staatsbelang direct in
botsing kunnen komen.
Hoe rijmt zij de vrijwillig aanvaarde of opgelegde
trouw van Duitse nationaalsocialisten, met de
volstrekte loyauteit, welke zij van eiken Indischen
ingezetene, doch a fortiori van eiken staatsdienaar
eisen mag en eisen moet? Hier past een duidelijke
gedragslijn en een onverschrokken houding, op
zelfrespect gebaseerd. Nationaalsocialistische werk
zaamheid, van welke nationaliteit ook, vormt een
gevaar voor onze neutraliteit. Haar toe te laten
kweekt ongerustheid en verwarring in de Europese
zowel als in de Inheemse wereld, welke zulk een
lankmoedigheid kwalijk verstaat. Niet alleen dient
strenge controle op alle personen, die door gedra
gingen of uitingen in deze geest de aandacht op zich
vestigen, te worden uitgeoefend, doch de conse
quentie hiervan reikt verder.
Loyaal Indiëheeft er recht op, dat een ieder, van
welke nationaliteit ook, daar te lande geweerd wordt
uit posities, waarin hij kan geraken in een conflict
van plichten. De keuze tussen de Indische overheid
en haar maatregelen en voorschriften en de inzich
ten en belangen, van welke andere macht ook, moet
deze lieden worden bespaard. Een regering, die
hierin bij alle vereiste voorzichtigheid niet
met de nodige doortastendheid optreedt, blijft bene
den de eis, die aan haar in deze troebele tijden ge
steld wordt.
PAG. 3 DE GROENE No. 3Ï70