Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig Leven
Poëzie van een Aztekischen
A/berf //e//77d/?
EEN van de merkwaardigste persoonlijkheden uit
de voorcolumbische geschiedenis van Amerika
die nog tot ons gekomen is, draagt de welluidende
naam van Netzahualcoyótl, hetgeen aztekisch is en
beteekent Hongerige Wolf". Coyote is de prairie
hond. En Netzahualcoyótl was een mexicaanse
cafique, een kleine vorst dus, die regeerde over het
dicht bij Tenochtitlan (de voorcolumbische stad
Mexico) gelegen Tezcuco; hij was een tijdgenoot van
keizer Montezuma i, en leefde dus tot in het derde
kwart van de isde eeuw. Zijn hoogst avontuurlijk
leven is in het begin van de lóde eeuw beschreven
door een van zijn directe nakomelingen, don
Fernando de Alva Ixtlilxochitl.
Omstreeks 1418 werd de regerende vader van
Netzahualcoyotl door binnenvallende stammen
verslagen en gedood. De jonge prins die zich ver
scholen had in het struikgewas, zag de afslachting
n vluchtte, werd echter toch gevangen genomen
en ontkwam alleen aan de bekende marteldood,
doordat een trouwe dienaar zijn plaats innam. Hij
vond een onderkomen aan het hof te Mexico, waar
hij jarenlang toefde en zijn opvoeding voltooide.
De vreemde usurpator echter bleef begrijpelijkerwijze
zijn dood zoeken, en slechts door de trouw en offer
vaardigheid van zijn aanhangers bleef Netzahual
coyotl telkens gespaard. Dit was ook nog het geval
toen hij erin geslaagd was de hem toekomende
plaats in Tezcuco in te nemen. Telkens weer moest
hij vluchten en zich verschuilen in de wildernis.
Een eindeloze tijd bracht hij door in de barre een
zaamheid van het Mexicaanse hooggebergte, totdat
hij zich eindelijk een leger wist te verzamelen,
waarmee hij zijn vijanden versloeg.
Bij zijn triomfantelijke terugkeer verleende hij
een algemeene amnestie, en begon aanstonds met
een wetgeving, die beroemd geworden is; oude
spaanse kroniekschrijvers hebben hem den Solon
van Anahuac" genoemd. Onder zijn staatsinstel
lingen was er behalve een krijgsraad, een financiële
raad en een gerechtsraad ook een raad der mu
ziek", die tot taak had de kunsten en wetenschappen
te bevorderen. Deze raad oefende een strenge censuur
uit, maar verleende ook prijzen en diploma's, en
had een gunstige invloed op de taal, die lang voor
de zuiverste van de hele streek bleef gelden.
Helaas had deze wijze koning, die zelf de grootste
dichter van zijn kunstacademie was, een tragisch .
huwelijksleven. Nu eens speelde hij de geschiedenis
van David met Uria den Hittiet, dan weer had hij
moeilijkheden met zijn bij vrouwen en haar kinderen.
Maar zijn rijk bleef duren tot aan zijn dood, toen
hij meer dan zeventig jaar oud was.
DE vorst die zijn naam te danken had aan zijn
leven als vluchteling gedurende zijn jeugd,
heeft volgens de overlevering veertig grote gedichten
geschreven, waarvan slechts een klein gedeelte
bewaard is. Maar zeer veel wijze gezegden en
volksgedichten zijn door het nageslacht op zijn naam
gezet, en zelfs nu nog kan men rondom Tezcuco
uitspraken en versjes horen, welke heten van
Netzahualcoyotl afkomstig te zijn.
Het is verwonderlijk, hoezeer de authentieke
verzen van dezen indiaan lijken op die welke bekend
zijn van de Egyptenaren en die welke wij vinden
in de Shi-Ching, het chinese Boek der Liederen;
wijl de eeuwige thema's op gelijke wijze overal
in de wereld en ten allen tijde de mensen ontroeren.
De vergankelijkheid van het leven dat verwelkt als
een bloem en vluchtig is als een vogel; de onge
stadigheid van het hart en zijn hang naar een
onbereikbare bestendiging; de levenskracht waarmee
de lente alles vervult en de treurnis die zich over alle
dingen spreidt in herfst en winter; de almacht
van een Schepper en de nietigheid van het gescha
pene; dit alles vormt de inhoud.
Afgezien van deze onderwerpen die iedereen
raken, staan de aztekische verzen ook naar hun
vorm niet zo ver af van wat wij gemeenlijk onder
poëzie verstaan, dan dat wij ze niet in een goede
vertaling zouden kunnen genieten. In het oorspron
kelijk worden de gecompliceerde ritmen heel vaak
vooraf aangegeven door een regel van niets dan
klanknabootsing, welke den begeleider op het
gebruikelijke slaginstrument, de teponaztli, zijn
partij" aan de hand doet. Het is feitelijk een com
binatie van metrum en toonhoogten. En een van
zulke ritmen die wij in het beroemde
liederenhandschrift van Sahagun aantreffen (waarin ook
een groot gedeelte van wat wij van Netzahualcoyotl
kennen, is opgenomen) luidt als volgt:
tico, titico, titico, tico,
toco, totoco, tococo, toco."
De regelmaat is groot, en toch is er een fijne en
rijke afwisseling. Bij sommige verzen heet de aan
wijzing: toco, tico, tocoti", en aan het eind van
iedere strofe tocoto tico, tico ticoti; toco, toco,
tocoti." Dergelijke clausen en vers-einden waren
zeer gewichtig, juist als in de klassieke en allerlei
andere poëzie uit het Westen. De toonhoogte kon
bij het reciteren veranderen doordat de verzen
met meer dan een slaginstrument begeleid werden.
We vinden dergelijke climaxen soms zorgvuldig var.
zang tot zang aangegeven.
EN nu de verzen van Nezahualcoyotl zelf. Zijn na
zaat heeft er een overgeleverd, dat de vorst ge
maakt heef t ter gelegenheid van de inwijding van zijn
prachtig paleis. Geen triomflied, geen zang van
vreugde en zelfverheerlijking gelijk men verwachten
zou, maar reeds in de aanhef fel en zonder om
wegen een meesterlijk verwoorde smartkreet:
Hoort met aandacht de weeklachten die ik,
koning Netzahualcoyotl, klaag over het rijk, terwijl ik
met mijzelve spreek en het anderen ten voorbeeld hou !
O larmoyante en ongestadige koning! Wanneer
uw dood nadert, zullen uw vazallen verstrooid en
vernietigd worden, zullen zij zich in duistere ver
warring bevinden, en dan zal de regering over uw
rijk niet meer in uw handen zijn, maar in die van
den Machtigen Schepper." En dan volgt een lange
klacht, die soms overgaat tot een immer-dichterlijke
beeldspraak welke hier slaat op een groten voor
ganger die ook het einde van zijn heerlijkheid heeft
beleefd: Kruiden en bloemen heeft de lente hem op
de velden geboden, lang kon hij daarvan genieten.
Maar toen hij eindelijk aangevreten en uitgedroogd
was, kwam de orkaan van den dood hem ontwortelen,
dat hij aan stukken geslagen ten bodem viel."
Dan gaat hij prachtig in vorm voort: Met deze
overdenkingen en dit trieste gezang dat ik aan de
herinnering prijsgeef, bied ik het levend bewijs van
wat in de bloemrijke lente geschiedt. .. . Wie immers
zal, hoe hard het ook zij, dit ziende niet schreien?
Wijl toch de overdaad van velerlei rijke vermaken,
is gelijk ruikers die wel van hand tot hand overgaan,
maar die tenslotte verwelkend ontbladeren in 't
huidige leven." Dan komt een toespraak tot de
prinsen en grote heren, om een les te trekken uit
het verleden van andere groten, en dringt nu pa
tot het bewustzijn van den dichter door
dat hij hier voor feestelijke genodigden staat, di<
hij hoofs, maar nog steeds in tweestrijd, aanspoort
Geniet thans van de overvloed en de schoonheid de.
bloeienden zomers, van de melodie der spraakzarrt'
vogels, en schenkt de vlinders het zoete vocht van di
geurige bloemen. Alles is als de ruikers die gaan var,
hand tot hand, maar tenslotte verwelken en eindiger
in het huidige leven."
DIT is ook van de andere teruggevonden gedich
ten van Netzahualcoyotl de hoofdvorm en
de algemene ondertoon. Een van zijn mooiste is
het lied dat hij maakte bij een bezoek aan den ouder
Montszuma, toen deze in Mexico ziek lag. Het is
wel echt indiaans, alle kracht te leggen in de aan
spreking: Geëerde en roemvolh schaduw, zie hoe ik,
Netzahualcoyotl, gekomen ben, bleek als eer,
gele bloem. Ik kom van Acolhuacan, waar h
wemelt van kostbare bloemen." Maar al belooft hi
den zieke op te vrolijken, zijn stem is voortdurenc
ernstig en pathetisch-religieus. Hij prijst de groot
heid van den ander, spreekt hem wel van beter
schap, maar ook van de voltooiing van uw geschiede
nis", en van het heerlijke rijk van Atloyan, eer
hiernamaals, waar eerst zijn genezing werkelijk
duurzaam zal zijn. Daar zult gij in uwe hander,
takken van geurige bloemen en van welriekende
laurier dragen. Richt intussen hier op deze werelc
elke dag uw blikken naar de berg van Atloyan, dt
woonplaats waarheen allen gaan." In een ander
gedicht is deze zekerheid nog slechts tot een bang«
vraag verbleekt: Waar zal mijn geest wonen.'
Waar mijn verblijf zijn? Waar zal mijn woning
wezen? Ik ben een ongelukkige op de aarde."
Het is te begrijpen dat de christelijke kroniek
schrijvers die deze heidense poëzie voor ons opge
tekend hebben, het religieuze element daarin,
ondanks de aztekische overleveringen waarmee
het verbonden was, nog extra beklemtoonden.
Het kon ten bewijze dienen van een gaarne door de
missionarissen van die dagen verbreide stelling:
dat de edelste geesten onder die vroegere Mexicanen
reeds echter voorlopers waren van het nieuwe
geloof, dat de onwilligen te vuur en te zwaard werd
opgedrongen, en waarvoor de goeden tezamen
met de kwaden ten onder gingen.
Twee voordrachtskoiisteearessen
Jeanne van Schaik- Willing
MET de kunst van voordragen is het wonderlijk
gesteld. Het vers eischt, niet zooals de muziek,
een vertolking opdat het toegankelijk worde voor
den leek. Bijna zou men nog verder kunnen gaan
en zeggen: het vers wil niet vertolkt zijn. De
dichter, die het schrijft, hoort het wel, maar niet
met een door stembanden en mondholte geprodu
ceerd geluid. De melodie van het vers blijft im
materieel en kan slechts geschaad worden door
klanken die gebonden zijn aan toevallige fysieke
eigenschappen toebehoorend aan een voordrachts
kunstenaar of kunstenares, om van de persoonlijke
opvatting van deze tusschenpersoon te zwijgen.
Acteurs en actrices hebben er vaak een handje
van, verzen van plastische accenten te voorzien, in
hun onschuldigsten vorm, ze te dramatiseeren, in
hun gevaarlijkste verschijning. Zij negeeren den
gordel van stilte die het gedicht omringt en die er
inhaerent aan is, in hun pogingen om door middel
van het gesproken woord de poëzie dichter bij de
menschen te brengen en ze leveren vaak op zichzelf
hoogst verdienstelijke kunststukjes in die richting,
met zorg geconstrueerde eenacters met kleurige
plekken, pointes en al, naar aanleiding van den
feitelijken inhoud van een gedicht. Het kan soms
heel boeiend zijn naar een dergelijke versie in het
dramatische te luisteren, enkel de dichter zelf moet
er wel bij zitten te krimpen van ellende of misschien
niet eens, want vaak zal hij het gebodene niet als
het eigen werk herkennen.
Van de verzenzeggers in Nederland is er n,
die nooit in deze fouten vervalt, die de innerlijke
stem van het gedicht benadert. Het ligt niet aan
Claudine Witsen Elias dat ik blijf beweren, dat
niets het zelf lezen van poëzie te boven gaat; wat
er met voordragen te bereiken valt, heeft ze bij haar
Voordracht van geestelijke en amoureuse poëzie in
het Muziek-Lyceum" bereikt. Mogelijk miste haar
weergave van geestelijke verzen soms nog eenige
spankracht, bij haar vertolking van fragmenten uit
Gorter's Mei werd de innerlijke stem des dichters
luid. Het licht gloorde en er was een zwalpend
beweeg van mannelijke kracht en lichte lieflijkheid,
een ijl klagen en de verzadigde stilte van moederlijke
overgave. Voor 'hen die moeilijk tot het lezen van
poëzie kunnen komen, is er geen betrouwbaarder,
kunstzinniger gids dan deze waarlijk sublieme
voordrachtskunstenares.
TWEE dagen hadden wij den tijd om van den
top van den Olympus af te dalen vóór Nel
Oosthout ons binnen de muren van de Tooneelschool
tot een declamatie van geheel ander genre noodde.
Of declamatie ?
Deze kunstenares bestond het om in haar dooie
eentje de heele St. Joan van Shaw op te voeren.
Wie 't niet heeft bijgewoond, zal niet gelooven, dat
het mogelijk is, maar het bleek mogelijk. Een groote
hofhouding, een volledig bezette rechtzitting, de
optocht van den pas gekroonden koning Nel
Oosthout ziet kans om dit alles te doen leven
zonder ander requisiet dan een enkele stoel. Het
stuk staat er, haast zou men vragen, waarom er
nog dure schouwburgzalen, ensembles, decors enz.
noodig zijn als het zoo ook kan. Want dit was niet
veel slechter en nauwelijks minder duidelijk dan
een gemiddelde schouwburgvoorstelling.... Ja ....
maar niet beter ook.... ay, there's the rub !. . ..
Na eerst onze bewonderende verbazing te hebben
geuit over een dergelijke virtuositeit, moeten wij
helaas met onze bezwaren komen. Een actrice, die
niet alleen dialogen maar decimologen met zich
zelf houdt, is genoodzaakt de grofste middelen te
gebruiken om haar personen uit elkaar te houden:
kopstem,' donkere stem, grocstem, keelstem. Erger
dan dat, ze moet haar toevlucht nemen tot de
traditioneele typeering. Na een enkele karakteristiek
moet bij den toeschouwer het idee postvatten: aha,
daar hebben we weer zoo een, armen-kruisend,
brallend hoveling als we wel meer zagen, of een
stotterend met knikkende knieën bevend en met"
heesche stem smeekend staljongetje uit menige
Shakespeare-voorstelling bekend." De declamatrice
mist de vrijheid, een oorspronkelijke, wat fijnere
typeering te lanceeren omdat haar publiek haar
dan niet meer zou kunnen volgen. Ze is in een
soortgelijke positie als de poppenkast-vertooner op
den Dam, die ook niet eens, als hij zin heeft, een
nieuwe stem aan zijn poppen mag verleenen; né,
zij staat ernog ongunstiger vcor, want haar
dauphin moet, hoewel onzichtbaar, blijven staan
als de Maagd aan het woord is en hoe zou een
toeschouwer een aartsbisschop bijvoorbeeld anders
vast kunnen houden dan door de herinnering aan
de vele geestelijken die hij over de vaderlandsche
planken heeft zien schrijden, een herinnering
opgefrischt met behulp van Nel Oosthout's vlugge,
sprekende karakterizeering.
Waren de bijfiguren, hoewel plastisch sterk, qua
PAG. 10 DE GROENE No. 3272