Historisch Archief 1877-1940
Onze luchtbescherming
Mér activiteit is zeer
dringend gewenscht
IN de moderne oorlogsvoering zijn er vijf fronten,
waar men den vijand kan aanvallen.... en waar
men zelf aanvallen te doorstaan kan krijgen. Het
front te land; het front ter zee; het front in de lucht;
het propaganda-front; en last but not least, het
vijfde front van de burgers in het achterland.
De instandhouding van dit vijfde front tegen
aanvallen van den vijand is in de eerste plaats een
kwestie, die met de bescherming der burgerbevol
king tegen oorlogsgevaar uit de lucht verband
houdt. Luchtaanvallen op open steden
demoraliseeren het vijfde front.
Wanneer het vijfde front in elkander stort, is
het oprollen van de andere fronten nog slechts
een kwestie van tijd.
Om die redenen grijpen de belangen van Defensie
en die der Burgerlijke Luchtbescherming in alle
landen zoo innig in elkander.
Nederland echter neemt een uitzonderlijke positie
in. Daar valt de bescherming der burgerbevolking
onder de verantwoordelijkheid van den Minister
van Binnenlandsche Zaken. Burgers, die in eenige
functie met dezen Minister te doen hebben, weten,
dat hij voor zijn beleid slechts n stelregel kent:
Kost het geld? Dan gebeurt het niet'" en aange
zien er heel weinig cadeau wordt gedaan in deze
wereld, gebeurt er op zijn Departement dan ook
zoo goed als niets.
DE gemeentelijke luchtbeschermingsdiensten
werken zoo goed zij kunnen. Hun treft aller
minst eenig verwijt. Wanneer er ten slotte op dit
gebied in Nederland toch nog iets is tot stand ge
komen, dan hebben de gemeenten dit op Den Haag
moeten bevechten. Op de goedkeuring van
credieten voor luchtbescherming hebben de gemeente
besturen onwaarschijnlijk-lang moeten wachten.
Amsterdam stond op zeker oogenblik vol met
.schuilloopgraven, die schatten hadden gekost.... en
de goedkeuring van het desbetreffende raadsbesluit
wachtte nog altijd op Den Haag, zoodat de burge
meester in den Raad moest mededeelen: Ik mocht
en dorst en wilde niet langer wachten; toen heb
ik de verantwoordelijkheid voor de uitgave maar
voor mij persoonlijk genomen."
De burgemeester van een andere gemeente stond
in zijn gebied voor ernstige moeilijkheden bij den
aanleg van schuilgelegenheden. Belangrijke centra
van de bewapeningsindustrie liggen vlak bij zijn
gemeente, die dus tot de gevaren-zone Eerste
Klasse behoort. Hij vroeg den Minister om advies,
wachtte drie maanden op antwoord dat niet kwam,
en is ten slotte maar op eigen houtje begonnen. Zoo
zijn er meer voorbeelden te geven.
En toch is dit alles niet het ergste, omdat de
meeste gemeente-besturen wel zoo actief zijn, dat
zij aanvullen daar waar de Minister tekort schiet.
Het meest echter wreekt zich de ministeriëele slof
heid bij de bescherming van de ontelbare steun
punten waarop het vijfde front steunt, namelijk
bij den individueelen burger.
WIE zal het dien burger kwalijk nemen, dat hij
zijn huis nog niet met het maximum van
beschermende middelen heeft uitgerust? Het
overgroote deel der Nederlanders is financieel niet bij
machte om die maatregelen te bekostigen, en wie
wel over de middelen beschikt, doet gemeenlijk
nog niets, omdat de opwekking van overheidswege
uitblijft.
Toen de overheid om een zaak als de luchtbe
scherming nog maar smadelijk lachte, hebben
particulieren de zaak aangepakt. Nu is er een
Nederlandsche Vereeniging voor Luchtbescherming
met bijna 250.000 leden en al moge de overheid
het stadium der laatdunkende behandeling verlaten
hebben, tot groote activiteit heeft zij zich niet
kunnen opwerken.
Men moet constateeren, dat de wijdverbreide
propaganda van regeeringswege met als slogan:
Bescherm U tegen luchtgevaar" nog beginnen
moet. Een klein aantal Nederlanders heeft de
UW FAMILIEWAPEN opgespoord en prachtig ge
schilderd in maat naar keus f 13.50. Beschikken
nu over meer dan een half millioen gegeven».
Vraagt eens vrijblijvend aan. Zegelt !ng»n,
stammedicamenten-trommel in huis, de rest heeft niets.
Een klein aantal heeft zandzakken, asbestschoppen
e.d. gekocht voor den kwaden dag; de rest
gelooft het wel.
Wanneer de Minister deswege in de Kamer wordt
gecritiseerd, antwoordt hij: ,,De burgerij heeft er
geen belangstelling voor", maar dit antwoord is
geen verontschuldiging, doch een zelf-beschuldiging.
Nederland heeft een Minister noodig, die er in
slaagt om de bevolking van de noodzakelijkheid
van zelfbescherming te overtuigen.
Als men dan, vervolgens, denkt aan den stand
van de gasmasker-voorziening in Nederland, dan
slaat iemand de schrik om het hart. De Minister
heeft in de Tweede Kamer bij de behandeling zijner
begrooting gezegd, dat er in dezen oorlog wel geen
gas gebruikt zal worden. Welnu, Duitschland
heeft millioenen gasmaskers onder de burger
bevolking verkocht en houdt er nog 30 millioen :n
voorraad. Engeland heeft zijn geheele bevolking
een gratis gasmasker gegeven, Frankrijk even
eens .... maar Minister van Boeyen oordeelt
gasmaskervoorziening niet noodig.
Er zijn trouwens in Nederland op het oogenblik
vrijwel geen maskers voor de burgerij; er zijn
nog tal van gemeentelijke luchtbeschermings
diensten, die op gasmaskers zitten te wachten.
Onze industrie is te beperkt.... en bovendien
is er geen blik!
In den dringendsten nood zou Nederland met een
minimum van twee millioen gasmaskers voor de
burgerbevolking geholpen zijn. Wanneer de Minister
spoed betracht, zou hij die nu misschien nog in
het buitenland kunnen koopen. Wanneer men die
achter de Waterlinie opsloeg, zou men althans een
deel der burgers gerust kunnen stellen.
Dat zou dus maximaal een uitgave (énmaal),
van niet meer dan 10 millioen gulden beteekenen
de kosten van zes dagen mobilisatie. In tijd
van nood zou men die maskers dan aan de bur
gerbevolking kunnen uitreiken.
Men vindt den laatsten tijd in de buitenlandsche
pers de meening verdedigd, dat gas-aanvallen op
open steden in Frankrijk en Engeland zijn uit
gebleven, omdat de burgerbevolking daar gas
maskers heeft en aldus voor paniek en intimidatie
immuun is gemaakt.
Hit gasmasker is dus evenals de andere maat
regelen van luchtbescherming in de eerste plaats
psychologisch gericht op versterking van het vijfde
front, daarna komt zijn effectieve werking.
DE Nederlanders, die de ontwikkeling der
burgerlijke luchtbescherming in ons land
bestudeeren, worden van steeds grooter ongerust
heid vervuld. Die wrevel tegen den Minister van
Binnenlandsche Zaken komt trouwens in de Kamer
herhaaldelijk tot uiting, maar vermoedelijk hebben
de buitengewone omstandigheden dit ministeriëele
leven langer gerekt dan in landsbelang strikt ge
oorloofd was.
Men kan zich zeer wel voorstellen, dat de des
kundigen huiverig zijn om openlijk van hun onrust
blijk te geven. Hoe licht worden hun waarschu
wingen niet door onverantwoordelijke agitatoren
aangegrepen als een middel om het vijfde front
te verzwakken. Maar de gevaarlijkste belager van
dat vijfde front is het ministeriéele beleid.
Zulks te constateeren, dunkt ons op het
oogenblik nationale plicht.
Nogmaals: de Stadhuis-quaestie.
boomen etc
Zeer billijk.
HtraUiieb Genealogisch Bureau D* Bini«r,
OranJ» Naiiiulaan 87, OvirvMn.
DE beslissing, in de Amsterdamsche Raad ge
vallen ten aanzien van de voorbereiding van
den bouw van het nieuwe Raadhuis, zal door velen
met gemengde gevoelens ontvangen zijn.
De architecten zullen echter allen verheugd zijn,
daar deze beslissing een consequent voortgaan is op
den door henzelf gevraagden weg. Zij zullen met be
langstelling de plannen tegemoet zien, die hun col
lega's in beide combinaties Duintjer?Komter en
Berghoef?Vegter zullen ontwerpen. Stellig zullen
dezen t.z.t. de critiek niet gespaard worden en deze
beide groepen van jonge architecten zullen zich be
wust zijn, welk een verantwoording zij dragen, niet
alleen ten opzichte van zichzelf, maar ook ten op
zichte van de ontwikkeling der Nederlandsche archi
tectuur.
Men kan het betreuren, dat hun opdracht beperkt
blijft tot het aanvankelijke terrein, hoewel ten aan
zien van de rooilijn naar de zijde van de Utrechtsche
straat groote vrijheid zal worden gegeven. Men kan
het ook betreuren, dat de dienst van publieke werken
niet in het nieuwe Raadhuis zal worden opgenomen,
althans niet in de plannen, die nu door de beide
architecten-combinaties ontworpen zullen worden.
Maar iemand, die als schrijver dezes de raads
zittingen heeft bijgewoond, zal het niet in vervulling
gaan van deze wenschen accepteeren in het besef,
dat wij voor grooter rampen bewaard zijn. Want
voor raadsleden mogen misschien de plannen en
voorstellen, die tijdens zoo'n zestal zittingen ge
produceerd worden, normale verschijnselen zijn,
voor een ieder, die de architectuur na aan het hart
ligt, was het weinig minder dan een nachtmerrie.
Niet in hoofdzaak om hun inhoud zelve,, maar
om de motieven, die er aan ten grondslag lagen.
De Raad wilde voor alles vrij zijn, en vrij blijven
en daardoor stond men al bij voorbaat eenigszins
afwijzend tegen het opvolgen van het ongevraagd
advies van de voormalige Jury en de, eveneens
ongevraagde ondersteuning hiervan door de archi
tecten-organisaties.
Men ging dus eigen meeningen lanceeren, na
tuurlijk na vooraf gezegd te hebben, dat men ondes
kundig was.
De ondertoon was dan steeds: Ik vind de ontwer
pen niet mooi, allebei de ontwerpen niet of n van
beiden niet.
En van louter gevoel voor vrijheid wilde men
zelfs behalve deze twee architecten-combinaties nog
negen andere gaan uitnoodigen, alsof het bij voor
baat vast stond, dat de beide, door de Jury aanbevolen,
combinaties verplicht waren aan de tot hen te
richten uitnoodiging gevolg te geven.
Heeft wel een enkel raadslid gedacht aan de
mogelijkheid, dat voor deze architecten ook nog
zoo iets als vrijheid bestaat? De vrijheid om een
opdracht niet te aanvaarden. Want, indien er andere
architecten naast hen waren uitgenoodigd,
beteekende dat eigenlijk zoo veel als: Gij moogt nog n
keer een plan maken, maar als ge onze smaak niet
mér benadert dan tot nu toe, dan kiezen we een
ander. Bij die negen anderen zal er allicht eentje te
vinden zijn.
De smaak van de raadsleden zou dus bepalen,
welk ontwerp gekozen wordt.
Ik wil hier maar zwijgen over de storm van ver
ontwaardiging, die er onder de architecten zou zijn
opgegaan, indien de raad besloten zou hebben, deze
negen andere architecten-combinaties uit te
noodigen. Gelukkig werd dit voorstel, hoewel door
Burgemeester en Wethouders overgenomen, ver
worpen.
Toen de raadsleden zoo hun eigen smaak in het
debat gingen betrekken, zag ik plotseling in mijn
verbeelding het interieur, waar zij dagelijks leven.
Hun eigen omgeving, die toch hun smaak het
meest zal afspiegelen, doemde voor mijn geestes
oog op en dit geheel zag ik de vormgeving van het
nieuwe raadhuis beïnvloeden.
Dien nacht daarop heb ik zeer onrustig geslapen !
De Raadsleden moeten toch voorzichtig zijn met
het in geding brengen van hun eigen smaak, niet
alleen ter wille van mijn nachtrust.
HET niveau, waarop de problemen, verbonden
aan het nieuwe Raadhuis, behandeld moeten
worden, behoort toch vrij gemaakt te zijn van der
gelijke subjectieve invloeden.
Men moet zich bewust zijn, dat de keus gaat
tusschen de Amsterdamsche beurs en het
Rotterdamsche Raadhuis.
De Amsterdamsche beurs een mijlpaal in de
ontwikkeling van de Nederlandsche architectuur !
(Destijds ongetwijfeld voor niet-Nederlandsch en
nog minder Amsterdamsch uitgekreten).
Het Rotterdamsche Raadhuis, een gebouw, dat
destijds aan de smaak van het oogenblik beant
woordde, welk feit, zelfs toen het klaar was, al niet
meer opviel.
Men denke aan de verschillende ontwerpen, die
Berlage voor de beurs maakte en beseffe, dat men
het uiteindelijk oordeel over de plannen moet op
schorten en men zich in dit oordeel, hoe ongaarne
ook, door deskundigen zal moeten laten leiden.
De moed tot het verrichten van een daad van meer
dan alledaagsche beteekenis, moet echter uit den
mensch zelf komen. Hierbij helpt geen enkele voor
lichting !
B. MERKELBACH
Rein on wüfm dan wit
worden Uw tanden
indien U poetst met
In tuben van 60. 40 en 25 cl en doezen van 20 et.
PAG. 4 DE GROENE No. 3272