Historisch Archief 1877-1940
Dit schrik
w
3
HET IS W/Ê7 PKETTIG, DOCH WEI WAAR '
WE LEI/EN IN EEN SCHPIKKE LjAAft!
{O'.O ^^
W/E OP Dl EN DAfi &E80REN WORDT
KOMT VEEL VERJAARDAGEN TE KORT.'
EN EEN DAG MECR LE &ER - R A N fS O EN
KOST EXTRA BIJNA TWEE MILLlOEN.'
D£ LANGSTE WINTER \/AN EEN
KPMGT N DAG LAN6ER IJS N
Brieven uit Loenen <vm>
Beste Vriend,
Het is een gemeenplaats geworden
te zeggen, dat de radio voor het
platteland een uitkomst is. Ik heb
het land aan gemeenplaatsen, maar
deze heb ik beslist noodig om mijn
betoog te starten. Welnu van dat
belang was ik zoodanig overtuigd,
dat ik, zelfs vóórdat ik persoonlijk
tot het hebben van een radio was
bekeerd, (waarvoor heel wat jarenlang
krampachtig vastgehouden redenaties
moesten worden ingeslikt) met enthou
siasme de leiding op me nam van het
actie-comitévoor de radio te Loenen
en omstreken. De neutrale radio
natuurlijk, want in dit opzicht was
ik de huidige tijdsomstandigheden
reeds ver vooruit. De neutraliteit zit
me in het bloed, zie je!
Wat je echter aan informatie en
daardoor aan inzicht in het wereld
gebeuren gewonnen hebt, dat besef je
pas, als je een vergelijking tusschen
nu en 1914 maakt. Ik herinner me uit
de eerste Augustusdagen het bericht,
dat de Engelschen Vlissingen hadden
gebombardeerd en de panische schrik,
die dit en dergelijke berichten teweeg
brachten. De immer zeer ondernemen
de en veel geroemde directeur van een
nabijgelegen hotel had al paard en
wagen klaar staan, om, naar hij zeide,
de duinen in te trekken, want daar
was men veilig!
WAT een verschil met onze voor
ouders ! Het is aan den anderen
kant toch wel met eenigen weemoed,
dat ik terugdenk aan de rust, die
onze voorouders zich eigen konden
maken. Loenen heeft steeds onder
nemende burgers gehad en zoo was
het ruim een eeuw geleden, dat een
paar welgestelde lieden op de gedachte
kwamen een verzekeringmaatschappij
op te richten, waarvan de naam bij
jullie in Amsterdam nog wel bekend
is. Je begrijpt wel, dat dat ding allang
naar Amsterdam verhuisd is. Welnu,
men vertelt hier, dat de leiders dezer
onderneming in den goeden ouden
tijd hun zaken zóó voortreffelijk in
orde hadden, dat zij des morgens
de post van de diligence gingen af
halen, deze doorkeken, verzorgden en
dan tegen het middaguur hun dagtaak
hadden vervuld, om vervolgens den na
middag (ik zie je al watertanden!) met
visschen of anderegeneugten te kun
nen passeeren. Mijnhemel, wat zou ik
zoo'n bestaan oer-vervelend vinden !
Ik stel daartegenover, dat ik mijn
dagtaak beëindigd heb. Dan ren ik
naar de radio, neem de gids, reken
precies uit, wat er dien avond te doen is,
welke akte van een opera ik kan com
bineeren met n of meerdere
symphonieconcerten en dan vangt de radio
administratie aan. O, wee, als ze op
een concert overlijd zijn, dan kan het
zijn, dat Rubinstein te Londen net
aan een heerlijke passage uit een
pianoconcert bezig is, terwijl een
Gieseking-verrukking op Berlijn niet
op me wacht. Dan is Holland in last.
Het wordt een wisselen van zenders,
dat je er dol van wordt. Of wel drie
eminenten spelen op n avond het
pianoconcert van Schumann. Zoo'n
derde keer luister je dan toch wel iets
minder scherp.
Maar voor n ding moet vóór
alles zorg worden gedragen. Dat het
veelvuldig gebruik van radio en
gramophoon op zijn tijd wordt afgewisseld
door een bezoek aan de concertzaal
zelf. Daarom kun je mij op Donderdag
avond de koude met blijdschap zien
trotseeren. Vorige week was het zelfs
een dubbele gang naar Amsterdam,
dien ik mij gaarne getroostte. Men was
op de goede gedachte gekomen om
den Zwitserschen dirigent Ansermet
niet alleen hier twee vrijwel on
bekende werken van de twee moderne
Fransche grootmeesters te laten
dirigeeren doch hem tevens tot een
begeleidend praatje op een aparten
avond uit te noodigen. Nu zijn derge
lijke dingen voor den leek meestal bij
uitstek vervelend, doch Ansermet bleek
minstens een even groot redenaar als
dirigent te zijn, hetgeen bewezen
werd, doordat zijn improviseeren mach
tiger aandeed dan het zorgvuldig voor
bereide betoog omtrent Debussy's werk.
Zijn peroratie betrof een .vergelijking
tusschen onze en vervlogen culturen,
waarin hij als zijn persoonlijke visie
het plus van onze beschaving boven
de vorige zocht in de combinatie
tusschen de persoonlijkheid en de
naastenliefde. Deze cultuur in haar
wezen te verdedigen te midden van
van wapengeweld was het veelom
vattend doel, waartoe Ansermet dien
avond naar aanleiding van ons muzi
kale streven, opwekte. Een woord,
dat juist in dezen tijd de aandacht
van velen verdient. NICOLAAS C.
Gemengd Nieuws
,Oude leugenaar"
T~\E heer C. van Geelkerken stond
j t een dezer dagen in hooger
be* ^ roep terecht wegens beleediging
van minister-president De Geer, dien
hij, in den Dierentuin te
'sGravenhage, had betiteld als ,,oude leugenaar".
Dat de heer C. van Geelkerken",
achter welke aanduiding zich een bekend
lid der N.S.B, verschuilt, dit in den
Haagschen Dierentuin gezegd heeft,
schijnt mij niet zonder beteekenis te zijn.
Nergens beter dan in den Haagschen
Dierentuin immers ziet men duidelijker
de volkomen overwinning vanden mensch
op het dier. En wanneer iemand terug
verlangt naar den idyllischen tijd, dat
in den duinstreek de mensch ronddoolde
tusschen vossen, beren en olifanten, dan
is de Haagsche Dierentuin nog een der
weinige plaatsen, waar hij zich weer in
de kaninefaatsche jachtvelden kan wa
nen. Anderen geeft deze verstandig be
heerde instelling bovendien de les, dat
men gevaarlijke wezens achter traliie
moet zetten.
Maar veel sprekender dan dit alles was
het excuus van den verdachte; het kran
tenbericht zegt daaromtrent: Hij betuig
de zijn spijt de gewraakte uitdrukking ten
aanzienvan iemand van den leeftijd als
minister De Geer te hebben gebezigd".
En hiermede schijnt verdachte mij
iets zeer on-juridisch en zeer on-logisch
betoogd te hebben Immers tegen wien
zou ,,de heer C. van Geelkerken"
(spatieering van mij) nu anders oude
leugenaar" hebben willen zeggen, dan
tegen primo: een leugenaar; doch
secundo: een oude leugenaar?
Had hij dus consequent willen zijn,
dan had hij, behalve spijt er van te
hebben, dat minister De Geer niet meer
tot de jongsten behoort, eveneens moeten
constateeren, dat het hem speet, dat hij
een leugenaar was.
Het is in de gegeven internationale
omstandigheden wellicht niet verstandig
te zeggen: oog om oog, tand om tand.
En als dus C. van Geelkerken (zich
noemende en schrijvende ,,de heer C.
van Geelkerken") van minister De
Geer oude leugenaar" zegt, zou ik een
buitenlandsch staatshoofd, die met den
Nederlander Van Geelkerken op zijn
minst ideologische verwantschap heeft,
liever niet eveneens uitschelden voor
oude leugenaar". Waarbij bovendien
dan de heer C. van Geelkerken mij in
zijn bekende redeneertrant onmiddellijk
zou tegenwerpen: dat is heel wat an
ders. Die is heelemaal nog zoo oud
niet!"
PAG. 17 DE GROENE No. 3173