Historisch Archief 1877-1940
DE G ROE N E AMSTERDAMMER
OPGERICHT
1877
Redactie en Administratie: Keizersgracht 355, Amsterdam-C. Tel. 37964. Abonnement f. 10.?per Jaar. Postrekening: 72880. Gem. Giro G 1000.
Abonnementen kunnen met elk nummer Ingaan, doch alleen tegen het einde van een Jaargang, na opzegging vóór l December, worden beëindigd.
24 FEBR.
1940
De Duitsche verkeerscrisis
WIE in de afgeloopen maanden met aandacht
de dagbladen heeft gelezen, weet dat de
strenge winter 1939?1940 het Duitsche volk met
verdubbelde kracht getroffen heeft. Uit tal van cor
respondenties doemde het beeld op van een
grootestadsbevolking, onvoldoende gevoed, verstoken van
groente en aardappelen, kleumend bij koude kachels,
des nachts beschutting zoekend in de
schaars-verwarmde wachtkamers van het spoorwegbedrijf.
Deze oorlogswinter heeft dubbel geteld. En het
was niet de schuld van de blokkade....
Wil men het bewijs ? Herinner U dan de beschrij
vingen van den schrikbarenden steenkolennood die
de bevolking van groote en kleine steden heeft ge
teisterd; moet Duitschland zijn steenkolen van over
zee invoeren en wordt deze import thans door de
blokkade verijdeld? Neen immers. Het eerste het
beste statistische handboek kan U leeren dat de
steenkolenproductie van Groot-Duitschland meer
dan 250 mill. ton per jaar bedroeg, waarvan onge
veer een tiende geëxporteerd kon worden. De Duit
sche steenkolennood heeft met de blokkade niets te
maken. Hij is een gevolg van den achterstand op
verkeersgebied dien de economie van het Derde Rijk
vertoont. De enorme troepentransporten in den
vorigen herfst hebben het onmogelijk gemaakt,
tijdig brandstofreserves bij de groote steden op te
slaan. Vervoersreserves waren er niet: het resultaat
was dat de grootestadsbevolking bittere koude leed ter
wijl bij vele mijnbedrijven de hoeveelheden te verzen
den steenkool zoo gigantische afmetingen aannamen
dat de werktijd der mijnwerkers bekort moest worden.
Sinds einde Januari is het reeds drastisch ingekrom
pen personenverkeer bij de spoorwegen nog verder
beperkt; steenkolen en levensmiddelen zijn prefe
rente" transportgoederen geworden, en aldus hoopt
men de opstoppingen in het vervoer te boven te ko
men. Het is wel noodig ! Want, om n voorbeeld te
noemen, in Regensburg waar alle waren die langs
den Donau zijn aangevoerd uit de aken overgeladen
worden in goederenwagons, had men reeds in den
vorigen herfst kerken en scholen moeten ontruimen
om er het graan in op te slaan dat bij gebrek aan
vervoersmiddelen niet gedistribueerd kon worden.
Gszien deze feiten kan het niet verbazen dat een
Duitsch econoom een maand geleden bij de bespre
king van het verkeersprobleem in Der Deutsche
Volkswirt verzucht heeft: Das Ideal ware das Ver
meiden von Transporten berhaupt"....
En sterker nog: de Duitsche verkeerscrisis schept
niet alleen groote moeilijkheden voor de burgerbe
volking, zij moet ook den militairen autoriteiten
met diepe bezorgdheid vervullen. Elk offensief heeft
als voorwaarde: het glad verloopen van enorme
transporten. De legerleiding moet onder alle om
standigheden een belangrijke vervoersreserve achter
de hand houden. Wanneer men nu weet dat reeds
anderhalf jaar geleden het tekort aan transportmid
delen dreigende vormen aannam, dan ligt de con
clusie voor de hand dat, gegeven het huidige trans
portapparaat, de Duitsche regeering óf het
burgervervoer moet verwaarloozen ten behoeve van het
militaire, of het militaire handhaven en het vervoer
ten behoeve van de burgerbevolking vrijwel uit
schakelen met alle risico's die dat met zich brengt.
Of kan op korten termijn de situatie beduidend ver
beterd worden?
Van de beantwoording van deze vraag hangt
voor een deel de afloop van den oorlog af.
HET Derde Rijk vond bij zijn vestiging een
groote reserve aan arbeidskracht, alsmede
aan kapitaalsgoederen. Zoo stonden in het jaar
1033 meer dan drieduizend locomotieven en tegen
de honderd-vijf-en-twintig-duizend goederenwagons
(de helft van het totaal!) ongebruikt te roesten.
Naarmate het Duitsche economische leven, eerst
door de openbare-werken-politiek, daarna door de
herbewapening op gang kwam, werd deze groote
reserve aan transportmiddelen ingeschakeld. Zij
was zoo groot dat de Rijksregeering den bouw van
nieuwe goederenwagens verbood. Daar echter toch
een deel wegens slijtage uit het bedrijf moest worden
genomen, deed zich het merkwaardige feit voor
dat van 1932 tot 1936 de ladingscapaciteit der
spoorwegen met 7 % afnam, terwijl het goederen
vervoer met 'twee-derde steeg. Er waren tóch
goederenwagens genoeg !
Desondanks was de politiek der Rijksregeering
onvoorzichtig. Spoedig immers brak het tijdstip
aan waarop zij transportreserves ontbeerde. Bijna
drie jaar :geleden, bij den oogst van 1937, deed zich
voor het eerst een tekort aan goederenwagons
voor. De waarschuwing werd in den wind geslagen,
hetgeen te noodlottiger was omdat de eisenen die
aan het spoorwegverkeer werden gesteld, steeds
hooger werden. In tal van steden, zooals in Berlijn,
werd een geheel nieuw net aangelegd; het Vierjaren
plan eischte het aanleggen van reeksen nieuwe ver
bindingen; de aansluiting van het Oostenrijksche
en het Sudetenduitsche net bracht groote organi
satorische moeilijkheden met zich; voor den
bouw van den Westwall moest, terwijl reeds de re
serves ontbraken, een-twintigste van het geheele
materieel beschikbaar worden gesteld; en tenslotte
zijn er dan in het jaar 1939 de enorme transporten
bijgekomen die de oorlog in Polen en de versterking
van de Westgrens met zich hebben gebracht.
Zeker: nog steeds is het Duitsche spoorweg
bedrijf een grootsche onderneming; de lengte van
het net is gelijk aan die van Frankrijk en Engeland
tezamen; het bedrijf beschikt over meer dan 27.000
locomotieven, bijna 70.000 personen- en 670.000
goederenwagens. Desondanks nijpt het tekort aan
materieel. Volgens dr. ir. Remy in het voortreffelijk
Zeitschrift fiir Verkehrswissenschaft (Jrg. 1939,
afl. 2) zijn op het oogenblik 6000 locomotieven,
ro.OQO personenwagens en 110.000 goederenwagons
dringend noodig. Het tekort aan goederenwagons
is thans zoo groot dat ontvangers van goederen
hun wagens onmiddellijk moeten lossen. Daarbij
wordt met Zon- en Feestdagen geen rekening ge
houden. Extra-loon voor arbeid op die dagen
wordt niet gegeven.
Men ziet: de nood dringt. Dat beseft men in
Berlijn ook terdege. Vandaar dat kort geleden een
leening ten behoeve van de Rijksspoorwegen van
een half milliard Mk. is uitgegeven. De
Reichsbahn" heeft constructieplannen opgesteld die een
totaal uitgave van 3,5 milliard Mk. met zich bren
gen. De constructiewerkplaatsen die tot dusver
veel materieel voor de Sowjet-Unie en den Baikan
bouwden, moeten zich terstond in dienst stellen
van de Duitsche productie: het aantal bouwtypes
is gering. Aldus hoopt de Reichsbahn" binnen
vier jaar het wagenpark weer op peil te brengen.
Intusschen blijkt hieruit reeds hoe groote moei
lijkheden een intensiveering van den oorlog, reeds
dit jaar, met zich zou brengen. Het is zeer de vraag
of voor een ahijdig Duitsch offensief de transport
middelen in voldoende mate aanwezig zijn. Jn elk
geval ware het beginnen van dit offensief thans een
risquante geschiedenis. Immers: de kracht van een
keten hangt af van den zwaksten schakel, en dat
de verkeersschakel in Duitschland sterk is, wordt
door geen deskundige beweerd.
Aan den anderen kant zijn de moeilijkheden niet
zoo groot dat een interne ineenstorting van het
Duitsche transportverkeer en daarmee van het eco
nomische leven waarschijnlijk is. Wat van zoovele
onderdeelen van de Duitsche economie geldt, is ook
hier van kracht: de spanningen en tekorten zullen
eerst een gevaarlijk karakter aannemen, zoodra
groote materiaal-veldslagen geleverd worden.
MAAR het verkeer-te-water dan? zal men
vragen. Is de binnenscheepvaart niet in
staat, het tekort aan transportmiddelen bij de
Reichsbahn" op te heffen?
Deze vraag moet ontkennend beantwoord worden
om de eenvoudige reden dat de Duitsche binnen
scheepvaart aan hetzelfde euvel lijdt als het Duitsche
spoorwegverkeer: gebrek aan vervoerscapaciteit.
En ook hier heeft zich hetzelfde verschijnsel voor
gedaan dat boven reeds voor de spoorwegen is ge
schetst: het Derde Rijk begon met een binnenvloot
die voor een derde was opgelegd; tlaar de nieuwbouw
verboden was, daalde de ladingscapaciteit terwijl
het vervoer steeg, en zoo deed zich tenslotte bij de
binnenscheepvaart die voor een vierde a een vijfde
van het totale Duitsche goederenvervoer moet zor
gen, dezelfde crisis voor die bij de spoorwegen is
ingetreden. Het was een extra-klap dat door den
strengen vorst de binnenscheepvaart reeds twee
maanden is gestremd. Men wacht nu in groote span
ning op den dooi. Inmiddels moeten de schepen reeds
geladen worden. Bij decreet van den
Reichsverkehrsminister" is bepaald, dat de binnenschippers
geen dag mogen verliezen, zoodra het transport
weer mogelijk is. Het scheepspersoneel is reeds opge
roepen. Laksche schippers loopen de kans, dat hun
schip hun eenvoudig ontnomen wordt en aan ande
ren gegeven.
Ook hieruit blijkt wel, van hoe vitaal belang de
oplossing van de huidige verkeerscrisis is. Men
vergete niet dat het belang van spoor- en waterwegen
gestegen is, sinds het normale auto-vervoer verbo
den en het vrachtauto-vervoer drastisch beperkt is...
HET ware intusschen onbillijk om uitsluitend
op de zwarte zijden van de Duitsche
verkeersverhoudingen de aandacht te vestigen. Menig lezer
zou uit het bovenstaande den indruk hebben gekre
gen dat het Derde Rijk, wat het verkeer betreft, op
geen enkele prestatie kan bogen. Dat is onjuist.
Zooals Napoleon ten behoeve van het oprukken
zijner troepen, West- en Midden-Europa overdekt
heeft met een net van ten deele nog in gebruik zijnde
straatwegen, zoo heeft ook Hitler uit militaire en
militair-economische oogmerken het Duitsche
verkeersnet belangrijk uitgebreid.
Het is in dit verband overbodig, den aanleg der
autostradas te vermelden. Men is door de Duitsche
propaganda omtrent hun bestaan voldoende inge
licht. Wel heeft het zin, hier te wijzen op de vele
kanalen die in de afgeloopen jaren in Duitschland
zijn aangelegd, aangezien dit onderwerp minder tot
de verbeelding van het publiek spreekt en derhalve
velen onbekend zal zijn.
De politiek der Rijksregeering is, de aparte
stroomsystemen" van Rijn, Weser, Elbe, Oder en
Donau met elkaar te verbinden. Kort geleden is het
Mittellandkanal" gereed gekomen dat het Roer
gebied via Hannover en Berlijn met Oder en Oostzee
verbindt. Als schakel tusschen industrieel West- en
agrarisch Oost-Duitschland is dit kanaal van groot
belang (Napoleon had er in 1811 de plannen reeds
voor gereed!). Het Salzgitter-district in
MiddenDuitschland wordt met dit kanaal verbonden. Voorts
heeft het belangrijke Silezische industriegebied rond
Gleiwitz door het Adolf-Hitler-kanaal aansluiting
gekregen op den Oder. Vóór den oorlog werd ten
slotte reeds hard gewerkt aan de verbetering van
het kanaal tusschen Main en Donau. Ook was men
bezig aan de eerste etappe van het
Oder-Donaukanaal dat Sileziëmet Weenen zal verbinden en
aansluiting zal hebben op het Elbe-systeem. Het
Oder-Donau-kanaal zou de rechtstreeksche navi
gatie tusschen Oost- en Zwarte zee mogelijk maken.
De plannen voor een Donau-Neckar-Rijn en een
Main-Weser kanaal liggen klaar; zijn zij uitgevoerd
dan zijn Oostzee en Noordzee binnendoor" ver
bonden. Tenslotte wordt in Polen reeds gegraven
aan een verbinding tusschen de Poolsch-Duitsche
en Russische waterwegen. Binnen afzienbaren tijd
moeten de rijksautowegen drie aansluitingen met
Moskou hebben. Daar de Donau eenige maanden
per jaar toegevroren is, behoeven ook de verbin
dingen met den Balkan dringend verbetering.
Uit dit alles blijkt dat men in Duitschland ernst
maakt met de schepping van een Mid-Europeesche
economie. Tenzij de oorlog storend optreedt, zijn
binnen afzienbaren tijd Noordwest- en
ZuidoostEuropa op vele wijzen verbonden. Daarmee is de
basis gelegd voor de moderniseering van denBalkan.
De prestaties die het Derde Rijk op verkeersgebied,
ondanks de bovenbeschreven crisis reeds verricht
heeft, zullen echter pas waarlijk socialen zin krijgen
en vrucht afwerpen voor de volkeren wanneer
de uitbreiding van het economisch leven gericht is
op de verhooging van den levensstandaard der be
volking in plaats van op de bevrediging van den
machtswellust eener heerschende clique.
L. DE JONG.
PAG. 3 DE GROENE No. 3273