Historisch Archief 1877-1940
Slag kruisers pro en contra
Pro, Jhr. G. L. Schorer:
oud-vice-admiraal
DE Militaire Medewerker van de Groene Am
sterdammer zwaait in het nummer van 17
Februari aan de Marine-deskundigen den lof toe,
uitstekende propagandisten te zijn. Deze lof zal
met gemengde gevoelens door hen zijn opgenomen,
want er werd als toelichting bijgevoegd, dat zij voor
de verdediging van Ned.-Indiëhalf werk aanbevalen
en wel in den vorm van halfwas slagkruisers, zonder
behoorlijke basis en zonder voldoende omlijsting.
De Militaire Medewerker (M.M.) geeft in zijn
artikel een kort overzicht van verschillende in den
loop der jaren uitgebrachte ambtelijke adviezen
over de samenstelling der vloot en eindigt daarmede
met het voornemen der Regeering tot den aanbouw
van 3 slagkruisers, in hoofdzaak bestemd voor de
verdediging van Ned.-Indië. De reden welke de
Regeering hiertoe geleid heeft, zoekt de M.M. in de
belangen van scheepsbouw, land- en tuinbouw en
veeteelt en van dezen gunstigen wind zouden de
Marine-deskundigen gebruik gemaakt hebben.
Ook geeft de M.M., die toch blijkbaar evenals de
Regeering inziet, dat de verdediging van Indiëthans
geheel onvoldoende is, een naar zijn oordeel beter
plan, volgens 't welk de zeemacht in Indiëop ver
standige" wijze versterkt zou worden. Dit plan zou
dan omvatten: meer mijnen, vliegtuigen, jagers,
onderzeebooten en meer afweergeschut.
Het is nu maar de vraag of dit verstandige" plan
ook werkelijk verstandig is en beter dan dat der
Regeering.
IN den tijd van de in 1923 verworpen Vlootwet,
die hoofdzakelijk een z.g. klein-materieel-vloot
inhield, waren de eisenen, die men aan de maritieme
verdediging van Indiëstellen moest, anders dan nu.
De politieke verhoudingen in Oost-Aziëwaren be
trekkelijk rustig.
Sindsdien zijn de politieke en militaire verhou
dingen in Oost-Aziëgrondig veranderd en de geva
ren voor Indiëzijn onrustbarend toegenomen.
Iedereen, die niet geheel buiten de werkelijkheid
leeft, staat dit thans duidelijk voor oogen; het be
hoeft hier niet uiteengezet te worden. Wil de
weermacht in Indiëvan een voldoende overwicht blijven
om het Rijk buiten een oorlog te houden, dan kan
niet meer volstaan worden met 't geen 20 of 10 jaar
geleden mocht worden aanvaard.
Het is niet moeilijk om aan te toonen, dat de thans
voorg .stede vloot, niet een halfslachtige uitvoering
van een op zichzelf juiste gedachte is.
De versterking der maritieme verdediging zooals
de M.M. die verstandig vindt, omvat een uitbreiding
van de meeste der reeds bestaande onderdeelen.
Tegenover een vloot, gebouwd volgens zijn inzich
ten, een vloot dus zonder zware schepen, behoeft de
te verwachten tegenstander zijn hoofdmacht niet
in te zetten. Weliswaar maken de Duitsche onder
zeebooten en vliegtuigen de M.M. wijst er op
het 't Britsche Rijk lastig, maar zij voeren bij uitstek
den oorlog tegen de Britsche handelsvloot. De strijd
in den Archipel zal van Nederlandsche zijde evenwel
voornamelijk tegen de vijandelijke oorlogsmarine
gevoerd worden en dit onder geheel andere geogra
fische omstandigheden; bij dezen strijd zullen de
op eigen houtje optredende onderzeebooten en vlieg
tuigen niet op goedkoope successen mogen hopen.
Tegenover onze onderzeebooten, hoe gevaarlijk die
ook tegenover groote schepen mogen zijn, kan de
tegenstander volstaan met kleine, snelle en met
dieptebommen bewapende vaartuigjes, die in hooge
mate de activiteit der onderzeebooten belemmeren,
zonder dat deze er zich tegen verweren kunnen. En
tegenover de kruisers en jagers der Indische vloot,
die gemakkelijk de baas van die vaartuigjes zijn,
brengt hij weer een grooter aantal van zijn eigen
kruisers en jagers in het geding; hij heeft ze in over
vloed. Zoo behoudt hij de overmacht, zonder ge
bruikmaking van zijn hoofdmacht.
De preventieve waarde van de Indische
weermacht zooals die thans is, ook na gereedheid van
het in aanbouw zijnde materieel, of zooals zij zijn
zal bij uitbreiding volgens de denkbeelden van den
M.M., blijft daardoor onvoldoende. Hetzelfde geldt
voor een weermacht waarin het zwaartepunt naar
het luchtwapen verlegd is. Zij zal onvoldoende blij
ven, zoolang die weermacht den indringer niet
dwingt zijn hoofdmacht op het spel te zetten. Want
die hoofdmacht is niet gebouwd om te gebruiken in
een expeditie naar Ned.-Indië, maar wel omdat zij
tegenover de andere, vroeger of later te verwachten
machtiger tegenstanders de grondslag moet zijn van
de veiligheid van zijn Rijk.
MET n slag verandert de verhouding, wanneer
aan de Indische vloot slagkruisers worden
toegevoegd. Schepen, die veel zwaarder bewapend
zijn en veel beter door pantser beschermd, dan de
kruisers welke in zoo grooten getale in de
buitenlandsche vloten voorkomen en minstens even snel
als deze. Met deze slagkruisers wordt de geheele
vijandelijke kruiservloot overtroefd en buiten spel
gebracht. Er blijft den indringer thans dus niets
anders over dan zijn hoofdmacht en meer in 't bij
zonder zijn slagschepen in 't geweer te roepen en
zich dus op gevaarlijke wijze te verzwakken tegen
over andere en sterkere tegenstanders. Maar ook al
waagt hij dit, dan zullen zijn slagschepen tegenover
de snellere Nederlandsche slagkruisers nog geens
zins van succes verzekerd kunnen zijn.
Het is daarom, dat door de slagkruisers ook de
preventieve waarde met een veelvoud verhoogd wcrdt.
Evenals de onderzeeboot is de slagkruiser het
wapen voor den zwakkere, het wapen waarmee hij
den sterkere de gelegenheid onthoudt, zijn hoofd
wapen, het slagschip, op succesvolle wijze te ge
bruiken. De keuze van den slagkruiser is dus aller
minst, zooals de M.M. wil doen voorkomen, een
halve maatregel. Was instede van den slagkruiser
het langzamer slagschip gekozen, dan zou men den
tegenstander, als hij eenmaal besloten had, zijn in
getal zooveel sterkere hoofdmacht te wagen, op
twee wijzen in de kaart spelen. Hij zou gelegenheid
krijgen zijn meerderheid in slagschepen ten volle
te benutten en zijn kruisers zouden door hun groo
tere snelheid vrij spel behouden.
De M.M. richt, zonder in details te treden, ook
zijn pijlen op de door hem veronderstelde
geVliegtulgen vormen een onderdeel van het klein materieel
\ Een debat over ons vorig
j hoofdartikel tegen de
vloot\ uitbreidingsplannen der
re| geering
?
breken der marinebasis te Soerabaja, gebreken die
de deskundigen geneigd zouden zijn naar den achter
grond te schuiven. Welke gebreken bedoelt hij ? Zijn
het nautische gebreken van den toegangsweg naar
Soerabaja? Acht hij de diepte onvoldoende? Welnu,
onze waterbouwkundigen hebben voor heetere vuren
gestaan dan voor een afdoende uitdieping van dit
vaarwater. Of bedoelt de M.M. militaire gebreken?
Zij zijn dezelfde als voor de vloot die hij voorstaat,
en zij kunnen verholpen worden.
Na, om niet nader aangeduide redenen, de kosten
der slagkruiserplannen bijna tweemaal zoo hoog
te hebben opgegeven, dan waarop zij van
regeeringswege begroot werden, uit de M.M. nog een reeks
van sombere voorspellingen: de slagkruisers zullen
nog in 1946 niet gereed zijn, en zij zullen niet be
mand kunnen worden. Zonderling genoeg gelden*
deze voorspellingen niet voor de uitbreiding der
vloot zooals hij die aanbeveelt. Waarom niet? De
moeilijkheden van het bemannen bij zijn
kleinmaterieelvloot zijn toch zonder eenigen twijfel groo
ter dan bij de slagkruisers. Waarom dit meten met
twee maten?
En wat de tijdige gereedheid betreft, de groote
Nederlandsche werven zijn volkomen in staat de
slagkruisers te bouwen. De moeilijkheid, materialen
en onderdeelen, die hier te lande niet vervaardigd
kunnen worden, uit het buitenland te verkrijgen,
mag zeker niet onderschat worden, maar er is geen
enkele reden om haar, zooals de M.M. dit doet
voor de slagkruisers zoo ernstig op te nemen doch
voor de onderzeebooten, vliegtuigen e.d., die hij
voor staat, over het hoofd te zien. De moeilijkheid
bestaat voor het eene geval niet minder dan voor
het andere en de Regeering zal zorgvuldig hebben
uit te maken in hoever zij haar aanbouwplannen er
door zal laten beïnvloeden.
Zij heeft dit trouwens te doen met al haar aan
schaffingen van oorlogsmaterieel. Het is gelukkig,
dat zij tot dusver niet, uit vrees van de daarbij te
verwachten moeilijkheden, bij de pakken is gaan
neerzitten en dat zij de verdediging van ons land
niet in den gevaarlijken toestand gelaten heeft,
waartoe gebrekkig vooruitzien en onvergefelijk
verzuim al zoovele jaren lang geleid hadden.
Contra, onze
DEN geachten schrijver van bovenstaand artikel
komt alle lof toe voor de duidelijke wijze
waarop hij zijn standpunt heeft uiteengezet, al ver
schilt het dan ook van hetwelk dezerzijds wordt
ingenomen. De tijd zal moeten beslissen welke van
de twee het juiste zal blijken, maar eenige opmer
kingen aangaande het betoog van Admiraal Schorer
mogen hier volgen.
In den tijd van de in 1923 verworpen Vlootwet
waren naar de meening van schrijver de politieke
verhoudingen anders dan nu. Niettemin was het een
tijd, waarin alle zeemogendheden rond den Pacific
hare maritieme middelen aanmerkelijk uitbreidden.
Het feit, dat in Nederland de Vlootwet werd inge
diend, wees reeds op dreigend gevaar en
GrootBrittanniëmaakte voor het eerst plannen voor de
inrichting van een vlootbasis in Singapore. Wel
verre van gerustgesteld, hield iedereen ernstig
rekening met een conflict in dit deel van de wereld.
Na dien tijd heeft Japan zich stevig vastgebeten in
China, waaruit wel niet volgt, dat er voor Indi
geen gevaar meer zou dreigen, maar het is toch aan
ernstigen twijfel onderhevig of dat gevaar in 1946
en daarna zooveel dreigender zal zijn dan het in
1920 was. Toen eischte men echter al voor een z.g.
klein-materieel-vloot een minimum (het dubbele
van het veel-besproken halve minimum) dat veel
grooter was dan hetgeen, waarover thans wordt
beschikt. Indien de gevaren dus zouden zijn toe
genomen, dan is er nu zeker te weinig van dat
materieel. Het noodig geachte minimum bevatte
PAG. -t DE GROENE No. 3273