Historisch Archief 1877-1940
Pits ecu proftjtclicli &romjch*ltcu
De Rijksperschef Dr. Dietrich
heeft vorige week in een rede
voering te Frankfort verklaard
dat de Duitsche krantenlezer de
best-ingelichte ter wereld is. Hij
prees het scheppend vermogen"
van den Duitschen journalist, j ^
In deser Kronycke willic scriven
waerheit dat si immer beclive !
waerheit over alwat ghesciet,
want tes profytelick dat elck dat siet;
beide den heeren enten vrouwen
willic hier dat al ontvouwen.
Nu hoirt na mi met goeden sinne
ende goet ghelove. Ie beghinne.
IN eenen blade, vol ghescreven
met nieumaren over der volckeren leven
las ie een dinc dat mi sere verhoghet,
ende mi docht: dit dient vertoghet
allen den luyden, die misachten
lacy, daer synder ! die scone machten
die daer regheren int Duutsce ryck !
Nu hoirt! ie lese ende dese Kronyck
moetet u allen lude vereenden :
nieuwers ter weerelt syn luyde ghevonden
die bet weten, hoe die dinc varen
alse die lesen die Duutsce nieumaren !
Dat ie u segghe en es gheen ghedwas,
want 't heer Dietrich selve was,
die thevet gheseit, die groote doctoor,
Perschef" vant rycke; ende nes gheen door!
Niet en synt Walsche nochte Engelsche loghenen
seiti ; die Duutsche couranten" toghenen!
Bet dan dat: die Duutsce waerheit!
Bylo ! so hevet hi tselve gheseit!
Eén dinc allene ie niet dudelic achte:
heer Dietrich spreeet vander sceppendecrachte"
van den Duutscen journaliste" . .
Wats datte? vraeghic. Dat ie dat wiste !
Maer die wel peiset, veel dinghe vat;
die waerheit wel maghic gheloven dat
es gescapen"; dat wil segghen:
uut niet ghemaket! Tes uute te legghen,
dat men die waerheit maect daer int lant,
sonder dat men siet nae allen kant
hoe alle die dinc ghestelt syn daer !
Es dat scone ! Jaet, over waer !
Mi dinct, dafc wel een heerlyck werck !
So magh ment begripen !
3sn bte
menschenals jij, of eigenlijk, was dat maar zoo !"
Want dit publiek, dit vaste Centraal Tooneel-publiek
verwart gaarne de Tracy Lord uit het stuk met de
geliefde, beminnelijke actrice Mary Dresselhuys,
wier particuliere omstandigheden als publiek geheim
den welwillenden glimlach om haar bekoorlijk spel
nog wat verdiepten. Ook de taal, of de actrice zelf,
dan wel de vertaler Van Ees daarvoor aansprakelijk
is, om het even , spreekt boekdeelen. Dit is de
nonchalance van uitdrukking van den goed gesi
tueerde, van al wat in de periferie der universiteiten
heeft geleefd, van den groote-stadsmensch. Voor
de wisselwerking tusschen tooneel en toeschouwers,
die gelijk bekend, zoo'n belangrijke voorwaarde
vormt voor goed spel, is het noodig, dat de stoelen
bezet zijn door deze categorie bezoekers; een enkele
blik kon u vergewissen, dat aan die eisch werd
voldaan.
Dit is dan, wat men algemeen beschouwt als een
voorbeeld van gezond tooneelleven, publiek en
spelers, als n gemeenschap op elkaar aangewezen,
elkaar stimuleerend, elkaar begrijpend. Een ver
schijnsel dat niet onderschat mag worden, een
bereiken dat Laseur als groote verdienste mag
worden aangerekend.
WANNEER er een bedenking moet worden
geuit, is die niet gericht tot het gezelschap,
zoolang het zich bij de leest houdt die het past,
maar tot de tooneelliefhebbers.
Deze mogen bij alle erkenning der verdiensten
van dit perfecte boulevard-tooneel, niet ver
geten, dat het wel goed is de ivoren torens te
vermijden, maar dat nog altijd ivoor een kost
baarder materiaal is dan baksteen, en dat een
mensch, na lang getuurd te hebben naar het
gewemel der lage daken, ziek wordt van verlangen
naar torens.
Japansche boeken en Japansch papier
Corne/fs l/e//?
Tikotiii, Den Haag
DE kunsthandelaar Tikotin in den Haag heeft
voor zijn tegenwoordige tentoonstelling een
aardig denkbeeld gehad. Tegelijkertijd met eenige
oude Japansche boeken zulke mooie als men zelden
ziet heeft hij vele stalen van papier geëxposeerd.
Papier is voor den Japanner een zeer geliefd
materiaal. Hij gebruikt het niet alleen voor alle
doeleinden, die ook wij kennen, maar voor nog vele
andere. Hij gebruikt het voor parasols, voor lan
taarns, hij maakt er ruimschoots gebruik van voor
de inrichting van zijn huis, hij heeft al vroeg de
zijde van de Chineesche kakemono's vervangen
door dit materiaal, dat tevens duurzamer is, en
ten slotte heeft hij het in tal van bewerkingen toe
gepast voor boeken en prenten. Voor boeken: wij
zien hier niet alleen papier, dat voor band en omslag
is gebruikt, soms op zich zelf, zonder versiering, al
mooi genoeg, soms bedrukt met een eenvoudig,
maar fraai en geestig patroon, maar ook prenten
in die bekende kleine, slappe boekjes, welke prenten
niet door drukken, maar door het in elkaar werken
van verschillende soorten papier zijn gevormd, een
pers-of plak-techniek, die vaak tot prachtige resul^
taten voert. Deze boeken zijn vaak modern, men
verstaat in Japan nog steeds dit handwerk in al zijn
raffinement. Ook in de papieren, die men ter ver
siering van het vertrek bezigt, is de traditie levend
gebleven. De formaten zijn nog steeds dezelfde als
voor driehonderd jaar, en genormaliseerd. Ook het
Japansche postpapier, met de enveloppen van curieu
zen vorm is hier te zien.
Het spreekt wel vanzelf, dat men in een land,
waar het papier zoozeer in tel is men treft hier
het voortreffelijke Duitsche facsimiléaan van een
boek, geheel aan het papier, zijn ontstaan en fabri
cage gewijd van dat, hetwelk voor bedrukken,
voor teekenen enz. gebruikt wordt, bijzonder veel
werk maakt. De teekenaar gebruikt voor zijn
penseelteekeningen een -wel glad, maar eenigszins
vloeiend papier, gelijk men hier aan de schetsboeken
zien kan. Voor andere doeleinden, bijvoorbeeld voor
behang, wordt wel een vezelachtig papier gebruikt,
vervaardigd uit de schors van den moerbeiboom.
Vele mooie oude boeken zijn mede ter bezich
tiging gelegd. Deze boeken werden door den
Japanschen verzamelaar nauwelijks op prijs
gesttld, daar ze, evenals de houtsnee-prenten, als een
volkskunst werden beschouwd. De Europeesche
handelaars hebben ze veelal uit elkaar genomen
en de prenten apart verkocht. Zoo zijn deze delicate
kunstwerken een zeldzaamheid geworden, maar,
daar ze nog altijd als slechts populaire uitgaven
gelden, eigenlijk niet duur.
Een dezer boeken, met prenten van Soshisecki
(1771) met visschen. insecten en andere dieren, en
planten, is prachtig van teekening en kleur. De
levendigheid van den geest, die deze verrukkelijke
teekeningen maakte, uit zich ook in de losse en
vrije conceptie, de verrassende vulling van de bladzij
waardoor ze zelfs vaak meer bekoren dan de deco
ratieve, het vlak geheel vullende prenten van even
later, uit de periode die wij het best kennen. Men
leert hier met nog andere teekenaars kennis maken
dan met Utamxaro, Hokosai en Hiroshige. De
laatste wordt soms overtroffen door Horin, wiens
landschappen nog simpeler en grooter zijn van
visie, en ook Bairin, die uitmunt in het groteske,
en soms iets waarlijk groots heeft, verrast ons door
zijn geest en smaak. Het wordt wel duidelijk, dat
van deze teekenaars uit de i8de en begin ipde eeuw
de Franschen van het einde der negentiende eeuw,
zooals Lautrec, Cheret en laatstelijk Herman Paul,
zeer veel hebben geleerd. Men ontmoet trouwens
ook landschappen die op de neo-impressionisten en
tot zelfs de surrealisten schijnen vooruit te loopen.
Zoo is deze tentoonstelling uit de unieke collec
tie van den heer Tikotin een treffend bewijs voor
den verfijnden schoonheidszin en het ongeëvenaarde
werkmanschap der Japanners.
Boven: Afbeelding uit het album van Taigo: ,,De acht beelden van Shosho'
Onder: Een prent uit het boek Kor/n gwafu"