Historisch Archief 1877-1940
Vrouwen en Vrouwenleven
ONGEDWONGEN WONEN
WIJ hebben in een kwart eeuw
veel opvattingen over wonen"
zien opkomen en veel zien sneven.
Eerst werd het publiek opgevoed om
vooral de eerlijke constructie niet te
verdoezelen; die campagne (waarin
het werk van Berlage als een massieve
houvast in de historie is bijgezet) tegen
namaak en schijn-vertoon is een daad
van belang geweest; toen hernam
de fantasie haar rechten; gedragen door
zoete oorlogswinst wist de verbeelding
wonderlijk gekronkelde en opgeblazen
gebruiksvoorwerpen leven te geven.
Wel wonderlijk, maar niet bruikbaar.
Daarom bracht een volgende periode
het nuchtere zakelijke meubel, dat
gereinigd was van alle bombast en
ballast.
Nu kondigt zich weer een reactie
hierop aan; immers de mensch, de
bewoner, met zijn eigen sfeer van
kleine menschelijkheidjes, werd ver
geten. In vele etalages, staan meube
len, die een aanklacht zijn tegen de
tekortkomingen, ingeslopen bij het
in praktijk brengen van voortreffe
lijke theorieën. Dat zijn niet alleen
de meubels in neo-Gothische stijl (een
aanklacht tegen het negeeren van
nog onmisbare atavistische neigingen),
dat zijn niet alleen de fatsoenlijk-stijf
bij elkaar gezette
ameublements-partjes, de meubels met het kenmerk van
keurig-bij-elkaar-te-passen, (een aan
klacht tegen het negeeren van een
innerlijke eenheid in het ruimtebeeld),
dat zijn ook de meubels, die een groc
geven van zoogenaamde
nieuwe-zakelijkheid, de meubels, die wat uiterlijk
vertoon zijn van chroom, glas en blank
hout (een aanklacht tegen het would-be
gedoe om maar vooral modern" te
zijn).
De lessen uit het laatste verleden
(hoe vele lessen hebben wij gehad in
n kwart-eeuw!), moeten wij ons ter
harte nemen. Elke theorie had een
waardevolle kern; laten wij die ver
eenigen en aanvullen en ondergeschikt
maken aan de eisch om de woning zóó
in te richten, dat wij er ongedwongen
in kunnen leven. Onze tijd heeft meu
bels noodig die onze kleine kamers
ruim laten, die veel berging geven;
wij moeten door onze wijze van in
richten de gebreken van den
goedkoopen bouw zooveel mogf lijk opheffen
(tocht, vocht, gehoorigheid); het onder
houd en de slijtage beperken, door
doelmatige verlichting het
woon-comfort verbeteren.
DE architecten zijn de dragers ge
weest van de nieuwe theorieën;
laten zij thans geen nieuwe speurtocht
ondernemen naar nieuwe lijnen (een
goed bewoonbaar interieur is toch al
iets hél nieuws!), laten zij niet willen
epateeren. De etalages der winkels
moeten lokken, moeten
concurreeren in wat-meer-lijkt-dan-het-kost; de
architecten hebben een andere taak;
zij moeten het wonen en bouwen als
n geheel zien en het publiek ervan
overtuigen dat de gebruikswaarde
van woning en meubel de grootste
waarde is. Goed materiaal, goede af
werking, goed vakmanschap. De ver
houdingen der wanden, der kleuren,
de verhoudingen, ontstaan door het
ophangen der platen en het groepeeren
der meubels, de verhoudingen, die
geschapen worden door de manier
van gordijn-plaatsing, ach, dat zijn
alle reeds zooveel factoren, die het
publiek zonder voorlichting over het
hoofd ziet. De architect kan hierbij
zijn invloed ten goede aanwenden.
Een z.g. architecten-interieur" wordt
echter gewantrouwd. Niet geheel ten
onrechte. Er is te veel geleden aan
ontworpen" interieurs, omdat zij een
lastige woon-etiquette veroorzaakten:
de bewoner werd opgeprikt in een
stijf-geordend stilleven, dat hém dwingt
in plaats van ongedwongen wonen
te bevorderen. De leek heeft wel
leiding noodig, maar geen leiband.
Over het algemeen weet het publiek
niet, dat de factoren, die in kunst" te
vinden zijn (contrastwerking, even
wicht, compositie, materiaal-uitdruk
king) ook aangetroffen worden in een
goed interieur. H ;t weet ook niet, hoe
simpel de middelen kunnen zijn, die
een interieur verheffen tot een gaaf
ruimtebeeld, dat ook kunst" is .Bij
de inrichting moeten de woon-functies
bij alles uitgangspunt zijn; onopzette
lijk, vriendelijk, geestig en verstandig
zullen de eischen, die onze woonwijze
aan de inrichting stelt, opgelost moeten
worden.
Wat die taak zwaar maakt, is juist
de noodzakelijkheid om daarbij toch
het interieur licht te houden, luchtig,
speelsch, ongedwongen. Nieuwlichters
negeeren graag de traditie (ten bate
van de super-nieuwe indruk), maar
een prettige woonsfeer heeft een zekere
mate van traditie noodig. Daarom is
het Zweedsche interieur, waar de
handweefstoffen en voor onzen tijd getrans
poneerde goede traditioneele vormen
een brug slaan tusschen modern wonen
en vertrouwelijkheid, een merkwaardig
voorbeeld van ongedwongen wonen. De
eischen van doelmatigheid, zijn zonder
zwaarwichtigheid in de praktijk ge
bracht. Contrastwerking, evenwicht,
compositie en materiaaluitdrukking
is ongedwongen bereikt bij het in
willigen der woon-eischen.
PAUL BROMBERG
LOM« nummer» van D e Q roen e: 20 een t.
Ouder dan 3 maanden: 60 cent. Toezending
uitsluitend n a ontvangst van het bedrag.
Een strooien hoed
De eerste voorjaarshoed l Hoort hij hoog te zijn of plat, klein of
groot, met linten, veeren of bloemen versierd? het komt er niet op aan:
hij hoort in de eerste en eenige plaats kleurig, blij en luchtig te zijn, en
van het gezicht eronder een nieuw gezicht te maken. Neen heer der schep
ping, wiens blik misschien bij ongeluk over deze regelen verdwaalde, nu
geen vernuftigheden over de leegheid van het hoofdje onder dat luchtige
hoedje U meent ze trouwens tóch niet, die sarcastische opmerkingen! De
hooge vilten hoed heeft zijn charmes, maar alleen in het najaar nu moeten
wij een plat niemendalletje van stroo of zijde hebben, dat wij zoo scheef
mogelijk opzetten, om er zoo schalksch mogelijk onderuit te kunnen zien !
HET
Een schoteltje voor lof, die niet
zoo_mooi meer is.
WANNEER BRUSSELSCH
lof dankzij dezen winter, uw critische
blik niet geheel doorstaan kan, is
het misschien prettig voor a om te
weten, dat er toch een heel smakelijke
schotel van gemaakt kan worden.
Neem voor 5 menschen 5 eieren,
kook ze hard, snijd ze aan niet te
dunne schijfjes en beleg hiermede de
bodem van uw vuurvaste schotel,
4 minder groote uien worden dun
gesneden en even gefruit. Strooi deze
nu over uw eieren heen. Onderwijl is
uw Brusselsch lof gekookt, nadat
ze fijn gesneden was en vermengd
met 't gewone bloemkool-sausje.
Spreid nu de lof als een laag over
de uien heen. Ik vind en u ver
moedelijk met mij dat een ietwat
draderige kaaskorst door middel van
oud brood plus kaas een betere eind
oplossing voor uw vuurvaste schotel
is dan het gebruikelijke paneermeel
(tenminste in vele gevallen) .
Neem dus voor deze schotel 4 oude
sneetjes witbrood (zonder korsten),
kruimel deze over uw lof heen en
bedek ze met i ons geraspte kaas.
Tot slot een paar stukjes boter en een
flink heete oven.
PAG. 12 DE GROENE No. 3275