Historisch Archief 1877-1940
Gustav Mahler als tnensch
Hieronder hebben wij drie frag
menten opgenomen die een beeld
geven van den persoon en de levens
wijze van den grooten componist
Gustav Mahler. Zij zijn ontleend
aan de boeiende biografie die Alma
Mahler over haar echtgenoot heeft
geschreven. Van vele brieven voor
zien wordt deze levensbeschrijving
dezer dagen door de Uit g.-mij.
Allert de Lange te Amsterdam
uitgegeven.
l
Mahlers levenswijze
Mahlers levenswijze was en bleef
in al die zes jaren dezelfde. Des
zomers stond hij altijd 's ochtends
om zes uur a half zeven op. Als hij
wakker werd, belde hij het keuken
meisje dat direct zijn ontbijt klaar
maakte en dit over het gladde steile
weggetje naar zijn werkhuisje naar
boven bracht. Dat huisje lag midden jn
het bosch, zestig meter hooger dan de
villa; het keukenmeisje mocht den
gewonen toegangsweg niet gebruiken
omdat hij, als hij aan het werk was,
geen sterveling wilde zien. Daarom
moest zij iedere ochtend met het vol
geladen dienblad over het glibberige
bergweggetje gaan. Het ontbijt bestond
uit versch gezette koffie, boter,
grahambrood en jam (iedere dag andere). Het
meisje zette de melk op het
spirituskomfoor met de lucifers er naast, en
dan maakte ze zich langs hetzelfde
weggetje gauw uit de voeten om den
naar boven komenden Mahler niet
onder de oogen te komen. En hij kwam
spoedig, want hij was vlug in alles wat
hij deed. Hij stak de spiritusbrander aan
(waarbij hij zich meestal zijn vingers
brandde; hij was niet zoozeer onhandig
als wel droomerig en daarom onop
lettend). Dan maakte hij het zich ge
makkelijk op de bank die met de tafel
voor het huisje stond,
Het huisje zelf was niets anders dan
een groote gemetselde kamer met drie
ramen en een deur. Ik vermoedde altijd
al dat dit huisje niet gezond voor hem
was, omdat het zoo diep in het bosch
lag en er geen kelder onder was. Ik kon
hem het verblijf daar echter niet be
letten omdat dit hem zoo lief was.
In de kamer stond een vleugel en
in het boekenrek een complete Goethe
en Kant. Verder slechts muziek van
Bach.
Tegen den middag kwam hij altijd
naar huis, ging naar zijn kamer en
verkleedde zich, want in het werk
huisje droeg hij de onmogelijkste
lompen. Dan daalde hij af naar het
schuitenhuisje, waarin we twee mooie
booten hadden. Rechts en links waren
badcabines rnet een planken vloer er
voor. Hij ging altijd een flink eind
zwemmen, en floot dan, wat voor mij
het teeken was om naar beneden te
komen. Een keer had ik de beide kleine
kinderen meegenomen. Mahler nam
er op elke arm een, en vergat ze toen.
Ik was er nog bijtijds bij om een van
de in het water vallende kinderen bij
de voeten te pakken.
Ik ging meestal op het trapje zitten
en dan babbelden we wat met elkaar.
Hij ging telkens zonnebaden totdat
zijn lichaam donkerrood was, en
sprong dan weer in het water. Als ik
er naar keek sloeg de angst mij om het
hart. Toen wist ik nog weinig, maar
ik begreep wel dat dit niet gezond kón
zijn. Ik kon zooveel praten als ik wilde,
maar met geen mogelijkheid kon ik
hem er van af brengen dit
verhittingsen afkoelingsproces steeds weer vier
of vijf keer te herhalen. Hij voelde zich
er versterkt door, en we maakten een
wandeling met omwegen door den tuin
waar hij veel van hield. Hij kende er
iederen boom en iedere plant.
Vervolgens gingen we middageten. De
soep moest op tafel staan opdat hij
direct kon beginnen. Het eten moest
eenvoudig, maar zeer goed gekookt
zijn. Zonder vet, uien en specerijen.
Hij at niet als amusement, maar om
zich te verzadigen zonder zich te over
laden. Eigenlijk at hij heel zijn leven
ziekenkost. Na het eten bleven we een
half uurtje zitten praten, dan gingen
we op stap. Weer of geen weer, we
gingen wandelen langs den oever van
het meer, we voeren met het bootje
naar den overkant en daar werd ge
wandeld, of liever: gerend. Soms was
ik zoo moe dat ik niet verder kon, maar
daar hadden we een middeltje tegen
gevonden. Hij omarmde me en zei
,,Ik houd van jou", en dan kreeg ik
plotseling weer nieuwe kracht en we
renden verder.
Heel vaak bleef hij opeens stilstaan;
de zon brandde hem op het bloote
hoofd. Hij haalde een muziekboekje
tevoorschijn en schreef, peinsde en
schreef; soms sloeg hij in de lucht de
maat en schreef verder. Dat duurde
vaak een uur of langer. Ondertusschen
ging ik ergens op een boomstronk zitten
en durfde hem niet aan te kijken. Soms
keek hij me glimlachend aan als hij
zich verheugde over een inval. Hij wist
dat niets ter wereld mij mér pleizier
deed. Daarna gingen we verder of we
keerden om; vaak ging hij zoo vlug
als hij kon naar zijn werkkamer.
Een brief van Mahler uit
Amsterdam
Amsterdam 21 October 1904
Mijn liefste Almschüi!
Het is fataal dat ik er bijna niet toe
heb kunnen komen je te schrijven. Ik
ben er dan ook voor weggeslopen.
Gisteren heb ik met mijn gastheer
den heelen middag door de stad ge
dwaald, door de grachts en de straats.
In veel opzichten doet het hier aan
Hamburg denken, maar daar is het
grootscher. Mengelberg is erg aardig,
hij en zijn vrouw probeeren mij alles
zoo aangenaam mogelijk te maken.
Maar al die verplichtingen zijn ver
velend. In dat opzicht was het in
Lemberg waar ik altijd alleen was,
prettiger. Gisteravond was ik gelukkig
alleen en heb stapels partituren van
Hollanders, Belgen en Franschen door
gebladerd. Wat zijn dat een fantastische
en ook steriele kerels! Vanochtend
weer repetitie. Het orkest was buiten
zichzelf over het werk. Het is ook
ongehoord mooi ! Ik kan het niet be
schrijven wat ik alles doorleef als ik
die tonen weer hoor. Maar dat jij,
liefste, er niet bij bent, dat bedroeft me.
De uitvoering zal heel mooi worden,
mooier.dan in Crefeld. Vanavond is de
generale.
Zoometeen ga ik naar de haven. En
als ik morgenochtend tijd heb, ga ik
naar het museum. We hebben besloten
dat ik Zondag alleen mijn Eerste
dirigeer. Dat is toch heel waardig? !
De rest van het programma doet
Mengelberg. Met het meebrengen van
ham en kaas wil het niet erg vlotten !
Ik ben zoo ontzettend onhandig ! En
als ik het aan mijn gastheer vraag zou
hij het als avis au lecteur" opvatten
en dat zou ik pijnlijk vinden. Ze zouden
me met alles overladen.
Ze hebben me vandaag Asti voor
gezet, God mag het weten waar ze die
vandaan gehaald hebben.
Ik breng liever het geld voor je mee,
Almscherl, en dan gaan we daarmee
een middag wat boemelen en koopen
iets moois voor jou en Putzi. Wat is
het eigenlijk een ontzettend offer dat
men aan zijn werk brengt, met de heele
wereld door te reizen ! Ik ben er nu
eenmaal niet voor in de wieg gelegd.
Almscherl! Vele kussen, liefste en
een omhelzing.
je Gustl.
Gisteren heb ik ook de beurs gezien.
Ze maakt een grootsche indruk. De
menschen hier schijnen er echter niet
veel om te geven, net als in Weenen!
Mahlers verstrooidheid
In een restaurant was het altijd
Mahlers gewoonte om de kellners een
gerecht aan te wijzen waar een andere
gast aan bezig was. Hij stond dan op,
wees met den vinger naar den gelukki
gen bezitter van de schotel die hem aan
stond en die hij daarom ook hebben
wilde, en zei hardop: Ober, wat eet
die meneer daar?"
Toen hij eens in Budapest met zijn
zuster Justine wandelde, gingen ze
in een chic restaurant zitten. De tafel
tjes stonden op twee boven elkaar
liggende terrassen. Mahler voelde een
groote behoefte om zijn handen te
wasschen. Hij stond op en liep naar de
balustrade waar hij, zonder naar be
neden te kijken, een paar karaffen
water over zijn handen goot. Een
vreeselijk geschreeuw, stoelengeschuif,
opspringen van de menschen beneden.
Ze keken naar boven: O, het is
Mahler!" Hij verontschuldigde zich
heel beleefd.
Na een poosje moest hij zijn handen
nog eens wasschen. Hij herinnerde
zich het voorval en ging daarom aan
den anderen hoek van het terras met
water gieten. Opnieuw geschreeuw, dat
wonderlijk veel leek op het geschreeuw
van daar straks. Hij keek naar beneden
en zag hetzelfde gezelschap dat uit
voorzorg ergens anders was gaan
zitten. .. .
Zoo verstrooid was hij.
Links: jeugdportret van Gustav Mahler: Rechts: Mahler te Amsterdam, met Mengelberg en Diepenbrock