Historisch Archief 1877-1940
: , \" ,'*~
Westminster Abbey, het Parlement en de Westminster-brug tijdens de verduistering ....
De stemming in Engeland
HET onderwerp van dit artikel is de stemming
in Londen na zes maanden oorlog. Bij het
idee, daarover te moeten schrijven, wordt mijn
eigen stemming zoo bedroevend somber, dat ik mij
afvraag of ik in deze geestesgesteldheid werkelijk
wel over genoeg objectiviteit beschik om mij van
de mij opgedragen taak naar behooren te kwijten.
Want wie zal mij gelooven, als ik hier in geuren
en kleuren zou verhalen, hoe door-en-door opge
wekt de stemming van die vormlooze fictie, Londen
is ? Ik lees immers dagelijks in mijn Engelsche
kranten eindelooze artikelen van zoogenaamd
neutrale waarnemers in Duitschland, die allen
zonder uitzondering vermelden, dat de stemming
in Duitschland eenvoudig om te huilen is. Ik geloof
daar geen woord van.
Waarom zou de goede lezer in Nederland mij dan
wel gelooven, wanneer ik als neutrale waarnemer
verkondig, dat de stemming in Engeland daaren
tegen geen sikkepit te wenschen overlaat?
Misschien zal het echter mogelijk zijn, mijn
beleeringen omtrent de huidige stemming in
Engeland niettemin eenig geloof te doen vinden,
Van Vrankerike; ooc seiden si, dat
te Kerstmis des Heren Jhesu doot
wert ghedincket Harde groot
nes niet die kennisse van die begheren
aent westen tbringhene nuwe lere !
Maer ie peise, die boden si dolen,
wale kennensi tlandt van Polen,
maer Vranckerijc soeken si bi Berlijn,
daer doch haer duurbre vrienden syn!
Hola ! Daer begripic in-eenen
vele bet dan alle die ghenen
die ons berichten van desen saken,
hoet al so harde verwart con raecken,
Engelandt, Vranckryc en t Derde Ryck,
heel die europa'sche politiek!
Nu hoirt! Moscoviëdorelike
waende Berlyn in Vranckerike
ende dochten tberlyne terstont
met Vranckryc tmaeckene een verbont
Si waenden Hitler den Führer tsine
vant Front Populaire; dats anscine
ende hebben haer een lettel verghist;
dats dorsaecke van al den twist!
Wert haer nu geografie gheleert,
so synsi bet gheoriënteert ;
ende alsi dan noch mere leren,
selensi masschien ooc haer regiem" verkeren.
Maer, so vruchtic, dats een langh werc;
niet meer belevet dat
gon bic gfcrc
door den terecht wantrouwigen lezer uit te leggen,
waarom men hier zoo welge.noed is.
De eerste verklaring daarvoor is uitermate simpel:
de Engelschman is ook na zes maanden oorlog nog
steeds zoo blijgemoed, omdat hij nu eenmaal ge
zegend is met een uitzonderlijke dosis natuurlijke
en onverstoorbare opgewektheid, een overeen
komstig portie zelfvertrouwen en een onverwoest
baar optimisme. Hij moppert graag, maar hij heeft
het eenvoudig niet in zich, te kniezen. Hij kent het
woord landerigheid of cafard" niet en hij heeft
slechts last van de blues" wanneer hij verliefd is,
wat, zooals iedereen weet, een heel aangename
vorm van landerigheid is.
De tweede reden voor zijn opgewektheid ligt in
het feit, dat hij van den oorlog tot nu toe alleen nog
maar de pleizierige kant heeft ondervonden. Zeker,
de verduistering, de rantsoeneering van benzine
en van zekere levensmiddelen, en de griezelig hooge
inkomstenbelasting hebben hun bezwaren, maar
dat zijn allemaal gemakkelijk te dragen kleinig
heden, vergeleken bij de allerplezierigste opwinding
en spanning, die de oorlog hier in het geestelijke
en emotioneele leven van tallooze millioenen heeft
gebracht. Men krijgt tot nu toe al deze spanning en
opwinding gratis en voor niets, men heeft er de prijs
in lijden en ellende tot dusverre nog niet voor
hoeven te betalen.
Immers: de oorlog, die voor het heele Engelsche
volk zoo'n overweldigend avontuur beteekent, wordt
nog steeds ergens in de verte gestreden, zonder
dat het volk in het veilige Engeland er tot
nog toe eenig geestelijk of physiek lijden van heeft
ondervonden. Het is een groot historisch drama
zonder de doodenlijsten, de oorlogsweduwen en de
zwarte kleeren, die daar gewoonlijk de prijs voor zijn.
Zelfs het proces van mannelijke ontvolking, dat
in de landen, die voornamelijk op hun landwapen
moeten vertrouwen, reeds zoo'n groote ontwrichting
in het sociale leven teweeg heeft gebracht, is in
Engeland nog nauwelijks begonnen. Er zijn nog
steeds mannen te over om de café's, de restaurants
en de theaters met de decoratieve glans van hun
uniformen te vullen, en het resultaat is, dat het
Londensche uitgaansleven zoo mogelijk nog
vroolijker zijn gang gaat dan in vredestijd.
NU zou men misschien kunnen denken, dat het
van deze normale, opgewekte stemming
psychologisch maar n stap is naar den wensch, een
einde aan den oorlog te maken. Men zou zich kunnen
voorstellen, dat menschen, die zes maanden den tijd
hebben gehad om ongestoord na te denken over de
wijsheid van hun besluit, oorlog te voeren, tot be
zinning zouden komen en den wensch zouden gaan
gevoelen, de ruzie toch eigenlijk maar weer bij te
leggen vóór er brokken gemaakt worden. Niets is
echter verder van de waarheid. Als ik ergens zeker
van ben, dan is het, dat Engeland's bij herhaling tot
uitdrukking gebrachte afkeerigheid van een
compromis-vrede geen diplomatieke bluf is, maar de
oprechte en onschokbare gevoelens van geheel het
Engelsche volk vertolkt.
Het is immers ook begrijpelijk genoeg, dat Enge
land van een compromis niets wil weten. Engeland
is immers, ondanks alle mooie woorden en alle
ongetwijfeld oprechte goede bedoelingen, in den
oorlog gegaan allereerst omdat het zich door de
groeiende macht van Duitschland bedreigd achtte.
Aanvaardt men deze interpretatie van de motieven
en de doeleinden waarmee Engeland den strijd
heeft aangebonden, dan volgt daaruit logisch, dat
een compromis, waarbij Duitschland als potentieel
gevaar voor Engeland zou blijven bestaan, onmoge
lijk in aanmerking kan komen.
Er zijn echter ook nog andere redenen, waarom
men hier op het oogenblik zoo mogelijk nog
onverzettelijker gestemd is dan zes maanden geleden. In
die zes maanden is er weliswaar nog geen wezenlijke
oorlogshaat ontketend, maar er is in de gevoelens
van het Engelsche volk tegenover zijn vijand toch
wel het een en ander veranderd. Wat Engeland in
deze maanden heeft gelezen over Duitschland's
optreden in Polen en wat het zelf heeft geleden van
de Duitsche wijze van oorlogvoering ter zee, heeft
de koele zakelijkheid, waarmee men den strijd
tegen Duitschland opvatte, doen verkeeren in een
verachtelijke en verbeten overtuiging, dat er met de
Nazi's onder geen omstandigheden te praten valt,
dat zij in een andere eeuw en in een andere wereld
dan de Westelijke volken leven en dat men voorgoed
met hen zal moeten afdoen, wil de wereld niet ver
zinken in atavistisch barbarisme.
Men mag het in het meer objectief denkende
neutrale buitenland niet met deze opvatting over
Duitschland eens zijn, maar dat kan niets ver
anderen aan het feit, dat die opvatting in Engeland
hartstochtelijk en zonder een oogenblik van twijfel
omhelsd wordt. Engeland, dat in September nog zoo
koel van hart was, is nu van onder tot boven door
drongen met het hartstochtelijk geloof in de heilig
heid van zijn zaak, of van zijn kruistocht, zooals
vrijwel alle dagbladen den oorlog tegen Duitschland
nu noemen.
ZIEDAAR een paar aspecten van de huidige
stemming in Engeland. Ik zou nog op andere
kunnen wijzen, zooals de groeiende irritabiliteit
tegenover de neutralen, of het rotsvaste vertrouwen
op wat men hier unaniem beschouwt als de zeker
heid van de overwinning. Maar mijn hoop, dat
men mij gelooven zal, is geringer dan ooit.
Ik kan derhalve slechts eindigen met ieder
een, die zichzelf een beeld van de stemming in
Londen wil vormen, aan te raden naar Engeland
te komen en daar het merkwaardige schouwspel in
zich op te nemen van een volk, dat in een historischen
strijd om zijn bestaan is gewikkeld en daarbij met
een onverstoorbare opgewektheid en een bijna
kinderlijk vertrouwen in het alles sal reg kom"
door het leven gaat alsof er geen vuiltje aan de
lucht was. J. H. HUIZINGA
PAG. S DE GROENE No. 3276