Historisch Archief 1877-1940
Moed en Intellect
Prof. Dr. Ir. J. Goudriaan
IN de korte bespreking, die ik met de organisators
van deze reeks voordrachten heb gehad i), heb
ik begrepen, dat zij een aantal leiders van groote
ondernemingen voor de microfoon wilden laten spreken
om aan de jeugd van dezen tijd, voor zoover deze
naar hen luistert, uiteen te zetten, waarom het bedrijfs
leven in Nederland ook na het uitbreken van den
tweeden wereldoorlog, op normale wijze wordt voort
gezet voor zoover dat dan onder de tegenwoordige
omstandigheden mogelijk is. En mijn antwoord is in
de eerste plaats: omdat het noodzakelijk is. Omdat
onze bedrijven voorzien in een bepaalde behoefte der
consumenten, die er vóór den oorlog was en die er nu
nog, somtijds sterker, somtijds in minder sterke mate,
nog steeds is. De normale menschelijke behoeften aan
voeding, woning, kleeding, ontwikkeling en ontspan
ning zijn duurzaam. Zij blijven onder alle omstandig
heden voortbestaan. Zoolang en voor zoover de
objectieve mogelijkheid om aan deze behoeften te
voldoen aanwezig is, behoort hier ook aan te worden
voldaan. Dit is een belang van den verbruiker het is
evengoed een belang van den producent. De 30.000
personen, die hun levensonderhoud vinden in het bedrijf
der Nederlandsche Spoorwegen, hebben er een direct
belang bij, dat de diensten die zij presteeren op het
gebied van personen- en goederenvervoer, zoo lang
mogelijk en in zoo ruim mogelijke mate door het
Nederlandsche volk worden gekocht. Steeds staat ons
het beeld voor oogen van den boer, die zijn akker
ploegt, terwijl niet ver daar vandaan de verschrikking
woedt van den oorlog. Want als de oorlog voorbij is,
zegt de boer, zullen de menschen nog behoefte hebben
aan brood en dus aan graan en daarom ploeg ik mijn
akker. En deze gedachtengang geldt voor elk bedrijf.
Hoe verschrikkelijk ook de oorlog moge zijn, er zal
een tijd komen, dat alle verwoestingen weer zijn her
steld en het leven zooals men dat noemt weer normaal
zijn gang gaat.
Maar als ik de bedoeling van de organisators van
deze serie voordrachten goed begrepen heb, was het
niet alleen deze zuiver zakelijke motiveering, die zij
wenschten te hooren. Zij wilden een antwoord op de
vraag: uit welke bron put gij de moed, waaraan ont
leent gij de kalmte om met Uw bedrijfsvoering voort
te gaan en rustig plannen te beramen voor de toekomst.
als ware er in Europa geen oorlog vlak aan onze gren
zen ? En wanneer ik op deze vraag, alleen voor mij zelf
sprekende, een antwoord geef, dan zeg ik allereerst:
Deze oorlog is voor mij geen verrassing. Ik heb dezen
oorlog vrijwel tien jaar lang eiken dag naderbij zien
komen. Het uitbreken van dezen oorlog stond voor
mij, stellig sedert de jaren 1932 en 1933, vast met de
grootst mogelijke zekerheid, waarmede men voor zich
zelf een verschijnsel in de toekomst kan verwachten.
En het uitbreken van den oorlog is in dezen gedachten
gang dus geen plotseling evenement, dat men onver
wachts ondergaat. Het is het tot werkelijkheid worden
van iets, waarop men zich jarenlang heeft voorbereid.
MAAR, zullen misschien enkelen van mijn toe
hoorders vragen, hebt gij dan jarenlang geloofd
in het uitbreken van zoo iets afschuwelijks als een
wereldoorlog ? Hoe hebt gij dan kunnen leven ? En mijn
antwoord is: elk goed ingenieur en elk goed
bedrijfsman moet zich zelf opvoeden in de koele verstandelijke
analyse van de verschijnselen, welker meest waar
schijnlijk beloop hij tracht te voorzien, ongeacht of dit
waarschijnlijke beloop hem leed brengt of vreugde.
Wij verwachten niet hetgeen wij hopen, wij verwachten
datgene dat volgens ons verstand als zekerheid of
althans als grootst mogelijke waarschijnlijkheid moet
worden aanvaard. En wij baseeren als ingenieurs en als
bëdrijfsmenschen onze verwachtingen niet op de
tusschenkomst van het gunstige toeval. Wij verwerpen
onze conclusies niet, omdat zij ons een afschuwelijke
toekomst voor oogen stellen. Wij zullen alles doen om
zoolang het nog tijd is, aan de ontwikkeling der dingen
die wij voorzien, iets te veranderen voor zoover dat
slechts in ons vermogen ligt. Maar wanneer het gaat
om de ontwikkeling van de wereld in haar geheel,
beseffen wij tegelijkertijd, dat de macht van den enkelen
mensch beperkt is. Laat ik het nog concreter zeggen.
Een ingenieur ontwerpt de staalconstructies van
gebouwen, bruggen en kraanbanen niet in de optimis
tische verwachting, dat de maximum-last wel nimmer
zal voorkomen, dat zijn gebouw gespaard zal blijven
voor een orkaan of een zwaren sneeuwval. Integendeel,
wil men doelmatig handelen in de practijk, dan is er
*) Dit artikel behelst den tekst van een door prof.
Goudriaan aan ons afgestane radio-redevoering.
maar n richtsnoer: take the worst, onderstel het
ergste, neem aan, dat de maximum-belasting in zijn
ongunstigsten stand samenvalt met een plotseling
uitschietende windstoot van de grootste kracht en
bereken daarop de constructie. Wij maken dus geen
gebouwen die alleen blijven staan zoolang het niet te
hard waait. Wij zien bij voorbaat het samentreffen van
de allerslechtste omstandigheden onder oogen en nemen
daartegen onze maatregelen. En de ingenieur, die zoo
bouwt, beleeft het genoegen, dat zijn constructies
blijven staan ook op het oogenblik van de opperste
beproeving.
DEZELFDE gedachtengang geldt voor het be
drijfsleven. Elk goed bedrijfsman moet zich bij
elke maatregel, die hij neemt, bij elke verbintenis,
die hij aangaat tegenover derden, de vraag voorleggen:
wat komt van dit alles terecht, indien alle omstandig
heden zich zoo ongunstig mogelijk ontwikkelen ? Maar
de moeilijkheden zijn hier grooter dan bij het
construeeren. In het laatste geval immers is de
maximumbelasting een zelf gekozen grootheid, de getallen voor
wind- en sneeuwbelasting liggen in concreet ervarings
cijfers vast. In het bedrijfsleven is alles vager en veel
meer vlottend. Er komt dus een subjectieve factor in
het spel en niemand kan de stem geheel onderdrukken
die hem influistert: maar zou het nu zoo een vaart
wel loopen ? Mogen wij er niet op rekenen, dat dit of
dat toch niet gebeuren zal ? En op deze stem past maar
n antwoord: onderzoek het, onderzoek of gij ergens
een vaste basis, een vaste grens kunt vinden, waar
beneden of waarboven de calamiteiten, die Uw bedrijf
bedreigen, niet kunnen optreden. Zoo gij die vindt en
gij hebt voor Uzelf de muurvaste verstandelijke zeker
heid, los van de suggestie van een misleidend optimisme,
dat deze grens niet kan worden overschreden, neem
haar dan aan. Maar zoo gij deze grens niet vindt, neem
dan het allerergste wat slechts denkbaar is en oefen U
bij voorbaat in hetgeen gij zult gaan doen, indien dit
allerergste mocht gaan optreden. Alle groote ongelukken
in het bedrijfsleven, alle plotselinge instortingen van
ondernemingen, die door vrijwel iedereen als volkomen
soliede werden aangezien, alle gewekte verwachtingen
waaraan men niet heeft kunnen voldoen en alle ge
sloten contracten, die men niet heeft kunnen nakomen,
zijn te wijten aan het niet bestand zijn tegen de
lokstem van het misleidende optimisme.
Maar is het dan mogelijk een onderneming zoo te
leiden, dat zij nimmer in gebreke blijft en altijd bloeit
en rendeert? Volstrekt niet. Het leiden van een onder
neming in dit uiterst gebrekkige en sterk bewogen
economisch milieu is als het sturen van een schip
in den storm. Wind en water kunnen sterker worden
dan het bouwsel van menschenhand. Er zijn bepaalde
phasen in de conjunctuur aan te wijzen, waarin het
voor de best geleide onderneming in een bedrijfstak
niet mogelijk is om groote verliezen te vermijden en
als deze phase maar lang genoeg duurt en niemand
kan een nauwkeurige grens aangeven waarbinnen
deze duur beperkt moet blijven raakt ook deze best
geleide onderneming in de grootste moeilijkheden,
Maar het is ontzaglijk veel waard, deze moeilijkheden
reeds van te voren te weten en haar dagelijks in het
aangezicht te zien. Men kan bepaalde maatregelen
treffen, liggend op het gebied van reservevorming,
uiterste soliditeit in de financiering, beweeglijkheid
in alle gesloten overeenkomsten, die de onderneming
ook onder de slechtst mogelijke omstandigheden toch
nog de grootst mogelijke levenskansen bieden. En wat
minstens even belangrijk is: men heeft zichzelf en alle
leidende personen jarenlang opgevoed in de mentaliteit,
dat ook dit allerergste kan optreden. Twintig jaar
geleden zeide een van de grootste aannemers in Neder
land, die een zeer bloeiend maar uiterst riskant bedrijf
uitoefende, eens tegen mij: Wij houden onzen menschen
dagelijks de dood,, (bedoeld is natuurlijk de dood van de
onderneming) voor oogen. Wie daar niet tegen kan,
hoort niet bij ons thuis." En zoo streeft de goede be
drijfsman naar dezelfde mentaliteit als de onwrikbare
zeeman, dien Alfred de Vigny schetste in zijn prachtige
gedicht La bouteille d la mer":
Quand un grave marin voit que Ie vent l'emporte,
Et que les mats brisés pendent tous sur Ie pont
Que dans son grand duel la mer est la plus forte
Et que par des calculs l'esprit en vain répond,
Que Ie courant l'écrase et Ie roule en sa course
Qu'il est sans gouvernail et, partant, sans ressource,
II se croise les bras dans un calme profond.
Il voit les masses d'eau', les toise et les mesure,
Les méprise en sachant qu'il en est crasé.. ? ?
Men kan ten ondergaan, men weet dat men ten onder
kan gaan, maar men zal tot het laatste toe den moed
en de onverschrokkenheid niet verliezen. En men zal
tot het laatste toe alles in het werk stellen om den
ondergang te voorkomen.
IK zou willen, dat de Nederlandsche jeugd van dezen
tijd zich deze mentaliteit eigen maakte voor zoover
zij ze niet reeds bezit. Wanneer men de positie van
Nederland te midden van het chaotische wereldge
beuren zuiver verstandelijk analyseert en men zich
dus niet laat misleiden door het misleidende
gevoelsoptimisme, dan kan men, geloof ik, niet ontsnappen
aan de conclusie, dat deze positie sedert de eerste jaren
van den tachtigjarigen oorlog en sedert het jaar 1672
nog nooit zoo gevaarlijk geweest is als thans. Ik maak
geen vergelijking met de laatste jaren der i8e eeuw en
het tijdperk der Fransche overheersching, omdat in
die periode het Nederlandsche volkskarakter van zich
zelf was vervreemd. Ik bedoel ook niet, dat het gevaar
voor de aantasting van Nederland's onafhankelijkheid
onmiddellijk voor de deur zou staan. Ik bedoel op dit
oogenblik alleen het volgende:
Wanneer men zich rekenschap geeft van de politieke
ontwikkeling der laatste tientallen jaren, wanneer
men zich rekenschap geeft van de diepgaande ver
schillen in beschaving en moraliteit tusschen de
volken, verschillen die zich hebben gemanifesteerd
en gehandhaafd in den loop der eeuwen, dan valt het
niet te ontkennen, dat de politieke en militaire macht
van de minder en minst beschaafde volken nog nimmer
zoo sterk is geweest als thans. Alle gevoelens van
ridderlijkheid en edelmoedigheid, van respect voor het
zwakke en kleine, is in deze volken gedoofd. Zij schrik
ken voor geen enkele trouweloosheid en voor geen
enkele wreedheid terug. Dit is het milieu, waarin
Nederland zijn vrijheid en onafhankelijkheid heeft te
handhaven. Geen fraseologie of mooipraterij mag U
afleiden van de realiteit van deze dingen. Maar kunnen
wij dan in dit milieu leven ? Wij kunnen er even voor
treffelijk in leven als onze voorouders leefden in de
16e en iye eeuw, indien wij slechts weten wat ons te
doen staat vandaag en op het oogenblik, dat het gevaar
acuut wordt. Vandaag is er n leus belangrijker dan
alle andere en waarvoor alles moet wijken: werkt aan
de verdediging van het land. Bouwt kazematten voor
kanonnen en mitrailleurs, maakt inundaties en ver
sperringen, voert de outillage en de grootte van het
Nederlandsche leger op tot den grootst mogelijken
omvang en de hoogste graad van perfectie.
En bezin U daarnaast op hetgeen U te doen staat
als het oogenblik der beproeving komt. Begrijp goed,
dat het een letterlijke waarheid is wanneer wij zeggen,
dat de vrede, de vrijheid en de onafhankelijkheid
waarvan wij in Nederland geslachtenlang hebben ge
noten, verkregen zijn door de opofferingen en den
moed van onze voorouders. De burgerij van Haarlem,
van Leiden, van Alkmaar en van zoovele andere
steden en dorpen in Nederland heeft de Spaansche
onderdrukking overwonnen. Stel U de verschrikkingen
van den modernen oorlog goed voor oogen en zeg dan:
En wij gaan er toch niet voor uit den weg. Wie bang is
voor den dood, heeft niet den moed om in vrijheid te
leven. Het is niet erg om voor een goede zaak te vallen.
Het is erg om voor een goede zaak niet tot het laatste
toe en met inspanning van al zijn krachten te hebben
gevochten. Verdiep U dagelijks in de prachtige ge
schiedenis van Uw eigen land. Laten de groote figuren
uit onze eigen geschiedenis voor U leven als waren zij
nog Uw tijdgenooten: Prins Willem van Oranje, burge
meester v. d. Werff, de Hasselaars, Jan Haring en
tientallen anderen. Stel U voor, dat een van hen gaat
aan Uw rechterzijde, Uw hand in de zijne, zijn hand
om de Uwe. Wat kan U nog gebeuren ? Gij zijt onvatbaar
voor elke poging tot intimidatie en tot aanjagen van
vrees. Wanneer gij eenmaal het vaste besluit hebt
genomen Uw plicht te doen tot het allerlaatste en gij
hebt U goed voorgesteld wat dit beteekent, dan kunt
gij verder leven alsof er geen oorlog bestond. Want er
is zooals Prins Willem III zeide in het jaar 1672
er is een zeker middel om den ondergang van dit land
niet te aanschouwen: dat is te sneuvelen bij het ver
dedigen van de laatste schans.
Napulitains fl. 0.45 - fl. 2.-. Par 100 gr. 40 ets.
Pastilles Surfin et au Lait fl. 1.-. Par 100 gr. 30 ets.
PAG. 4 DE GROENE No. 3279