Historisch Archief 1877-1940
D E A M S T E B D A. M M E B WE E K B L A O T O O B * ED E B L A K D.
verd over een beoordeeling van werken
door den heer Theo Molkenboer tentoonge
steld te misprijzen was, om de liefdeloosheid
Y|KL haren inhoud en vorm.
Met velen betreurde het bestuur van De
Violier" deze kritiek, omdat katholieken,
wanneer zij zoo, in tegenspraak met de
moraal-regels van hun geloof, critiek schrij
ven, eenigszins den glans verduisteren waar
mede zjj zoo gaarne hun geloof in de oogen
van allen zien stralen; daar elkeen weet hoe
dergelijke liefdeloosheid door vele buiten
staanders niet aan de critiek-oefenenden
alleen, maar der Kerk zelve verweten wordt.
En daar zij die Kerk liefhebben als een
kind zijn moeder liefheeft, worden zij be
droefd en boos, als hun eigen broeders de
schuld dragen, dat naar de moeder met ver
wijten geworpen wordt.
Het kwaad was in 't openbaar gepleegd:
in 't openbaar moest het worden gestraft.
Pat die afstraffing in alles gelukkig is ge
weest kan ik niet zeggen; maar evenmin
kan ik getuigen, dat men beter had gedaan
ze in te honden.
., Wat echter niet vergeten mag worden is,
dat Jan van Pas op onchristelijke wijze
Maria Viola was te lijf gegaan, dat velen
daarin geërgerd waren en dat door niemand
gepoogd is Jan van Pas in bescherming te
nemen.
Al het andere is bijzaak.
En nu komt de heer Ferd. Wierdels,
redacteur van De Tijd, aandragen met een
heelen bundel nevenzaken, die niet onhandig
bijeengeraapt, zoo overstelpend in aantal zijn,
dat men gevaar loopt, met de handen tegen
't hoofd, uit vrees voor dien steenen-regen,
uit den strijd te willen loopen en den vijand
op het slagveld te laten overnachten.
Maar 't is niet aan mij den heer Ferd.
Wierdels van antwoord te dienen, omdat
ook ik hier een outsider ben.
Alleen dit zeer persoonlijke moge hier
eene plaats krijgen.
Onwaar is wat de heer Wierdels schrijft:
Anderen echter o.a. Jan Kalf en Pastoor
Kaag, maakten in de vergadering van De
Violier", waarin het debat tusschen archi
tecten en sier-kunstenaars gehouden werd,
ernstige bedenkingen tegen de voortbrengselen
van de Eoermondsche ... fabriek!
Onwaardig de bóetepreek op pag. 77 en 78
in de opkomende zon waar een leek-redacteur
van de Tijd, als de heer Ferd. Wierdels is,
spreekt over zekere polemieken, terwijl vele
lezers zich nog herinneren op wat onlogische,
onchristelijke wijze door de Eedactie van de
Tijd, nog onlangs, niet geschreven maar ge
scholden is op iemand die. nooit wederscheldt.
Maar den heer Wierdels zeg ik het gaarne
na: De meeste menschen meenen het zoo
kwaad niet als zij het doen! Deden zij het maar
niet! Zij gelooven alles ongedaan te kunnen
maken met de verzekering dat zij het niet
zóó hebben bedoeld. Dachten zij liever eens
na over den indruk, dien hun woorden wel
moeten maken!"
Pastoor KAAG.
Fünftes Jaiirlmcb der Kölner Blnmeii-Spiele.
1903.
De schitterende Keulsche bloemenfeesten
zijn nu voor de vijfde maal gecondenseerd
tot een lijvig boekdeel onlangs versche
nen. Het is een onvergelijkelijk feest dat
jaarlijks aan den Rhijn onder de leidingvan
den dichter Fastenrath wordt gevierd. In
de oude .. historisch-merkwaardige zaal
van het Gürzenichpaleis komen de nieuws
gierigen van wyd en zijd om de prijzen te
zien uitreiken aan hem of haar, die het
beste heeft geleverd: het innigste
minnedicht, het hoogste religieuse lied, de fijnste
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIflIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIUIIIIIIIIMIHIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
novelle. Zeven prijsrechters zijn daarvoor
aangesteld, die gedurende het geheele jssar
de honderden inzendingen te schiften, de
handen vol werk hadden. Een van hen, de
kunstcriticus der Kölnische Zeitung, Karl von
Perfal), fungeert bij het feest als heraut en
verkondigt de namen der overwinnaars in
den strijd. Sommigen der bekroonde verzen
werden door bekende tooneelspelers voorge
dragen. Na afloop vereenigde een banket
een paar honderd van de feestvierenden.
Het aangenaam-toeschietelijke van al die
mannen en vrouwen voor landgenoot en
vreemdeling werkt stellig op iederen bezoe
ker weldadig en verkwikkend. Meer nog
dan bij de vermaarde Rhein-Musikfeste blijft
de indruk als iets bijzonders, iets huiselijk
mooiers, curieusers en interessanters bij dit
bloemenspel.
Het heeft daarenboven de geur van het
Zuiden, herinnert aan vroegere tijden, aan
de troubadours en staat eenig in heel noor
delijk Europa. Al die bloemen en festoenen,
palmen en guirlandes, waartusschen door die
witte en rose japonnen van vrouwen zich
bewegen; al die lichtkaarzen der zware
kandelabers, die zuilen en spitsbogen ver
lichten tot in de fijnste hoekjes van het
kunstig gesneden eikenhout is eene
verblijding, ook voor hem, die reeds veel van der
menschen doen heeft bijgewoond.
Dit jaar geeft het boek wederom veel
goeds. Het zijn meestal geen dichters of
schrijvers van professie, die hier aan het
woord zijn en die de essentie hunner stem
mingen moeten verdeelen over maandschrif
ten of boeken. Maar zuiver en onvervalscht
geven deze dichters en dichteressen de kern
van hun willen en droomen, van hunne
verlangens en mensen zijn.
In sentiment te dikwijls gebroken, maar
van eene grootsche symboliek getuigend is
het minnegedicht van Marie Becker;
hartftochtelijk maar snel in elegante vaart dat
van Elizabeth von Weitra; mooi van bewe
ging en knap van faktuur dat van Rudolf
Presber. In klassieken toon zingt Lorenz
Krapp zijn krachtige liederen.
De gedichten die in dit boek werden ver
zameld zijn zonder twijfel van beter gehalte,
dan het proza. Zoo staat de proza-novelle
van Elizabeth von Weitza niet op gelijke
hoogte met hare verzen. Ook eenige
provencaalsche dichters leverden bijdragen.
F. E.
NIEUWE UITGAVEN.
Geneeskundige Encyclopaedie voor het huis
gezin, met 430 illustraties en 28 afzonderlijke,
meest gekleurde platen. Met medewerking
van verschillend specialisten. Samengesteld
door dr. CARL REISSIQ. Neder!, bewerking,
onder leiding van dr. H. PINKHOF, afl. L
Amsterdam, Scheltema & Holkema's Boek
handel.
Sobert Fruin's Verspreide Geschriften. Afl. 48
en 49, uitgegeven door dr. P. Blok,
hoogleeraar te Leiden, dr. P. L. Muller,
hoogleeraar te Leiden en mr. S. Muller Fz.,
rijksarchivaris in Utrecht. Martinus Nijhoff,
's-Hage.
Rapport van het hoofdbestuur der
Vereeniging tot vereenvoudiging en verbetering van
examens en onderwijs omtrent een onderzoek
naar de aansluiting tusschen het lager onder
wijs en middelbaar en gymnasiaal onderwijs.
Ministerie van binnenlandsche zaken. Rijks
ethnographisch museum te Leiden. Verslag van
den directeur over het tijdvak van l Oct.
1902 tot 30 Sept. 1903. Met 8 platen en 4
figuren in den tekst. 's-Gravenhage, 1904.
Jaarverslag van de Vereeniging 't
Koggeschip tot bevordering van Amsterdamsche
belangen in het algemeen en van het vreem
delingenverkeer in 't bijzonder, uitgebracht
op de jaarhjksche -algemeene vergadering der
Vereeniging, gehouden op 29 Februari 1904.
Onze letterkundigen, 7e afl. Ina Boudier
Bakker, door J. H. RÖSSING. Amsterdam, L.
J. Veen.
Het oude Beursterrein en nog wat, door N.
VAN HAHPEN. Amsterdam, N. T. Stoomdr.de
Fakkel, voorh. B. v. Mantgem.
Arbeidsduur in Nederland, rapport eener
enquête, gehouden door de sociaal-democra
tische studie-club. Amsterdam, Masereeuw en
Bouten.
Het mag-niet-weten-systeem en de pro»titutie,
door een Engelschman behandeld, voor Ne
derland bewerkt door mevr. SARA DB BBER
(Vrouwke). Lente"-uitgave. Groningen, G.
Römelingh.
Inkrimping onzer koloniëu, door H. H. VAN
KOL. overgedrukt uit De Nieuwe Tijd van
April 1904. Amsterdam, J. A. Fortuijn.
Het jaarboekje van Joi. Alb. Alberdingk
Thijm. Nieuwe reeks, derde bundel, onder
redactie van W. de Veer, S. J. en J. F. M^
Sterck, 53e jaar. Amsterdam, C. L. van
Langenhuijsen.
Inhoud van Tijdschriften.
De Nieuwe Oids, April. Arm leven, door
Reyneke van Stuwe. Verzen, door W. T.
Gouwe. Gelukkige dag, dr J. Reddingius.
Verzen, door Willem Kloos. Geertje, door
J. de Meester. Literaire kroniek: Verzen,
door H. Gorter, S. Falkland (H.
Heijermans Jr.), Willem Kloos.
Nederland, April 1904; Proza: Maurits
Wagenvoort Charles David v. Lennep (Adel
Hanoem). W. van Amsterdam, Gedach
ten. *** Storm. Fokke Bos, Het bitter
einde. Kroniek. P o z i e: F., de konings
bruid.
iiiiiiimmiiiiiiiiiiiiiilimiiiiiimiiuiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiuiuiiiiiiiiimiuiitittiiimiiiiiim timiiiiniiiimiiiinmiiiimiiiiiiiiimimimmiiimiiimiiimmiiiimiliiiii
MAGGI'8 AROMA
OII1 t 6 .K F111 Q. BH is een eenig beproefd middel
om gerechten, groenten, vleezen, soepen, sausen, ragouts, oogenblikkelijk een krachtigen aangenamen
geur en smaak te geven. Weinig druppels z^Jn voldoende.
Verkrijgbaar bij alle soliede kruideniers en comestibleshandelaren.
MAfifil's onderscheidingen: 4 groote Prijzen, 28 Gouden Medailles, 6 Eere-Diploma's, 5 Eere Prijzen, zesmaal buiten mededinging, o. a. 1899 en 1900 Wereldtentoonstelling Parijs.
Waar niet verkrijgbaar wende "men zich tot het Oeneraal-Agentuur voor Nederland en Koloniën PAUL HORN, Amsterdam.
iliiHlliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiilliiiilliiiiliiilimiiiiliiiflliiiilimilliiiiilliiiiliimiiiiiiimiiiiiiiiml iiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiMiimimiiiiiiMiHiimmiiimmiMmiiiinimimMiimmiiiiimiimiiMiimimimiimiiimmiiim iimiiiiimmiiiimmmiimiiimiiimiimiuitiiiiiiiiiMiiiiiiiiuiiiiiniimmitiiiitnutiminnitinii
DAMEjS.
De Vronw en de Vrijmetselarij.
Nu onlangs in Frankrijk weder het onder
werp werd op het tapijt gebracht, om vrouwen
op te nemen in de Broederschap der
Vrijmetselaars, is het niet van belang ontbloot,
eens na te gaan in hoeverre de vrouw voor
heen deel nam aan deze vereeniging.
Reeds van het ontstaan der vrijmetselarij
af, worden de namen van enkele vrouwen
genoemd, die als lid van de een of andere
loge waren aangenomen.
In Parijs werd in 1725 de eerste loge in
Frankrijk gevestigd, door lord Derwentwater,
en een van de eerste onderwerpen die*er
sprake werden gebracht, was de vraag of
men vrouwen zou toelaten.
De vrees werd geopperd, dat, waar de
striktste stilzwijgendheid van de leden der
loge werd gevorderd, de vrouw aan dien eisch
niet zou kunnen gevolg geven. In zeer
gracieusen vorm werd deze conclusie aan de
vrouwen meegedeeld:
Amour, ton caractère,
N'est pas d'être discret,
Enfant l pourrais-tu taire
Notre fameux secret ?"
Deze harde waarheid werd echter niet door
allen erkend.
En zoo kwam dan, ondanks de gedane
waarschuwing, toch in 1738 een vrouwelijke
loge tot stand. Gezamenlijk met de mannen
werden de vergaderingen bijgewoond* en het
zal niemand verwonderen te vernemen, dat
die samenkomsten allengs een min of meer
wereldsch tintje verkregen.
Toen Lodewijk XIV zich verontrustte over
de toenemende macht der loge, meende
Clemens XII met zijn pauselijken vloek de
leden te moeten dreigen.
Maar zooals het veelal gaat: juist dóór
dien tegenstand nam het aantal leden toe.
De vrouwelijke vrijmetselaren droegen
kleine boezelaars rijkelijk van borduursel
voorzien, en licht blauwe zijden sjerpen,
waardoor zg er smaakvol uitzagen.
In 1775 was een hertogin van Bourbon
als grootmeesteres van alle in Frankrijk
bestaande loges aangesteld. Zij behoorde tot
de loge van den Heiligen Antonius te Parijs.
De princesse de Lamballe het latere slacht
offer der revolutie presideerde in 1780
de Parijsche loge du Contrat Social".
Er bestaat nog een beschrijving van een
feest, ter gelegenheid van een bezoek in 1778
gebracht door den hertog en de hertogin des
Chartres aan de loge Saint Jean de la Candeur.
Heel weinig mystiek en veel uiterlijke praal
werd er bij die gelegenheid tentoongespreid.
De plechtigheid eindigde met de opvoering
van een Opéra Coinique l'Ami de la Maison",
en daarna een bal.
Hoewel de toon in die. Loges over het
algemeen wereldsch was, en de vrouwen er
zeer gehuldigd werden, waren de reglementen
er toch zeer stren?.
Vooral ten opzichte van de vrouwen waren
er, wat men in onze dagen zou noemen,
beleedigende" artikelen in het reglement.
Maar de vrouwen namen revanche, door
er zeer scherp op toe te zien, dat de regle
menten ten opzichte van de mannelijke leden
ook zeer streng werden gehandhaafd.
Dat dit laatste dikwijls tot minder kiesche
tooneelen aanleiding gaf, blijkt uit een proces
verbaal door de markiezin de Genlis opge
maakt tegen den prins Sapicha, omdat hij
tijdens de vergadering de zaal had verlaten.
Degenen die tot een hoogere orde werden
geroepen, droegen als teeken harer waardig
heid een klein gouden troffeltje.
Hoewel alle samenkomsten en wat daarop
voorviel een diep geheim moest blijven,
kan het toch als zeker worden beschouwd,
dat men zelfs in de meest kritieke tijden,
die de revolutie voorafgingen, geen politieke
qnaesties behandelde.
ledere vergadering eindigde met een collecte
ten behoeve van de armen.
De Mère Loge" droeg in 1781 aan een
abbéop, om voor hare rekening een mis te
lezen, ter gelegenheid van de geboorte van
den dauphin. Wel een bewijs, dat de
Vrijmetselaars toen, ten minste nog niet openlijk,
met de Kerk hadden gebroken.
Men vergist zich als men meent dat tijdens
en na de revolutie, de Franc-Magonnerie in
Frankrijk ophield te bestaan, ook dat de
vrouwen tot de Loges niet meer werden
toegelaten.
In 1810 werd keizerin Joséphine tot groot
meesteres van de loges benoemd. Van 1801
tot 1860 werden er zesentwintig feesten ge
vierd, ter eere van nieuw aangenomen
vrouwelijke leden.
Maar de hooge adel behoorde niet meer
tot de voorstandsters, de candidaten waren
voor het meerendeel van den burgerstand.
De uitvoerende macht, waarvan uitsluitend
mannen deel uitmaakten, vaardigde destijds
een bevel uit, waarbij het den manlijken leden
verboden werd deel te nemen aan de ver
gaderingen waar vrouwen aanwezig waren, en
zoo hielden de réunions nixtes op te bestaan.
In 1894 overleed de bekende philantrope
Marie Deraismes, die de waardigheid had
van grootmeesteres van de loge Het recht
van den mensch". Op haar portret ziet men
haar met een breed zijden lint om bij wijze
van- sjerp. Een gouden troffeltje hangt er
aan, als bewijs harer waardigheid.
In 1897 wendden de vrouwelijke
vrijmetselaren zich tot hare broeders met het doel
meer aaneensluiting te krijgen dan in de
laatste jaren het geval was.
Zij stelden voor, weer gezamentlijke ver
gaderingen te houden en samen n belang
te behartigen.
Er worden nu wel enkele vergaderingen
te zamen gehouden, maar een rechte
ineensmelting is er nog niet. Daarvoor zijn er te
veel tegenstanders.
De ceremonieën die van tijd tot tijd inde
tempels plaats hebben, worden echter steeds
minder. De laatste die met eenige plech
tigheid werd gevierd volgens de traditioneele
ceremonieën, had plaats in 1894 in de loge
Travail et Constance de Saint
Maur-lesFossés.
Een van die ceremoniën bestaat uit het
breken van een glas, in tegenwoordigheid
van de jonggehuwden. (Fragilitéde l'amour
sans amitiéet sans estime)."
* *
?K
In Amerika, voornamelijk in de Westelijke
Staten, bezitten de Woodmen of the World"
een groote macht. Zij hebben geen troffel,
maar een bijltje als symbool.
Een bijl, die omhakt de boomen die in den
weg staan, waar er een doel is te bereiken.
De orde, of liever gezegd, het genootschap
the Woodmen of the World", heeft eigenlijk
ten doel: Onderlinge Levensverzekering".
Maar tevens verbinden de leden zich voor
elkander te zorgen en elkaar bij te staan in
tijd van nood. Dat de vrouwen in dat genoot
schap niet uitgesloten zijn, spreekt wel van
zelf, waar Amerika als zetel van the Wood
men of the World, kan worden beschouwd.
Maar toch is er een groot verschil tusschen
de bepalingen waaronder mannen en vrouwen
kunnen toetreden.
De mannen kunnen of moeten, om als lid
te worden beschouwd, jaarlijks een zekere
som storten, om als 't ware hun leven te
verzekeren. De vrouwen echter kunnen alleen
zorgen voor een eerlijke begrafenis" voor
haar en hare kinderen. Waar dus aan de
weduwen een som wordt uitgekeerd na haar
mans dood, daar worden den weduwnaars
slechts de begrafeniskosten vergoed.
De toetreding tot de orde gaat, evenals
bij die der Vrijmetselaars, met ceremoniën
gepaard.
Het eigenaardige er van is, dat de
verschillende afdeelingen ieder haar eigen
uniform hebben, meestal afschuwelijk leelijk.
Zooals men weet, zijn de uniformen van de
militairen in Amerika heel eenvoudig. Maar
daar over het algemeen de Amerikaan veel
van bonte kleuren houdt, hebben de Wood
men of the World" voldaan aan die voor
liefde, door hunne uniformen zoo bont en
opzichtig mogelijk te maken. In alle parades
stappen ze mee, om wat teekening in het
geheel te brengen.
Toen, tijdens mijn verblijf in Amerika,
MacKinley zoo wreed was vermoord, werd
op den begrafenisdag een optocht in Denver
gehouden, waaraan natuurlijk de Woodmen
of the World deelnamen. Nooit zag ik zooveel
bonte kleuren bijeen.
De vrouwen kiezen meestal dezelfde af
deelingen als waartoe haar man nenbehooren.
Haar uniformen, hoewel natuurlijk ook
meestal zeer bont van kleur, zitten als ge
schilderd. Nauwsluitende jaquetten tot over
de knie en hooge kaplaarzen.
Ik woonde eens een exercitiefeest bij, waar
verscheiden vrouwelijke corpsen naar den prijs
meedongen. Een damescorps werd bekroond,
hetwelk ook door een vrouw werd gecom
mandeerd. Handig en gracieus hanteerden
de vrouwelijke Woodmen" haar bijltjes,
die bij de orde de plaats van het geweer
innamen. Een zekere cameraderie heerscht
onder de vrouwelijke Woodmen". Zij hebben
samenkomsten soms afzonderlijk en soms met
haar manlijke collega's.
Alle standen zijn er vertegenwoordigd en
zoo leeren daar de vrouwen elkaar kennen
en waardeeren, door geregelde samenkomsten
onder de vlag van the Woodmen of the
World!" VEHA.
Een nieuwe M
Jong Java's lief en leed, door M. C. KOOY
VAN ZEGGELEN : drie verhalen van Java,
voor kinderen van 10 15 jaar; ver
schenen in Nellie's
Volks-Kinderbibliotheek", bij Masereeuw en Bouten,
te Rotterdam.
Reeds eenige jaren geleden maakten de
lezers van Ons Blaadje" kennis met Mevr.
Kooy, door haar schetsje lïama, dat men
ook in dezen bundel vindt. Me dunkt dat
dit nu wel al zes jaren geleden is, en nog staat
me het geheele verhaaltje zoo duidelijk voor
alsof ik 't pas gelezen had, terwijl ik toch
zoo oneindig veel dingen die ik later las,
totaal vergeten heb. Wel een bewijs dat deze
schrijfster er den slag van heeft, de dingen
zóó te zeggen dat ze indruk maken. En dat
heeft ze dan ook. De twee nieuwe verhaaltjes
in dezen bundel getuigen daar haast nog
duidelijker van, zoodat we met vreugde deze
nieuwe medewerkster mogen begroeten.
Dubbel welkom is ze ons, omdat ze onze
kinderen een blik doet slaan in liet leven
der Javanen, en ons daarvan zulk een helder
en klaar beeld geeft, dat het mij tenminste is
alsof ik alles zelf heb zien gebeuren. Nog
nooit las ik een boek, dat me dit alles zóó
helder voor oogen tooverde.
Zooals Nellie in haar voorrede zegt, het
zijn : verhalen gegrond op werkelijkheid,
waaruit mijn vriendjes en vriendinnetjes in
Holland kunnen leeren hoe het Javaansche
kind is, hoe dat kind van ander ras, andere
huidskleur, ander geloof, andere opvoeding,
toch ook zijn eigen zieleleven heeft, zijn lief
en leed, zijn hopen en vreezen, zijn willen
en streven, en zijn vriendschap en liefde;
en hoe dicht het, wat dat alles betreft, staat
bij 't Hollandsche kind".
Het mooiste van de drie verhalen vind ik
haast nog het eerste : de geschiedenis van
den ouden Pa Kromo, een herder, die zoo oud
wordt dat hij eigenlijk bij zijn getrouwde kin
deren, die 't heel goed hebben, rust moest gaan
nemen, maar die zooveel liefde voor de hem
toevertrouwde koeien koestert en zijn werk
met zooveel toewijding en ijver doet, dat hij
daartoe maar niet kan besluiten.
Maar eindelijk komt 't hem ter ooren dat
zijn meesters hem oud" beginnen te vinden,
en daar hij zich dien dag juist wat moe voelt
na een feest dat zijn zoon den vorigen avond
gaf, laat hij zich door zijn kleindochter be
praten en vraagt, eerbiedig voor zijn mees
ters neergehurkt, zijn ontslag....
Maar toen o, die nacht! In zijn donker
hutje lag Pa Kromo den gansenen nacht te
luist eren naar de zware regens; het straalde,
het kletterde, zwaar, zwaar ruischte het uit
den hemel, en heel in de verte hoorde hij
het water van de rivier loeien: de rivier
brulde; o hoe woest, hoe geweldig gonsde
dat zwellende water!
Pa Kromo wendde zich om en om op zijn
slaapbank, maar eindelijk vielen z'n oude
oogen dicht en hij sliep in; en 's morgens
heel vroeg, toen hij wakker werd en zijn
hutje uittrad, zag alles blank, de regens had
den opgehouden, de aarde lag daar moe en
loom na de woedende stormen. Vaag begon
het eerste licht te schijnen, glanzend weer
kaatst in het water dat overal den grond
drenkte.
Pa Kromo moest er door waden om bij
den stal te komen; een voor een bracht hij
de koeien naar buiten, 't Grasveldje verderop,
waar de klapperboomen haar lange dunne
stammen wiegden, lag iets hooger; 't water
was er langzaam afgeloopen en de koeien
konden er nog grazen. Eerst bracht hij de
Witte" er heen, die langzaam, langzaam voort
stapte en droomerig naar haar baas keek, al
maar herkauwende. Uit de lucht begonnen
de eerste zonnestralen goud-zilverig te strepen,
en ze maakten lichtplekjes op de horens van
de Witte" en op haar zwartglimmenden neus.
Nu kwam de Bruine", een groote koe; da
delijk in 't vage licht begon zij te grazen,
haar bultigen rug hoog opstekend; en nu
vanzelf achteraan kwamen de anderen: de
lichtbruine en nog een fijn licht koetje, tot
ze er alle zeven waren op 't grasveldje met
de klapperboomen, droomerig herkauwende
en grazende, terwijl een zwarte
kipmetschuinronde oogjes om ze heen trippelde, en telkens,
met kleine korte sprongetjes, in haar staarten
beet om de vliegen er af te happen.... En
de kalveren op hun hooge pooten sprongen
achter elkaar als jolige schooljongens den
stal uit, en renden over 't veldje, om dan
plots stil en droomerig bij hun moeders te
blijven staan en voor zich uit te turen"....
Pa Kromo begroette zijn laatsten werkdag.
Werktuigelijk bekeek hij het voer dat de
koelies in groote manden gebracht hadden;
hij liet de blaadjes door z'n handen glijden,
liet alles in den stal brengen, en terwijl de
koelies heen gingen, de leege manden achter
hen aan bengelend, begon hij langzaam den
stal schoon te maken, ook voor 't laatst, dacht
hij. Hoe zou die ander het doen'? O, hij zou
het hem eerst goed voordoen. De koeien
moesten 't goed hebben, ook als hij er niet
was.. . Nu brak de zon door in al haar
schittering, en een glans van licht kwam op
de waterspiegels rondom. Nu maakte hij de
beesten los; loom loeide de witte niet haar
mooie volle stem, en ze draaide haar kop om
alsof ze begreep. Pa Kromo gevoelde een
groote smart; het oude mannetje had wel
kunnen weenen; zacht streelde z'n bevende
hand den blanken schonkigen rug van het
dier, en toen liet hij ze voor zich uitgaan, de
gansche troep, en hij ging achteraan, voor 't
laatst achter al die breede ruggen "
Maar 't zou de laatste maal niet zijn want
Pa Kromo wist niets van de vreeselijke
dingen die dien nacht gebeurd waren. Hij
wist niet dat al de akkers overstroomd waren,
dat honderden arm waren geworden door
dien nen vreeselijken regen, dat de gansche
oogst verwoest was!"
Ja, zoo was het. Ook de oogst van zijn
zoon was vernietigd, en nu ging er op
eens iets open in zijn oud hoofd, een denk
beeld kwam te voorschijn, iets waar hij blij
om was tegelijkertijd dat hij leed had
over zijn kinderen ... hij zou nu niet naar de
kampong gaan, ze waren arm, ze konden
hem niet onderhouden! Hij zou vragen te
mogen blijven bij de beesten!... "
En hij bleef, en kreeg een jongen tot hulp,
en Marto, zijn kleindochtertje, de ijdele
kleine Marto, verkocht haar zilveren speldjes
en haar halve maan-broche, om met het
daarvoor ontvangen geld haar ouders een
beetje tegemoet te komen in hun nood.
Blij en trotsch kwam ze het geld aan den
ouden Pa Kromo veitoonen, en Grootvader
keek haar na, zijn lief kleindochtertje met haar
slank figuurtje, terwijl ze over de grasranden
liep; en de zon wierp een schitterenden
straal vol dansende stofjes over zijn oude
hoofd."
Men ziet het: deze schrijfster heeft iets te
zeggen, en ze weet stemming te wekken.
Met ernst en toewijding geeft ze den kinderen
het beste en mooiste wat ze heeft: geen
flauwe praatjes, geen aangekleede moraal,
maar stukjes menschelijk leven
enmenschelijk lijden ook, maar in een vorm die voor
kinderen past niet te schril en snerpend,
maar door liefde verzacht.
Bij het lezen \^.n Rama" vragen wij,
Westerlingen, ons wel eens af, of bij het schet
sen van de verhouding van't heldinnetje tot
haar vriendje den herdersjongen, de dichteres
niet soms een beetje met de onbevangen ver
telster op den loop gaat? Dat is haast wat
te mooi, te fijn, te poëtisch! Maar een oor
deel durf ik hierover niet bepaald uitspreken,
daar ik wel weet dat er in de Javanen
vrijwat meer poëzie schuilt dan in ons
nuchter volkje. Deze tegenstelling komt
trouwens in ditzelfde verhaaltje helder uit.
Hoe grof en banaal teekent ons de schrijfster
juist hier de Europeanen: het blanke en het
bruine kind, wat een verschil! Gelukkig
tenminste nog dat de bedorven Louise ten
slotte berouw krijgt, en aan haar moeder
biecht dat zij het was die haar weggejaagd
Indisch vriendinnetje tot het wegkapenvan
allerlei lekkernijen aanzette!
In het laatste en langste verhaal: Een
Desajongen", leeren we ook een paar typische
kinderkaraktertjes kennen: Ming en zijn zusje
Jem; en een prachtigen kijk geeft de schrijfster
ons hier op het dagelijksch leven en werken
van een Javaansche familie: een luie vader
die altijd strootjes" rookt, een arbeidzame
maar min of meer verbitterde moeder, en
kinderen die geprest worden om al gauw iets
mee te verdienen. Vooral Ming, die zoo
zielsgraag naar school wil, lijdt daar sterk onder.
Eindelijk stemt een vriendje van Ming er in
toe, hem alles te leeren wat hij zelf op school
meemaakt, maar tegen betaling van 2 % ets.
per dag. Ming vraagt zijn zusje Jem, die bij
den vorst in betrekking is, om steun, en ze
geeft hem een tijdlang eiken dag geregeld
zijn 2 H ets.; dan heeft ze een tijdlang niets
voor hem, en Ming is erg bedroefd ? totdat
ze hem op een goeden dag weer opwacht als
hij met zijn kippenmand voorbijkomt, en hem
opnieuw het geld in de hand drukt. Een
tijdlang wordt dit volgehouden, totdat ze
op een morgen huilend bij Ming komt, en hem
bekent dat ze den laatsten tijd geregeld eiken
dag een 2% cts.stuk gestolen heeft uit het
mandje van haar tante, onder wier opzicht
ze werkt!
Diep bedroefd gaat Ming naar huis. Hoe
naar toch, dat zijn zusje gestolen heeft
gestolen voor hem! Hij begint te rekenen,
en komt tot de conclusie dat 't wel al een
gulden moet zijn! Waar dien vandaan te
krijgen? Hij peinst lang en droevig, en
eindelijk weet hij 't: zijn geitje zijn lief
wit geitje dat zal hij verkoop.en!....
En dien middag vertoont hij zich, met een
gulden in de hand, op 't erf van 't huis waar
Jem werkt, juist op 't oogenblik dat haar
tante en de prinses den diefstal ontdekt
hebben. En nu komt alles uit...
Gelukkig wordt Jem niet weggezonden, en
de prinses en haar man besluiten, voortaan
het schoolgeld voor kleinen Ming te betalen.
Ming" schijnt werkelijk te bestaan, en later
een heel ontwikkeld en knap mensch te zij n
geworden.
Het is een goed idee van Nellie geweest,
deze verhaaltjes in haar bibliotheek op te
nemen, 't Boekje ziet er ook keurig uit:
'n donkerrood, stemmig bandje met gouden
letters, en 't is met twee foto's geïllustreerd,
waarvan de eerste, Rama voorstellend, heel
duidelijk is.
't Is een prettig, stevig boekje. Kon de