Historisch Archief 1877-1940
LillillllllUIg
Straatlied en tijdslied
Albert Heiman
?T"WEE enthousiaste verzamelaars van
straatI liederen, dr. J. Moormann en vooral de heer
D. Wouters hebben door een aantal publicaties
in de laatste jaren bij velen een grote belangstelling
gewekt voor deze lang uit het oog verloren en toch
zo belangwekkende en leerzame volkskunst. Maar
gelijk het zo vaak gaat, heeft men eeuwenlang de
betekenis van deze afspiegeling van de volksziel
en van de meest elementaire gevoelens en gedachten
die in den mens leven, op kortzichtige wijze onder
schat, thans dreigt het gevaar, dat men zich niet
duidelijk de onoverbrugbare kloof bewust blijft, die
er ligt tussen de liedkunst van de straat, en die
andere volkspoëzie, welke de eeuwen trotserend,
nog steeds is blijven leven, nog steeds in haar
toevallige anonymiteit ontroert als het werk van de
beste meesters. Men kan daar de verzamelaars en
publicisten geen verwijt van maken, maar omge
keerd kan er niet genoeg op gewezen worden, welk
een hemelsbreed verschil er ligt tussen bijvoorbeeld
Het daghet in het Oosten" en de een of andere
recente berijming van een moordgeschiedenis.
Ik wil voor ditmaal de aandacht vestigen op n
merkwaardige factor onder vele andere. In hun
fraaie, voor eiken liefhebber boeiende bundels
Het Straatlied" (Uitg. Mij. Holland, Amsterdam)
hebben Moormann en Wouters er de nadruk op
gelegd, dat het hun te doen was om volledige teksten
en niet om fragmenten of refreinen alleen. Van
verzamelaarsoogpunt mag dit begrijpelijk zijn, voor
wie het om de poëzie te doen is, blijkt het een mis
vatting, want de meeste van die oude volks
liederen die niet alleen interessant zijn, maar boven
dien ontroeren door een eigenaardige schoonheid,
een typisch poëtisch gehalte, danken deze eigen
schappen voor een niet gering deel aan hun onvol
ledigheid. Immers het fragmentarische geeft aan de
woorden juist een diepere en haast geheimzinnige
betekenis; het half-begrijpelijke dwingt tot gewaagde
associaties, tot sprongen van de fantasie die in
het gedicht een ongewone spanning teweegbrengen.
HEBT ge weieens een levendig gesprek gevolgd,
dat iemand aan n kant van de telefoonlijn
voert, zonder dat gij de antwoorden van den ander
kunt verstaan? Het onschuldigste gesprek kan dan
plotseling iets heel dramatisch, een bizarre bekoor.
lijkheid krijgen, waarvan een handigerd als Cocteau
dan ook als stijlmiddel gebruik heeft weten te
maken in geheel de opzet van La voix humaine".
Het onvolledige prikkelt; het ongezegde, slechts
vaag ge insinueerde is in de poëzie minstens even
belangrijk als het scherp-uitgesprokene. Daarom
juist is de dichtkunst tenslotte meer het product
van een schemertoestand van het bewustzijn, dan
van het levendig, inventief vernuft.
Bij de oude Spaanse romances is het geval
bekend en al vaker besproken. Zeer vele zijn slechts
heel onvolledig en in onbegrijpelijke brokstukken
bewaard gebleven; de brokstukken zijn soms door
spelingen van het toeval heel willekeurig aan
elkander gevoegd. Maar dat zijn juist de mooiste
romances geworden, een soort van halve natuur
producten, doorbelichtingen van palimpsesten, dub
bele opnamen, waardoor alle realisme uit de foto's
verdwenen is en droomelementen ontstonden.
Of blader eens in zo'n recente uitgaaf van Sappho
bijvoorbeeld. Een paar honderd fragmenten,
bijna niets dan fragmenten, soms maar een halve
versregel:
Over hun ogen spreidt zich de zwarte slaap...."
Of het welluidende parthenon adufonon",
een maagd met zoete stem", waaruit gans een
eeuwenoude droom weer omhoogbloeit, verblijd
met de geuren van alle Aegeïsche lentes. Welkvolledig
vers bezit zulk een kracht? Het onuitgesprokene is
de negatieve pool die onontbeerlijk is om door deal
te positieve woorden geëlectriseerd te doen worden.
De zogenaamde sprongen in onze eigen middel
eeuwse liederen oefenen gewoonlijk eenzelfde
werking uit. Stellig hebben de toenmalige dichters
getracht vollediger te zijn; ook de Middeleeuwen
kenden hun eigen rationalisme. Maar de eeuwen
die veel schatten lieten verloren gaan, deden ook
i gispen
i I woninginrichting
J meubelen lampen
amsterdam den haag rotterdam
nuttig werk met het afbrokkelen van onnodige
ballast, met het verminken van het al te stoffelijke,
om weer steunpunten te verschaffen aan de geest.
Wat in zoveel van de door Wouters en Moormann
verzamelde straatliederen een bezwaar blijkt, is
eerder hun al te grote volledigheid, die als het ware
de in kiem aanwezige poëzie stuk praat. Sluipt er
een enkele maal, ondanks de censuur der verzame
laars een corrupt stukje in, dan kan het gebeuren
dat men ook plotseling een vleug gewaar wordt
van de atmosfeer der oude Spaanse romances, van
sommige epische fragmenten uit onze eigen letteren,
van die ene enige regel, die thans voor ons aller
oudste stukje lyriek doorgaat: Hebben alle vogels
hun nesten begonnen, behalve ik en jij...." Wat
zeker minder bekoorlijk zou zijn wanneer het langer
geweest ware. Zo staat ook in het straatliedje Van
een vlaams meisje met een fransman" het
onberedeneerbare:
Men zag de mensen lopen en vliegen door de wind,
Is daar iets nieuws te kopen, hetgeen men zelden vindt,
Kwam in de nacht onverwacht, een juffrouw van de
(grenzen,
Die haar een zuster bracht.
Een paar mooie, surrealistische, spookachtige
regels....
Ik geloof dus, dat de verzamelaars er goed aan
zullen doen, ook het corrupte en onvolledige
materiaal niet zomaar ter zijde te leggen. Hun
eigen betoog, dat het zo belangrijk is deze docu
menten te bewaren, geldt minstens evenzeer voor
de brokstukken en scherven die zij nu geneigd
zijn uit collectionneurs-overwegingen af te wijzen.
Het zijn geen postzegels.
TERECHT heeft de heer D. Wouters zijn onlangs
verschenen bundel Na veertig jaar" (Moor
man N.V. Nijmegen 1940) den ondertitel
documents humains" gegeven. De daarin verzamelde
populaire rijmelarij en poëzie die betrekking heeft
op de Boerenoorlog, is lastig bijeen te brengen
onder de algemeene noemer van Straatlied". Veel
daarvan is immers nooit werkelijk de straat op
gekomen, of een lied geweest in de zin van een
speciaal voor zang geschreven tekst. Het zijn
eigenlijk tijdsgedichten", waaronder echte tijds
liederen, die dan ook de dagen van hun ontstaan
en eerste actualiteit ternauwernood overleven.
Zoals ook geen van de hier nagedrukte gedichten
(met uitzondering van die der Afrikaners zelf,
misschien) als dichtkunst nog betekenis heeft
in deze tijd, na nauwelijks veertig jaren. Betekenis
heeft nog slechts het tijdsbeeld der mensen, dat
daarin vervat ligt, en dat natuurlijk juist door
ouderdom aan interesse wint.
Bij tijdspoëzie" komt het dan ook minder op
het tweede element, dan wel op het eerste der
Architectuur
In memoriam
DEZE week overleed architect J. F. Staal, enkele
weken geleden stierf architect Ir. J. B. van
Loghem.
Het is een moeilijke taak een herdenkingsartikel
te schrijven, indien men er althans niet voor voelt
gebruikelijke banaliteiten te lanceeren in de trant
van van de dooden niets dan goeds". Geen van de
beide gestorvenen verdient een dergelijke behande
ling door de overlevenden. Hun formaat, de stijl
van hun leven, verplicht ons niet tot dergel ij ke
vormelijkheden, omdat zij beide ver boven den
middelmatigen burger uitsteken, wiens eenige
wensch is dat zijn deugden nimmer vergeten, en
bij zijn overlijden zorgvuldig vermeld zullen worden.
Deze architecten waren wel zeer verschillend in
hun carrière en in de rol die zij in de Nederlandsche
architectuur hebben gespeeld.
Van Loghem begon zijn loopbaan als architect te
Haarlem, waar hij over gebrek aan opdrachten niet
te klagen had, zoodat hij spoedig naam maakte als
modern architect. Maatschappelijk geslaagd", was
echter een door Van Loghem niet begeerde, althans
weinig getelde positie. Maatschappelijk stelde hij
zijn idealen anders, en ten slotte offerde hij alles op,
om in Rusland, waar hij waarachtiger mogelijk
heden voor de architectuur verwachtte, zijn werk
kring te zoeken.
Architect Staal heeft ongetwijfeld in zekere
perioden van zijn leven wel maatschappelijke idealen
nagestreefd die niet strookten met de algemeen
geldende. Hij heeft zich daartoe echter nimmer van
deze maatschappij afgekeerd, doch in dit volle leven
samenstelling aan. De dichtvorm werd toen als
thans enkel gekozen, omdat zij gemakkelijker en
directer aanspreekt, lichter een tijdlang in het
geheugen blijft hangen, bijna altijd nog de waarde
van spreuken en een zekere magie behelst. De tech
niek hiervan blijft op zonderlinge wijze door de
eeuwen heen gelijk. Er zijn straatliederen die in
vorm, zelfs in regellengte en structuur in niets
verschillen van de oud-Spaanse romances (volks
poëzie bij uitstek, die nóg hier en daar in middel
eeuwse gedaante voortleeft) of van
middelnederlandse wereldlijke en geestelijke liederen.
Let men op de inhoud, dan is het vaak grappig
te zien, met welk een heldere blik de woordvoerders
der massa" in het tijdsbeeld juist die zwakheden
ontdekken welke een zekere eeuwigheid" hebben,
die altijd min of meer de zwakheden van onze
samenleving blijven. Zou men vandaag niet, met
evenveel recht als voor veertig jaren kunnen zingen:
Het was met telegrammen
Altijd niet in de haak.
Zij vielen bij de meesten
Niet altijd in de smaak.
Het is alras gebleken,
Dat het meest leugens zijn,\
De waarheid werd verduisterd
Dat weet nu groot en klein.
HET is deze algemeen-geldige, in haar elemen
taire waarneming en uiting voor alle tijden en
alle omstandigheden doorslaggevende inhoud, waar
aan een soms zelfs stuntelige rijmelarij haar waarde
ontleent. En aan dezelfde factoren dankt ook het
kerklied (men zou mogen spreken van het gewijde
straatlied) zijn leven in een zo liedloze tijd als de
onze. In zijn Beknopte geschiedenis van het Kerk
lied" die meer dan een geschiedenis" een bloem
lezing is, heeft prof. G. van der Leeuw zich dan
ook onwillekeurig beperkt tot het kerkelijke volks
lied, waarnaast het kunstlied in psychologisch en
religieus opzicht nauwelijks van belang is. (Wolters,
Groningen 1939). Het christelijk-gcdsdienstig gevoel,
collectief in wezen, dat onze samenleving door
traditie en opvoeding alsnog beheerst, geeft aan het
kerkelijke volkslied een levenskracht, die het wereld
lijke lied van Jan-en-alleman, het straatlied in
uitgebreide zin, bijna geheel begint te ontberen.
Dat behoeft niet altijd zo te blijven. In tijden
van grote gemoedsspanning en bewogenheid, bij
collectief gevaar, leed, bewustzijn, ontwaakt ook
de poëtische kracht van een volk. In dat opzicht
reageert de gemeenschap precies zo als het dichter
lijke individu. Tijdens de Spaanse burgeroorlog
hoorde en zag ik om mij heen een nieuwe volks
poëzie ontstaan, in een omgeving die tevoren niet
bepaald creatief aangelegd was. Dat zou evengoed
in ons land het geval kunnen zijn. Kunstmiddeltjes
helpen niet; noch het kijken naar de voorbeelden
uit andere tijden. Volkspoëzie is altijd tijdspoëzie;
en het ontijdelijke daarin datgene, wat aan leed
en vreugde, droom en werkelijkheid van allen
een vertolking vond, en stellig nog vinden kan.
getracht zich zelf te verwerkelijken. Het heeft geen
zin de groote reeks werken, waarvan de
Rotterdamsche beurs het laatste is, op te sommen. Zij
zijn algemeen bekend uit de dagbladartikelen der
laatste dagen.
Werken van van Loghem ? Ongetwijfeld niet zoo
indrukwekkend van omvang, maar daarom niet
minder belangwekkend. Van Loghem vocht in zijn
werk steeds met zich zelf. Hij trachtte steeds zich
zelf te verbeteren en niets was hem zoo onsympathiek
als een vaste methode" van werken.
Staal vocht meer met anderen, in zijn werk
trachtte hij anderen te overtreffen. Van Berlage
bereikte hij via de Amsterdamsche school de
invloeden van het nieuwe bouwen. Hij realiseerde
op perfecte wijze wat anderen bedoelden en zij vaak
onuitgevoerd moesten laten. Zijn invloed op de
architectuur en op de waardeering van
architectenwerk is hierdoor zeer groot geweest. Daarnaast
droeg Staal den jongeren een warm hart toe. De
waardeering die hij voor hun werk vroeg, vooral in
ambtelijke kringen, die alleen kunnen accepteeren
wat erkend" wordt, is een steun geweest die zij
noode zullen missen. Hij was een figuur van formaat
in de Amsterdamsche architectenwereld, zooals
slechts weinig voorkomt. Van Loghem bracht het
nimmer tot een dergelijke officiëale" invloed. Zijn
contact met de jongeren was echter veel inniger,
en van een geheel andere soort.
Beide zijn zij architecten geweest waarover de
opkomende jongere architecten-generatie zelfs in
haar meest critischen tijd met eerbied sprak en
dacht. Beide begrepen dat zij het laatste woord niet
gesproken hadden en de wijsheid niet in pacht
hadden.
Het is te wenschen dat de thans levende archi
tecten-generatie dit lichtend voorbeeld voor oogen
houdt! B. MERKELBACH
PAG. 10 DE GROENE No. 3280