Historisch Archief 1877-1940
MMIlMItUUUIIUMMII'.
B. Reder: Baadster"
Op bezoek bij Bernard Reder
De beroemde Fransche kunstcriticus John \
Rewald is kort geleden op bezoek geweest bij een l
nog onbekend beeldhouwer: Bernard Reder, Tsjech \
van afkomst, die thans bij Parijs werkt, en die \
volgens Rewald een groote toekomst tegemoet gaat. \
Rewalds artikel geeft een indruk van den persoon f
en het werk van den Tsjechischen kunstenaar. \
WIJ waren nieuwsgierig geworden, mijn vrouw
en ik, door die enveloppe die de conciërge
ons zoo juist gebracht had, en waarop een hand
schrift stond zooals we er nog nooit een gezien
hadden. Enorme letters, die met een groote stok
geschreven schenen te zijn, waren met elkaar
verbonden, vormden zoodoende wonderlijke arabes
ken, grof en tegelijkertijd harmonisch. De brief
was niet lang, slechts enkele woorden stonden op
iedere regel, en enkele regels op iedere bladzijde. Zij
was verscheidene bladzijden lang waarvan de
witheid bedekt was met levende en wilskrachtige
teekens. Enkele woorden deden ons begrijpen dat de
schrijver van dezen brief beeldhouwer was, dat hij in
een van de buitenwijken van Parijs woonde, en
bevriend was met Aristide Maillol en dat hij ons
zijn werk wilde toonen.
Den volgenden Zondag klopten wij aan het
poortje van een eenvoudige villa in Vésinet. Een
zware, zangerige, muzikale stem riep ons toe
binnen te komen. Nauwelijks binnen, voelden wij
het gevoel van verbazing en nieuwsgierigheid dat de
brief reeds in ons opgewekt had, in ons herboren.
Voor ons bevond zich een kleine tuin vol met
groote en kleine standbeelden, waartusschen een
nog jonge man op ons toekwam, met ontbloot
bovenlichaam, met een borst als een honderd
jarige eik, sterke en gespierde armen, met een glim
lach op het gelaat, waarin zich al zijn levens
vreugde, zijn goedheid, zijn naïviteit, zijn humor
en zijn kracht weerspiegelden. Het was Bernard
Reder, die, gevlucht uit Tsjecho-Slowakijë, zich al
eenigen tijd geleden in Frankrijk gevestigd had.
Zijn handdruk schudde ons den arm bijna uit
het lid, en zijn groote hand perste onze vingers
met kracht tezamen. Terwijl hij zijn jasje aan
ging trekken, liepen wij langzaam den tuin door,
verward en aangetrokken door de monsters van
steen en metaal, die op het grasveld uitstrekten, of
onder de boomen, of samengroepten in de schaduw
van een muur.
Het waren enorme vrouwenfiguren met borsten
als meloenen, armen als dijen, heupen als tonnen,
de gezichten zonder uitdrukking. Hun bewegingen
werden door meetkundige vormen tot uitdrukking
gebracht, de golvingen van hun machtige lichamen
vulden vierkante blokken.
Wij hielden in verwarring stil. Deze vrouwen, die
de knieën tot de kin opgetrokken of de armen boven
het hoof d geheven hielden, hadden niets menschelijks
meer, niets bevalligs, zij waren leelijk in hun grof heid,
bijna weerzinwekkend, en toch was er iets in hen
van evenwicht, iets grootsch, een kalmte en een
afgepastheid die ons trof. Beiden dachten we aan
een passage, die we kortgeleden in Le Regard",
het kleine werkje van Georges Sallis gelezen
hadden: Wij worden soms, tegen onzen wil, aan
getrokken door vormen en kleuren, die anders
onze afkeer zouden wekken. De originaliteit van
een kunstwerk, als ze volstrekt is, trekt ons
bijna smartelijk onweerstaanbaar aan. Geboeid
door een visie, die ons in beslag neemt, staan wij
eensklaps wezenloos overgeleverd aan een ding,
waarmee we schijnbaar geen enkele verwantschap
hebben. De woede van vele menschen, wanneer
ze voor het werk van een der modernen staan,
laat zich begrijpen".
ONS beving geen woede. Integendeel, wij begon
nen den zin van de kolossale en zware schoon
heid, die van deze naakte vrouwen uitging, te
begrijpen. Onze oogen rustten op het evenwicht
van deze massa's, op de golvingen, die aan een
heuvellandschap deden denken, op de volheid der
borsten, op de beenen die de bewegingen van de
armen aanvulden. Deze beelden waren zoo vol
strekt in hun opzet, dat zij ons dwongen, hen bijna
tegen onzen wil te bewonderen.
Bernard Reder had zich bij ons gevoegd en legde
ons uit, dat hij van het oogenblik af dat hij de beitel
ter hand genomen had, begrepen had dat de
vormen trapsgewijze in het blok moesten worden
aangebracht, telkens de een achter de ander, zoodat
geen ervan de ander op den achtergrond kon dringen,
maar zij zich rondom den kern zouden scharen.
Een bol is een in zichzelf rustend lichaam",
zoo zeide hij, zonder begin of einde. Geen enkele
beweging wordt uit haar ontwikkeld. De kubus is
het beeldhouwkundig correlaat van den bol. De ku
bus omsluit den bol of wordt door hem omsloten.
Hij is het uitgangspunt van het beeldhouwen.
Beeldhouwwerken, die van de lijn uitgaan,
verstijven aan den omtrek, vormen silhouetten. De
fundamenteele basis van elk plastisch thema is het
blok, dat van nature tot eenheid dwingt."
Bernard Reder werkt van den aanvang af zijn
beelden rechtstreeks in steen uit. Zijn vaardigheid
om de vormen uit de massa tevoorschijn te halen,
is zoo groot, dat hij de kleine gipsbeeldjes, die voor
het gieten in tin dienen, uit het gips snijdt, inplaats
van ze in klei te boetseeren zooals de meeste beeld
houwers doen. Voor hem beteekent beeldhouwen
niet boetseeren, maar den vorm losmaken uit de
materie, welke dit ook zij. Steunend op zijn theorieën
van den plastischen opbouw, poogt Bernard Reder,
terwijl hij de steen met een bijna physisch genoe
gen te lijf gaat, den statischen bouw door de
natuur tot leven te brengen", zooals hij zelf zegt.
En deze pogingen stelden hem in staat, merkbare
vorderingen te maken op den weg, die hij voor zich
zelf uitgestippeld had. Na zijn eerste neergehurkte
vrouwen, die vaak te zeer gevangen waren in
het oorspronkelijke blok, is hij erin geslaagd meer
W>*U4lltl*MMMMIMIUIIIl»UUIIIIIIIIIIMIIMUIIlIII«IIIIIIIIUI»llII
Pits een profytellck Kronyckxken
Pau riten mtof ie ulifajjeit eau
Pelf scim ban ruiijljfu man.
WONDER groot mach ie tellen,
meerre dan van Arthurs ghesellen,
van Perceval ende Galehoot!
Ooc syn dese luyden doot;
tes bequame van dien te lieghene !
Mer wat ie segghe van den vlieghene
van enen wonderbaren wive
daeraf ie nu in der Kronycke scrive,
dat nes gheen loghene; neent! Sonder ghilen,
Maerlant mochte ghaen M milen,
hine vant niet, daeraf ie iu berechte!
Tscynt ene boerde ende ghene slechte !
Nu hoirt! Dat wyfken dat ie mene,
ende hiet Jacqueline Cochrane,
es so men seit ene aviatries".
Ie hope, ghi syt wale so wijs,
dat ghi dat vremde nuwe woirt
al vele male hebt ghehoirt?
Aviatries", dats wijf ofte man
die met ijseren vloghelen vlieghen can!
Hi maeckt daerbi wel groet gheruchte
alse M vlieghe ende stijght in die luchte,
ende dan vlieghen si harde sciere,
scierre dan die snelsten diere
daeraf men in den fabelen leest!
Derre syn al vele gheweest
inden tydt daerin wi leven;
luyden die hebben die werelt begheven,
maer niet ghelyc den clusenaeren,
maer omme doer die locht te varen !
Doch van allen dien luyden voordien
nes neghene so snel alse Jacquelien !
Si vlieght M milen in tween uren....
Gaetet so voirt, ten sal niet duren
menne vlieghet in ene aerme seconde
om ende omme die werelt ronde !
Sulck seit: Wert die werelt daerbi
yewet beter?" Si doet! Ende twi,
segghic u ! Tes dat dese saecken
menigh wyf haer mach te nutte maecken,
alse si cuusch ende rene syn !
Menich man ie hebt dicke ghesien,
gaet enen wive na upten straeten.
Hoe can si hem bachten haer laeten?
Si en wil niet naer hem hoiren;
hoe mach sy hem bliven voren?
Welaen ! Jacquelien weet raet!
Gryp dine vloghelen, seitse, ende gaet
hoghe di in die locht verheffen;
ende spoeyt di! H i en sal di niet treffen
met synen woirden vul soet venyn !
Ie peise: saen sal men dit sien !
Die wive vlien dien schuuns marcheerden,
ende vlieghen up vander eerden !
Dats bet noch als tsegghene toten keityf
Vliegh du up, du vule erendief !"
Si nemen exempel an Jacqelien
Vivat, die so scone weghe doet sien l
O, aviatries vant Columbi landt !
Ghi maeckt alle wivenjaghers te scand !
Bedi ghi leert noch sciere jaghen,
als Phoebus in sinen sonnewaghen !
3<«i bic fcrc
beweging, meer vrijheid te vinden, zonder daardoor
van zijn principes af te wijken. Het is met tevreden
heid dat hij ons doet opmerken, dat men zijn stand
beelden zelfs van uit de hoogte kan bekijken.
REDER leidde ons naar een schuurtje achter in
den tuin, zijn atelier, en toonde ons daar zijn
twee laatste werken, en hen ziende, komt het ons
voor dat hij ten volle begrepen heeft wat hij ons
duidelijk wilde maken, wat hij noemde:
denstatischen bouw door de natuur tot leven wekken."
Nog steeds vasthoudend aan zijn blok, dat voor
hem het uitgangspunt blijft, is Reder de natuur
genaderd en heeft hij waarschijnlijk onder invloed
van zijn vriend Maillol een zekere onbehouwenheid
en grofheid verloren. Dat heeft hem in staat gesteld
twee kostbare dingen te vinden, die aan zijn vorige
werken ontbraken: poëzie en gratie. Geen litteraire
poëzie, of kunstmatige gratie, maar de ware poëzie,
die zingt in het steen, en de gratie waaruit het
leven voortkomt.
In zijn twee laatste werken, zijn de massa's
in een gelukkige en rustige harmonie tegen
elkaar afgewogen. Hier in de beeldhouwwerken,
die hij in het vrije Frankrijk heeft voortge
bracht, schijnt Bernard Reder de sereniteit te
hebben gevonden die zijn kunst begunstigt. Zijn
werk zal in de toekomst niet slechts door zijn
groote originaliteit, door zijn ernst, door zijn
groote plastische kwaliteiten, maar ook door zijn
machtige schoonheid de aandacht trekken.
JOHN REWALD
PAG. II DE GROENE No. 3280