Historisch Archief 1877-1940
IK 1399
DB AMSTERDAMMER
A°. 1904
WEEKBLAD VOOR NEDEBLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS YAN MAÜRIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post f 1.65
Voor Indiëper jaar B mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.12'/a
Dit blad il verkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café, te Parijs.
Zondag 17 April.
Advertentiën van l?5 regels f 1.10, elke regel meer / 0.20
Reclames per regel 0.40
Annonces uit Duitschland, Oostenrijk en Zwitserland worden uitsluitend aangenomen docr de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en duor alle filialen dezer firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
I N H O 17 D
VAN VEBBE EN VAN NABIJ: Macht of Recht?
Arbitrage-tractaten De Conventie tusschen
Engeland en Frankrijk, I SOCIALE AANGE
LEGENHEDEN : Een vflf en-twintig-jarige stryd. II,
(slot), door B. Bymholt. KUNST EN LETTEREN:
Hnziek in de Hoofdstad, door Ant. Averkamp.
Beeld en Spel, door Joannea Reddingiu», beoord.
door dr. J. B. Schepeis. RECLAMES VOOR
DAHES: Eindercongres en wat er a m vooraf ging,
door Elise A. Haighton. Allerlei, door Caprice.
Antwoord opeen echt persoonleken aanval, (ingez.),
door Ferd. Wierdels, met een antwoord van pastoor
Kaag Tentoonstelling van het Moderne Boek",
door B W. P. Jr. -KUNSTNIJVERHEID: J. W.
de Graaff. door J. Vogelaar. FEUILLETON:
Badi de Violist, van Max Pemberton, II. UIT DE
NATÜB: door E. Heimans LXII FINANCIEELE
BN OECONOMI8CHE KBONIEK, door D. Stigter.
Johannes Hadde. (met portret), door dr. Joh. C.
Breen. DAMRUBBIEK, SCHAAKSPEL.
PEN- EN POTLOODKRAS3EN.
ADYERTEN5BIEN.
Macht of Beent?
De strijd in het diamantvak mocht niet
door Kuyper's tusschenkoinst of
scheidsrechterlijke uitspraak worden beëindigd.
De werklieden namen het voorstel tot
tussehenkomst, met het beding eener mo
gelijke scheidsrechterlijke uitspraak, aan.
De werkgevers meenden te moeten wei
geren. Hieruit blijkt niet, dat de werk
lieden krachtiger van hun recht overtuigd
zjjn, dan de werkgevers; wél echter,
dat zij meer dan hun tegenpartij hoop
hadden, dat Kuyper in hun geest uit
spraak zou doen ; en waarschijnlijk ook,
dat de werklieden zich zwakker rekenden
dan de verbonden juweliers, om den strijd
langen tijd te kunnen volhouden.
Men behoeft thans niet meer aan te
toonen of uit te leggen, hoe in de ver
houding tusschen arbeiders en werkge
vers, de recAfevraag steeds onzuiver wordt
gemaakt door de wac&feyraag; en hoe
jammer het dus is, dat ook in dezen strijd,
wordt hij zonder tusschenkomst uitge
streden, ten slotte de macht het recht zal
decreteeren.
Heeft Kuyper nu aanleiding gegeven,
tot de mislukking van zijn optreden?
Men neemt het vrij algemeen aan.
De Nederlander erkent n rationeel
bezwaar, tegen Kuypers wijze van han
delen ingebracht, dat n. 1. de punten,
waarover uitspraak zou worden gedaan,
niet omschreven waren; doch, zoo meent
het blad, had men te dezon opzichte
opheldering gevraagd, een nadere inlich
ting zou niet zijn uitgebleven.
Dit laatste achten ook wij juist. Boven
dien vóór de arbiter uitspraak deed, zou
het hangende geschil", bij eenigen goeden
wil, zeker pp grond van de gevoerde
onderhandelingen, te formuleeren zijn ge
weest.
Een ander bezwaar oordeelt men den
vorm, waarin het aanbod tot tusschen
komst en scheidsrechterlijke uitspraak
gedaan werd, als van te dwingenden aard.
Ook dit zouden wij niet te zeer laten wegen.
De minister moest zich waarborgen tegen
de mogelijkheid van onverrichter zake
weer naar huis te worden gezonden.
Het eenige bezwaar, dat wij zouden doen
gelden, is, dat Kuyper, zich, als
vredestiehter aanbiedende, vergeten heeft, dat
hij Kuyper was. Nietwaar, welk een naam
van ernstig, onpartijdig, bezadigd, rustig,
overwegend man moet men niet bezitten,
om, in zulk een geval, door BEIDE partijen
als nig rechter te worden aanvaard! En
als men nu nagaat, dat Kuyper de vurigste
politicus, de geslepenste debater is, die, om
zoo te zeggen, goochelt met zijn oude en
zijn nieuwe plunje; een man dien velen
wegens zdjn luidruchtig optreden in het
buitenland, een gevaar achten voor zijn
land, en aangaande wiens beleid men in de
laatste weken al het onverkwikkelijke
heeft kunnen waarnemen, dat een losheid
van overtuiging met een vastheid van
wil gepaard, in den regel te aanschouwen
geeft; wie kan dan zoo iemand als aan
gewezen vinden, om het ambt van scheids
rechter te vervullen ? Hoe licht zou deze
politieke geest ook van het arbiterschap
een politiek ambt kunnen maken, en zou
hij, na de koningin over de misdadige
woelingen" te hebben doen spreken, in
het kiezen tusschen werkman en patroon
een gelegenheid zich zien aangeboden, om
een pleister op de wond te leggen, en
tegelijkertijd den katholieken en
antirevolutionairen vrienden-diamantwerkers
een dienst te bewijzen. Wie zal het den
juweliers euvel duiden, als zij zoo dach
ten ? En is er wel een andere verklaring
noodig van het feit, dat de weigering der
juweliers zoo weinig afkeuring heeft ge
vonden, ofschoon het publiek over 't alge
meen geenszins op hun hand is ? Zou
dit, zoo willen wij vragen, ook het geval zijn
geweest, als een minder politiek, een meer
gelijkmatig, een vertrouwenwekkender
minister stel b.v. Kuyper's voorganger,
Mr. N. G. Pierson, gelijk aanbod tot de
beide partijen had gericht ? Waren de ju
weliers dan onwillig gebleven om hetRecht
boven de Macht te stellen, hoeveel krach
tiger zou de publieke opinie zich tegen
hem, en vóór de werklieden, hebben ver
klaard !
Zoo is het Kuyper's fout geweest te
vergeten, dat hij Kuyper was; maar even
zeer meenen wij hieraan te moeten toe
voegen, dat de diamantwerkers, die niet
katholiek of antirevolutionair zijn, in 't
bijzonder de socialistische leiders, het
arbiterschap van dezen Minister hadden
behooren aftewijzen. De qualificaties door
hen gegeven van Kuyper's karakter; de
stelligheid, waarmee zij hem als politiek
persoon zoo menigmaal eerlijkheid heb
ben ontzegd; moesten het voor hen on
mogelijk maken hem te erkennen als een
betrouwbaar beslechter van dezen strijd,
welke over zoo hooge belangen loopt.
Waar socialisten, na alles wat zij tegen
hem hebben losgelaten, Kuyper als arbiter
aannemen, heeft men waarlijk den werk
gevers niets te verwijten, als zij zeggen
wij zijn van zulk een scheidsrechter niet
gediend.
De mogelijkheid is volstrekt niet uit
gesloten, dat een nobele impulsie Kuyper
tot het doen van zij n interventie-en arbi
trage-voorstel heeft gedreven; maar al zij 't
een misslag op dien grond te vergeven, een
misslag blijft het, dat hij aan zijn antece
denten niet heeft gedacht, en zich daar
door niet heeft laten weerhouden; want
natuurlijk is, na het afslaan van zijn
aanbod, het optreden van anderen met
gelyke bedoeling, veel moeilijker ge
worden.
Het heeft nu den schijn, alsof alleen
de machts-vraag is overgebleven: wie
zal het sterkst blijken te zijn, de
vereeniging der werkgevers of die der werk
nemers? Van verzoening, van een streven
om zedelijke overwegingen boven stoffe
lijke belangen te doen gelden, is geen
sprake. De juweliers hebben nog op geen
enkele wijs getoond bereid te zijn inter
ventie en arbitrage te gedoogen; veelmin
die, gelijk het behoorde, van harte te
begeeren. Zoo staat dus macht, financieele
macht, tegenover het
uithoudings-vermogen van den op straat geworpen werkman.
Dit is voor allen, die meenen, dat er
nog een andere factor dan het recht van
den sterkste bestaat, om de verhouding
tusschen patroon en werkman naar eisch
te regelen, een veroordeelde toestand;
en gelukkig is de openbare meening in
dit opzicht gedurende de laatste jaren
niet weinig vooruitgegaan. Men wil steeds
meer een met het recht op een
menschwaardig bestaan rekening houdende
samenwerking tusschen kapitaal en ar
beid, in plaats van de tot zooveel
ellende en onrecht leidende alleenheer
schappij van het eerste over den laatste.
Weinigen zullen zich bevoegd achten
een oordeel uit te spreken over de
quaestie die juweliers en diamantbewerkers
thans verdeeld houdt; maar ook weinigen
zullen zij zijn, die de
juweliers-vereeniging het niet tot een schande rekenen,
dat zij ZES DUIZEND werklieden reeds
twee maanden lang het brood" heeft
willen ontnemen ; dat is twintig u dertig
duizend menschen beroofd heeft van dat
beetje'Vreugde des levens,hetwelk in
werklieden-gezinnen, in onzen tij d, nog genoten
kan worden; waar een verzekerd, onaf
hankelijk bestaan slechts een uitzondering
is. Nogeens, niet dat zij geweigerd hebben
Kuyper als arbiter te eeren, wordt hun
kwalijk genomen; ook wij zouden in
hun plaats dezen bemiddelaar en scheids
rechter hebben gewraakt;?niet dat zij hun
eischen stellen tegenover die der werklie
den ? hun eischen kunnen rationeel zijn
is oorzaak van de ontstemming tegen
over deze patroons; neen, maar dat zij een
voudig, wars van elke tusschenkomst,
door de brute macht van hun geldelijk
vermogen, niets anders erkennende, dan
het recht van den sterkste, hun tegen
partij den nek willen doen buigen, en zoo
dat niet gelukt, dien willen doen breken
dat is het, wat hen in de oogen van de
weldenken den, uit alle partijen, onteert.
Van wie eer moesten de pogingen uitgaan,
om op minnelijke wijs, door scheids
rechterlijke uitspraak, deze verarming
van zoovele nijvere werklieden te doen
eindigen, dan van hen, die zelf den strijd
hebben doen ontbranden; of leven er
h. i. in Nederland geen mannen, waardig
en bekwaam, om iets nobelers dan nzij
dig recht, of erger nog, dan het recht
van den sterkste te geven ?
Nu de quaestie eenmaal door de juwe
liers onder dat recht van den sterkste
werd gesteld, is zij er eene, waarbij het
Nederlandsche volk ten zeerste belang
heeft. De vraag toch is, zal in dezen
strijd, waarvan de uitslag van zoo grooten
invloed moet zijn op de goede verhou
ding van werkgever en werknemer, en
ook op den richtigen gang der arbeiders
beweging, de overwinning wezen aan de
zijde van hen, die aan hun macht elke
overweging van zedelij ken aard, van
menschen-recht, ondergeschikt achten ?
Hierbij mag niemand, die het wel meent
met den arbeider, met den patroon, met
de industrie, onverschillig blijven. Wij
noemen ook den patroon en de industrie,
daar een oplossing, die alleen door machts
uitoefening wordt verkregen, steeds tot
nieuw verzet en nieuwen strijd
aanleining moet geven. Daarom houden wij ons
dan ook overtuigd, dat het Nederlandsche
volk het noodig zal achten, zonder partij
te kiezen in de geschillen tusschen de
juweliers en de diamantwerkers, de
laatsten te steunen, en hen in staat te stellen,
tegenover de macht van de patroons hun
macht te plaatsen, opdat niet het recht
va a den sterkste, maar het recht naar
zedelijke beginselen ten slotte beslissend
kunne zijn.
Gelukkig kan bij deze zaak der politiek
het zwijgen worden opgelegd. Onder de
werklieden vindt men alle partijen en
gelooven vereenigd. In een Beroep op de
solidariteit der Nederlandsche arbeiders
schrijven zij o. m.:
De vier organisaties van
diamantbewerkers, die een korte poos gescheiden waren,
zijn door den aanval der juweliers naar
elkander toegedreven en vormen thans we
der een compact geheel. Zij voeren met
elkander den strijd en vragen met elkander
den steun van alle arbeiders.
Zij hopen en vertrouwen dat hun ver
zoek niet ijdel zal zijn. Gjj hebt ongetwijfeld
aandachtig dezen strijd gevolgd gij kent
stellig zijn aanleiding, zijn verloop en het
stadium, waarin zij thans verkeert. Gij hebt
gezien hoe wij tot het uiterste zijn gegaan
om den strijd te voorkomen, hoe wij elke
poging om hem te doen eindigen hebben
bevorderd en getracht te doen slagen. Gij
weet dat alles vruchteloos is geweest, dat de
juweliers strijd wilden tot eiken prijs, omdat
zij het blijkbare voornemen hebben onze
organisatie te vernietigen, althans hare
werkdadigheid te verlammen.
Medearbeiders, dat kunt, dat zult gij niet
gedoogen. Onze strijd is de uwe mede.
Onze nederlaag zal u treffen zoo goed als
ons. Onze overwinning zal ook uwe zege
praal zijn".
En zij onderteekenden :
Het Bestuur van den Alg. Ned.
diamantbewerkersbond,
HENEI POLAK, Voorzitter.
JAN A. VAN ZUTI-HEN, Secretaris.
Het bestuur der Chr. Vereen, van
diamantbcicerkers (Vakafd. Patrimonium"),
J. DOUWES JR., Voorzitter.
J. TRAMPE, Secretaris.
Het Bestuur der Ned'. R.-K.
Diamantbewerkersvereeniging, ?
P. J. J. IÏAZEVOET, Voorzitter.
J. A. BuruNS, Secretaris.
Het Hoofdbestuur der Vereeniging van
Israëlitische Werklieden en
Handelsbedienden Butsalel".
S. PAKNSEK, Voorzitter.
J. B. AA, Secretaris.
Welnu, alle mannen en vrouwen in
Nederland, die er van overtuigd zijn, dat
het Hecht ra» den sterkste, niet beslissen
mag in oen strijd, waarbij 6000 werk
lieden, en een zoo veel beteekenonde
industrie betrokken zijn, hebben zich ge
houden te achten voor interventie m
arbitrage op te komen. Zij kunnen dat
alleen doen, door de diamantwerkers zóó
te steunen, dat deze in staat zijn den kamp
voort te zetten, tot de j u weliersvereeniging
tot het aanvaarden van tusschenkomst
en scheidsgerecht zich genoopt ziet.
Het gaat hier voor geheel het land
om de zegepraal van een zedelijk be
ginsel, welke ook de langs behoorlijken
weg te verkrijgen beslissing moge zijn.
Arbitrage-tractaten.
De Standaard verblijdt zichzelf en haar
lezers met het volgend bericht:
Een succes van beteekenis.
Het is den Minister van Buitenlandsche
Zaken gelukt, niet alleen met Frankrijk, maar
ook met Denemarken een verdrag van perma
nente arbitrage te sluiten.
Het hierdoor behaalde succes is van meer
beteekenis, dan men oppervlakkig vermoeden
zou; minder met opzicht tot het eerste, als
wel met het oog op het tweede tractaat.
Nu Frankrijk er toe was overgegaan om
met Engeland en andere Staten een beperkt
verdrag van permanente arbitrage te sluiten,
en er met ons land toch onderhandelingen
Ie waren over het leggen van de
telegraaflijn Saigon-Pontianak, mocht verwacht,
dat Frankrijk licht te bewegen zou zijn, om
ook met ons land soortgelijk verdrag aan
te gaan.
Al te veel geeft dit tractaat dan ook niet.
Het strekt alleen om wat men zou kunnen
noemen interpretatieve geschillen uit te
maken, en laat alle dieper-ingrijpende
viaagstukken buiten het geding.
Maar anders staat het ten opzichte van
het verdrag met Denemarken.
Het met dit land gesloten tractaat, is, zoo
we wel zijn ingelicht, bijna alomvattend, en
zonder eenige ernstige beperking. Bovendien
bevat het een uitnoodiging, zonder adres, aan
andere Staten om tot dit verdrag toe te treden.
En hiermee nu is een succes van hooge
beteekenis bereikt.
Dit verdrag toch vervult den hoogsten
wensch van wie scheidsgerecht voor oorlog
in de plaats wenscht te stellen.
Eu al is het nu juist, dat we met Dene
marken in "tamelijk onschuldige verhouding
leven, zoodat hier weinig gewaagd werd, aan
den triomf van het beginsel doet niets te kort.
Hier wordt een schrede verder gegaan op
den weg van pacificatie, die, vindt ze navol
ging, gewichtige gevolgen kan hebben.
We bieden den Minister van Buitenland
sche Zaken, en na hem onzen gezant te
Kopenhagen, Baron van Heeckeren van Keil,
met dit wezenlijk succes dan ook onzen
oprecht gemeenden gelukwensen aan.
Hieruit leeren we dus, dat het tractaat
met Frankrijk, zelfs voor De Standaard,
eigenlijk geen beteekenis heeft. De
voordeelen, met het tot stand komen van
deze overeenkomst behaald, zijn ... zoo
veel als nul.
't Kan ook nog wel minder dan nul
zijn, minus dus; want als een groote
mogendheid een tractaat meteen
dwergmogendheid sluit, is de laatste ver
plicht zich daaraan, naar den uitleg van
de groote, te houden; terwijl deze zich
alleen gebonden acht, zoo ver haar dat
lust. Men weet daar alles van, en onder
de uitzondering nationale eer" is zooveel
te begrijpen!
Maar dan komt het tractaat met Dene
marken ; een tractaat, bijna alomvat
tend ... een tractaat, dat dus alles geeft;
alleen. Denemarken is voor ons als
contracteerende mogendheid, zoo goed
als nul.
Dit is derhalve een succes van twee
maal nul.
Nu zie men vooral niet voorbij, dat,
wat Nederland met Denemarken over
eenkomt, een uitnoodiging tot aanslui
ting rnet zich brengt, aan andere Staten
zonder adres l
Staat nu, zoo zouden wij willen vragen,
De Standaard v. Lynden, v. Heeckeren
v. Keil, en voorts haar lezers, zooals men
dat noemt, met open oogen voor den
mal te houden ?" En zou het niet beter
zijn v. Lynden, die, als minister van
buitenlandsche zaken, een ietwat lach
wekkende figuur is in het kabinet...
tot nuttiger en noodiger, in elk geval
tot op den duur minder gevaarlijken
arbeid aan te sporen; al ware het
maar tot hervorming' van zijn depar
tement naar den eisch van Handel en
Nijverheid ? Of krijgen we nu eerstdaags,
onder leiding van een rnan als v. Lynden,
een traetaatmet Duitschland? De Hemel
beware ons voor zulk een succes!
De Conventie tusschen Enge
land en Frankryk.
i.
De dezer dagen tusschen Engeland en
Frankrijk gesloten conventie, die eene
minnelijke schikking van een aantal tus
schen de beide landen bestaande
quaesties ten doel heeft, zal nog aan de goed
keuring van het Erigelsche en het Fransche
Parlement moeten worden onderworpen.
Zij betreft: lo. de visscherij in de wateren
van New Found Land (Terre Neuve);
2o. de grensregeling in Grambië; 3o. de
verhouding van Engeland tot Egypte en
van Frankrijk tot Marokko; 4o. de
regeling der spheren van invloed" in
Siam; 5o. de douanerechten op
Madagascar ; 60. de rechtspraak voor inlanders
op de Nieuwe Hebriden.
Aan de goedkeuring door de Parlemen
ten twijfelt men niet. Het is hier eene
quaestie van geven en nemen, en al geldt
in de koloniale politiek de leer niet, dat
het zaliger is te geven dan te ontvangen,
zelfs niet als men bij het geven riemen
snijdt van andermans leer toch is
voor elk der betrokken mogendheden
hetgeen zij bij deze gelegenheid ontvangt
van zoo groote waarde, dat zij daarvoor
gaarne afstand zal doen van aanspraken,
die slechts zeer moeilijk, misschien alleen
door eea oorlog, zouden kunnen worden
doorgedreven.
AVij bepalen ons hier tot de beide
hoofdpunten, Egypte en Marokko.
Egypte is twintig jaar lang het hoofd
onderwerp van oneenigheid tusschen
Engeland en Frankrij k geweest. In 1883
hebben de Franschen, door hunne weige
ring om aan het bombardement van
Alexandriëen de daarop volgende campagne
deel te nemen, zei ven een einde gemaakt
aan het condominium, dat aan de beide
Staten gelijke rechten in Egypte toe
kende. De bezetting van Egypte door
Engeland ? welke de macht van den
Khedive (om van die van den Sultan
van Turkije niet te spreken) tot een schijn
terugbracht, is door Engeland altijd als
een tijdelijke maatregel voorgesteld:
de Engelschen zouden het Nijldal ont
ruimen, zoodra de orde verzekerd was.
Niemand is de dupe geweest van deze
voorspiegeling. Maar terwijl de
Europeesche mogendheden, op Frankrijk na,
zich schikten in den nieuwen toestand, en
dien min of meer officieel erkenden, liet
Frankrijk, dat te laat het groot gewicht van
de begane fout inzag, geen gelegenheid
voorbijgaan om den Engelschen te herin
neren, dat de bezetting van Egypte op fei
ten en niet op rechten berustten. Engeland
kon dit niet ontkennen, en ontkent het ook
thans niet. Maar Frankrijk heeft zich ver
bonden, om niet meer tegen de bezetting
van Egypte te protesteeren. De regee
ring van Zijne Britsche Majesteit" zoo
wordt in de conventie bepaald ver
klaart, dat zij niet de bedoeling heeft,
den politieken toestand van Egypte te
veranderen. Harerzijds verklaart de re
geering der Fransche Republiek, dat zij
het optreden (Paction) van Engeland
niet zal belemmeren, noch door te eischen,
dat aan de Britsche bezetting een termijn
worde gesteld, noch op eenige andere
wijze, en dat zij hare adhaesie verleent
aan het ontwerp-decreet van den Khedive,
dat de nopdige waarborgen bevat voor
de behartiging van de belangen der
houders van Egyptische schuld, op voor
waarde echter, dat na het in kracht
treden van dit decreet geenerlei wijziging
daarin worde- gebracht zonder de toe
stemming der mogendheden, die de
Londensche conventie van 1885 hebben
onderteekend". In nog een paar andere
bepalingen wordt rekening gehouden
met het nationale point cPhanneur der
Franschen. De algemeene directie" der
Egyptische oudheden zal opgedragen
blijven aan een Fransch geleerde, en de
Fransche scholen in Egypte zullen dezelfde
vrijheden blijven genieten als tot dusver.
Blijkens het ontwerp-decreet van den
Khedive zal de internationale controle
van de Egyptische schuld in hoofdzaak
ongewijzigd blijven bestaan; hetzelfde
geldt van de capitulatiën en van de ge
mengde rechtbanken.
Engeland erkent voorts onvoorwaarde
lijk de onzijdigheid van het Suez-kanaal.
Engeland blijft Egypte bezetten,"
schrijft de Temps maar het ziet er
van af, iets te ondernemen tegen den
carrffoiir maritime" van de wereld.
Japan kan zijn bondgenoot deze onthou
ding niet kwalijk nemen, en Rusland
zal haar zeker allerminst onwelkom
achten. Trouwens de vrijheid van het
verkeer door de zeeëngten is iets zoo
wenschelijks voor de geheele wereld, dat
al wat haar uitbreidt niemand onver
schillig kan zijn."
In ruil voor de concessie onzerzijds"
zegt het Fransche blad maakt
Engeland voor ons ruim baan in Marokko,
dat naast onze deur ligt."
Over deze Marokkaansche quaestie nog'
een enkel woord in het volgend nummer
van dit blad. (Slot volgt).
mjjjifDiiimmKiiiujMiiijiiii
iluiiiiiiiiiHiifitiiniiiiiritniiiiiiuiHiH»
Sociale,
miiiHiiiminiiiiHiHiiiimiiiiitiiiiiiimuiitiitiHimiiiwmiiiiiiiiHintiiii!
Een Tüf-en-twin1i£-jari£e strijd.
II (Slot).
Nevens 7?. v. A. zagen in 1886 nog twee
andere social. bladen hot licht: ])e Vrije
Pers en het Gron. Weekblad. Het eerst
genoemde blad (No. l verscheen Mei '86)
kwam twee malen per week uit, ijverde
voor de social. ideeën, al noemde het zich
niet bepaald socialistisch. In '87 veranderde
het, onder een andere redactie, van richting.
Als anarchistisch orgaan bleef het nu nog
eenige maanden bestaan.
Begin Oct. '86 verscheen te Groningen
het Groninger Weekblad, radicale courant
voor geheel Nederland. Die naam radicale"
was niet precies juist, de redacteur was
socialist en 't blad kon men gematigd
social. noemen. Het oefende nog al invloed
uit. Daar het nu eenmaal radicaal" heette,
onderscheidde men destijds wel de Groninger
radicalen van hunne minder ver gaande
Amsterdamschenaamgenooten(mr.ïreubcs.)
Ia '88 veranderde het blad zijn naam in
Radicaal Weekblad, orgaan van de
Volks