Historisch Archief 1877-1940
TAMMO MET DE PET
Een verhaal voor de Groene
van K. van der Geest
TAMMO met de pet, noemden ze hem. Als er
een boot de haven binnenkwam, stond hij
al aan den kant bij het kantoortje van den
sluismeester te roepen:
Hallo! Alles wel aan boord, ja? Alles wel?
En heeft iemand nog het een of ander noodig?"
Het handkoffertje, waar hij een paar pakjes voch
tig geworden tabak, een paar doosjes goedkoope
sigaretten en een half kistje slechte sigaren in had,
stond naast hem op de gele steenen tegen den muur
van het kantoortje. Hij had een blauw lakensche
pet op met een gouden kroontje er voor, een licht
grijze broek aan, met de rafels van de pijpen over
zijn uitgetrapte vetleeren schoenen en een over
hemd, dat hij half versleten gekregen had en dat
hij, zonder het ooit te wasschen of te laten wasschen,
bleef dragen tot hij weer eens een ander kreeg.
Hij zakte door zijn knieën en hij was slap in de
lenden; hij liep of stond altijd een beetje voorover
gebogen en bewoog onophoudelijk de lange vin
gers van zijn groote, pezige handen.
Heeft iemand nog het een of ander noodig?"
Niemand had ooit iets van hem noodig -?geen
kapitein, geen stuurman en geen matroos of kok;
niemand kocht iets van hem, maar ze lieten hem
toch, als het schip gemeerd lag, aan boord komen
en ze gaven hem een paar borrels, een hap eten,
een halve kroon, een franc of een tien restukje,
geld, dat ze op hun reis in het buitenland nog over
gehouden hadden. Menigmaal gebeurde het, dat
hij 's namiddags al dronken was dan liet hij zijn
koffertje op de steenen staan en hij zwalkte de
stad in, van het eene kroegje naar het andere,
tot hij bij Moeke Dijk verzeild raakte; daar waren
altijd wel een paar matrozen, ouwe kerels, die
hem nog gekend hadden, toen hijzelf kapitein
was op een eigen schoener. Daar zat hij dan te
vertellen, hoe hij eens met dat schoenertje
een ding van nog geen honderd vijftig ton!
laat in den nazomer den Atlantischen Oceaan
overstak, naar Amerika toe.
En laat ik jullie nu zeggen jongens, dat we
de heele reis geen spat water aan dek gekregen
hebben geen spat!" Daarbij schoof hij zijn blauw
lakensche pet wat achterop het hoofd; z'n kapi
teinspet was dat.
Maar het was stom geluk, die reis over den
Oceaan stom geluk! Hij had ook andere tochten
gemaakt; eens lagen ze drie dagen benoorden
Schiermonnikoog een storm af te rijden.
Een Finsch houtsleepertje raakte, nog geen
halve mijl van ons af, aan lager wal en we hoorden
later, dat er geen spaan van terecht gekomen is.
Zelf verspeelden we de verschansing, de dekhutten
werden overboord geslagen; we hadden den roer
ganger aan het rad vast gesjord. Over de eb konden
we net met den stroom tot steun onder lij, scherp
bij den wind, een eind uit den wal komen, maar
met den vloed raakten we telkens weer tusschen
de banken; de eilanders hadden de reddingboot
klaar, maar ze konden niet in zee steken. Dat
heeft drie dagen drie volle dagen geduurd.
We kwamen in die drie dagen geen oogenblik
uit de kleeren; we kregen geen slok warm drin
ken en geen hap warm eten. Toen sloeg ons het
roer kapot en we moesten een noodroer optuigen,
maar daarmee kon ik geen zee houden en ik had
te kiezen net als dien Fin aan lager wal raken
en er bij omkomen, of, op hoop van zegen,
probeeren het Friesche Gat binnen te zeilen...."
En ze waren het Friesche Gat binnen gezeild,
met dien storm uit het westzuidwesten enkel
voor een stormf ok en een bezaant je met een dubbel rif.
Soms raakten we aan den grond, dan stonden
de masten te schudden en de dekdelen kraakten
ons onder de voeten. Een paar keer kwamen we
dwarszee en het leek alsof de hel losbrak;
stortzeeën donderden over het schip heen, het
buiswater stoof tot ver boven den top van den
fokkem'ast. De kok sloeg overboord wel vijftig meter
van het schip af, zagen we hem nog eens boven op
een golf?toen was hij weg. Een matroos brak
een been de jongen lag knijp tusschen het
luikhoofd en een lier; hij jammerde, maar we konden
niet bij hem komen om hem te helpen, want ieder
van ons had genoeg met zichzelf te doen Het
schip.... dat moesten we aan de Voorzienigheid
overlaten.. .."
TAMMO praatte niet meer tegen de mannen,
die aan het tafeltje om hem heen zaten
hij praatte alleen nog maar hardop in zichzelf.
Aan den wand tegenover hem hingen een paar
schilderijen van oude zeilschepen en een blauwe
vlag met een wit nummer er in de vlag van een
kof, waar Moeke Dijks vader kapitein op was
geweest.
Hij staarde wezenloos voor zich uit, naar die
vlag.
,,....dat moesten we aan de Voorzienigheid
overlaten", prevelde hij, wel een keer of wat.
Daar bleef hij nog over mijmeren dat het toen
zoo goed gegaan was.
Even voorbij de uiterton kregen we al lij van
het Ameland en we konden meer zeilen bijzetten;
het schip liet zich beter sturen we klaarden het.
De stuurman stond bij me, op de campagne; hij
huilde haast we klaarden het!"
Maar als hij dat verteld had, moesten ze Tammo
ook nog een borrel geven.
Skoal, jongens!", en dan begon hij over iets
anders over Blauwe Mary.
Ik weet niet of een van jullie den laatsten tijd
nog in Narvik is geweest", maar daar had hij
Blauwe Mary leeren kennen.
Hij bewoog zijn vingers zenuwachtiger dan
gewoonlijk en zijn verloopen gezicht vertrok zich
tot een grijns.
Hij was eerder nooit met een meisje uit ge
weest tenminste niet met een van dat soort
meisjes.
Maar met haar heb ik mijn schoenertje erdoor
gelapt!" Dat was erger geweest dan drie dagen be
noorden Schiermonnikoog te liggen om een
vliegenden storm uit het west-zuidwesten af te rijden.
Een week, veertien dagen zijn we niet boven
water geweest, Mary en ik. Misschien heeft ze me
wel bestolen dat weet ik niet, maar een week,
veertien dagen lang kwamen we niet boven water.
Toen had ik niets meer geen cent meer?en
geen schip meer!" Toen hebben ze hem met de
Najaco, waar de jonge Jans Oorburg schipper op
was, mee naar Holland genomen.
.. . .en daar.. ..", zei Tammo.
Hij keek eens rondom zich heen, of zijn hand
koffertje er niet was, maar dat stond nog op de
kade. En daarom vroeg hij nog eens weer om een
borrel en hij begon nog eens weer over Blauwe
Mary.
Moeke Dijk kwam achter de tapkast van
daan.
Nou, Tammo!", waarschuwde ze.
Tammo was dronken genoeg hij moest maken,
dat hij weg kwam. Ze zette hem de deur uit en hij
scharrelde de stad in daar vergat hij Blauwe
Mary en hij vergat, dat hij geen schip meer had.
Hij liep nog in zichzelf te praten hardop ! over
zijn vrouw en zijn kleine meid. Aleida heette die
vrouw, net zoo als zijn schoener heette. En het
ging niet goed met Tammo en haar het ging
niet goed. Hij was te oud, toen hij trouwde en zij
was geen geschikt wijf voor een zeeman. Er gingen
praatjes rond dat ze het met anderen hield, als
hij weg was. En zooiets kwam hem wel ter oore.
Maar wat zou men daarvan zeggen? Hij bleef
er onverschillig onder want hij had zijn schoe
nertje nog en zijn kleine meid.
Hij zei tegen zichzelf, dat hij naar huis moest
en dat hij eerst nog iets moest koopen als welkom
thuis voor die kleine meid.
In den speelgoedwinkel, op dien hoek, waar
later het Noorsche Zeemanshuis was, kenden ze
hem al; daar hadden ze nog wel een oude pop,
die te lang in de etalage gelegen had of die iets
beschadigd was en die hij kon betalen met een
halve kroon, een franc of een tien re-stukje. En
met die pop, in een stuk grauw' papier gepakt,
onder den arm, scharrelde hij weer verder.
HIJ zwalkte het eene kroegje uit, het andere in;
overal waren wel jongens, die hem een borrel
gaven, maar nergens bleef hij lang.
Nee! Ik moet naar huis!"
Hier en daar raakte hij eens onder de tafel en
dan duurde het een oogenblik eer hij weer overeind
kwam, maar de pop hield hij stijf vast.
Van Kaap Hoorn ging hij naar Willems Troost
en vandaar naar de Grot op den Berg tot hij
ergens op een smerig binnenplaatsje terecht kwam,
onder een oude handkar of achter een stapeltje
leege kisten, waar hij zijn roes kon uitslapen.
Een volgenden morgen bijtijds kroop hij dan
overeind; de pop in het grauwe papier was nat en
vuil geworden die smeet hij in een hoek; die
hoefde hij niet mee te nemen, want dan wist hij
wel weer, dat zijn vrouw hem in den steek gelaten
had dat ze de kleine meid meegenomen had
net die reis voordat hij, met Blauwe Mary, zijn
schoenertje en zijn beetje geld erdoor lapte.
En hij ging maar weer terug naar de kade, waar
zijn koffertje met tabak, sigaren en sigaretten
nog op de gele steenen tegen het kantoortje van
den sluiswachter stond.
Tammo met de pet, noemden ze hem.
lllllintllllliiuillllllini liiiiiimiiiiiiiiiniiliiimiiiill iniimHiimiiiiiiiilliiiiii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilllllliiiiiiiiiiiiiillllllllliii IIIIIIHII:
M.O.
Prachtig en spannend geschreven,
maar toch niet eerder geschikt dan
de 4de klasse. Ik geloof dat ik in
het bovenstaande niet langs het be
toog van den heer S. heb heen ge
praat, maar in het hart heb geraakt.
Het woord Barok dekt niet wat wij
in de letterkunde onder Renaissance
verstaan, tenzij via een Umwertung
aller Werte; want dan kan men alles
bewijzen.
(Levende Talen)
Op de glibberige paden
De bewindsman is stellig bereid
de koe stevig bij de horens te vatten.
Vier pijlen heeft hij daarbij op zijn
boog." (Volk)
Hij heeft de knoop doorgehakt
door een streep te zetten onder het
werk dat hij een stevige basis gaf."
(Holl. Wbl.)
Naasting
Naast de prachtig gezongen koren
was het jammer dat het orkest bijna
niet hoorbaar was." (K.)
Naast grond stelt het
GemeenteCHARIVARIA
bestuur gebouwen ter beschikking."
(Amsterdam)
Taaiverrijking
Laga veruit de beste." (X.v.d.D.)
Overgordijnen van moderne
hanclweef." (Wonen)
Voor gedistingeerde
rustbehoevenden
Twee nette slaapheeren gevraagd."
(Linib. Dbl.)
De groote Engelsche schrijver
Mark Twain zat eens in den schouw
burg en vond de uitspraak van een
der acteurs niet goed." (De Lach)
Een hinderlijk Amerikaansch
accent," mompelde hij.
Men vraagt zich met verbazing
af hoe men deze Berlijnse danseres
heeft kunnen aankondigen als een
stier van gelijke grootte of misschien
wel belangrijk groter dan Harald
Kreutzberg." (Volk)
Hoffelijk is het in elk geval niet.
Het gouden muiltje was ditmaal
niet van glas." (H.)
Ditmaal was het glazen muiltje
van leer.
Honderdduizenden zijn er die niet
kunnen heenzien door het net van
leugen en bedrog dat er over hen
gespannen wordt." (Volk en Vad.)
En het is toch zoo moeilijk niet,
door een net heen te zien.
Kijk uit ! Dat bord is gloeiend."
(R-)
Nu weten we wat Pas op ! in
't Engelsch is.
Zijn wij een volk van knotwilgen
geworden ?" (Xederland)
Neen.
Onze adverteerende
humoristen
Mevrouw Smit-Mulder, Plein 7
Meerkerk, waagt in haar gezin met
een kindje (wegens huwelijk van het
tegenwoordige) een flink zelfstandig
dienstmeisje." (Volk)
Te koop ongemerkte biggen. Ook
wel bij gedeelten." (O. Steenu'. C.)
PAG. 15 DE GROENE No. 3281