Historisch Archief 1877-1940
Actie en tegenactie
De verliezen der Duifsche vlooi.
Van onzen militairen medewerker
DE strijd in het hooge Noorden is ontbrand en
woekert voort, de aandacht van de geheele
wereld is gericht op hetgeen zich daar in Scandinavi
afspeelt.
Inderdaad hebben de Duitschers aanvankelijk
met verrassende snelheid hun slag geslagen, toen
zij Denemarken overrompelden en een contingent
troepen in Noorwegen hebben geland. De sterkte
van deze overgebrachte troepenmacht is niet met
zekerheid bekend, doch men mag aannemen, dat
zij voldoende kracht bezit, om de belangrijkste
punten in het Zuiden van het overrompelde land,
dus aan de kusten van het Skagerrak en het Zuidelijk
deel van de Noordzeekust van Noorwegen, waar
belangrijke havens liggen, stevig in handen te
houden. Zulks geldt niet voor de haven van Narvik,
welke direct met het bekende ertsgebied van Noor
wegen in verbinding staat en die, hoewel zeer vér
naar het Noorden gelegen, al dadelijk een object
voor de aanvallende Duitsche troepen heeft ge
vormd.
Natuurlijk werd de groote waarde van Narvik
ook aan Britsche zijde erkend en al dadelijk zijn
van dien kant pogingen ondernomen, om daar
vasten voet te krijgen. Na eene eerste mislukking is
men daarin ten slotte geslaagd en daardoor is den
Duitschers een gevoeligen tegenslag toegebracht.
Zooals het bij alle militaire maatregelen altijd
gaat, zijn er steeds imponderabilia", welke bij de
meest nauwgezette overweging en voorbereiding
voorkomen, en zulk een onzekere factor was de
mogelijke houding van het volk van Noorwegen.
Waarschijnlijk hebben de Duitschers de overtuiging
gehad, dat de bewoners van Noorwegen, slecht voor
de landsverdediging uitgerust als zij waren, zich
tegenover den indringer even lijdelijk zouden ge
dragen als de Denen dit hebben gedaan, en indien
deze verwachting vervuld ware geweest, dan zou de
positie van Duitschland in Scandinaviëaanmerkelijk
gunstiger zijn geweest dan zij thans is. Vandaar dan
ook de uiterste pogingen van Duitsche zijde aan
gewend, om met de Noren tot een bevredigend
accoord te komen en de bedreiging met R
cksichtslosigkeit" indien men het zou wagen, om de
uitgestoken broederhand van den beschermer"
niet te vatten.
IN de episode van Scandinaviëheeft de leiding
van de Britsche zeestrijdkrachten al dadelijk
begrepen, dat zij hier de gelegenheid had, om een
zekere roekeloosheid aan vijands' zijde uit te buiten.
Deze waaghalzerij" ligt in de omstandigheid, dat
Duitschland wellicht rekenende op de kracht
van zijn luchtmacht gemeend heeft, de gewaagde
onderneming te kunnen doen, zonder de overmacht
ter zee te bezitten en wat erger is met eene
maritieme minderheid. Het heeft daardoor voor
de Britsche marine de mogelijkheid geschapen, om
met eenige beleid een deel van de Duitsche zee
macht te vernietigen.
Inderdaad heeft de Britsche zeemacht van de
geboden gelegenheid gebraik gemaakt en ook
voor een deel tengevolge van den afweer door Noor
wegen geboden is het gelukt, om de Duitsche
marine gevoelige klappen toe te brengen.
Van de groote schepen, waarover Duitschland
beschikte, is thans niet veel meer overgebleven en
hoewel die groote bodems voor Duitschland in dezen
oorlog niet van zooveel waarde zijn, betsekent zulks
toch een zeer ernstige schade. Duitschland bezat
een tweetal groote slagschepen van 26.000 ton, n.l.
de Gneisenau en de Scharnhorst en deze zijn beide
verloren. Van de pantserschepen van 10.000 ton
zijn behalve de Admiral Graf Spee, die in
ZuidAmerika verloren ging nu ook de Admiral
Scheeren de Lutzow (voorheen Deutschland) buiten
gevecht gesteld. Daarmede zijn alle Duitsche pant
serschepen van het krijgstooneel verdwenen. Aan
zware kruisers van 10.000 ton had Duitschland
er slechts n beschikbaar, nl. de Blücher de
andere, de Admiral Hipper, staat nog op stapel
en de Blücher is verloren gegaan. Voorts beschikt
de Duitsche marine thans nog over de lichte kruisers
(van 5.000 ton) Nürnberg, Leipzig, Köln en K
nigsberg, daar de overige nl. de Karlsruhe en de Emden
uitgeschakeld zijn. Van de 22 Zerstörer" (destroyers-,
jagers) van 1625 ton zijn er een twaalftal
vernietitigd en bovendien verloor Duitschland tot dusver
nog minstens 19 transportschepen, 2
munitieschepen en 2 tankschepen.
Indien men de verlieslijst zoo voor zich zist, dan
moet men wel tot de conclusie komen, dat het avon
tuur in Scandinaviëde Duitsche marine zeer duur
te staan is gekomen en de winst, welke daartegen
over kan worden geboekt, is thans nog gering.
Waar gehakt wordt, vallen spaanders en de
Britten zijn natuurlijk ook niet zonder kleer
scheuren uit dezen strijd te voorschijn gekomen.
De Britsche marine, die in de Scandinavische
wateren bovendien nog gesteund werd door een
heden van de Fransche zeemacht, is veel grooter
dan de Duitsche, maar hoewel de Britten hier
tegenover Duitschland met overmacht zijn opge
treden, kon uiteraard slechts een gedeelte van de
Britsche vloot voor deze onderneming worden
gebruikt. Groot-Brittanniëheeft zoo vele belangen
over de geheele wereld, dat het elders vele schepen
noodig heeft, welke het niet weg kan nemen zonder
zich zeer gevaarlijk bloot te geven. Van de groote
Britsche slagschepen werden de Rodney (34.000 ton)
en de Renown (32.000 ton) getroffen, doch omtrent
het lot van deze schepen bestaat nog geen zekerheid.
Voorts werden een tweetal kruisers licht beschadigd,
doch de zwaarste tol hebben de destroyers" moeten
betalen. Daarvan zijn er een tiental vernietigd, nl.
de Hardy, Glowworm, Hunter, Ghurka, Hostile,
Hotspur, Cossack, Eskimo en nog een tweetal,
waarvan de namen thans nog niet bekend zijn. De
krachtige pogingen, om de haven van Narvik te
bemachtigen, hebben een groot deel van deze ver
liezen tengevolge gehad. Den Britten was er
terecht zeer veel aan gelegen, om dit zoo belang
rijke punt aan de Westkust van Noorwegen te
bezetten en zulks is hun dan ook maar niet dan
ten koste van zware verliezen gelukt.
Ten slotte zijn er in den strijd om Scandinavi
aan beide zijden belangrijke verliezen geleden aan
duikbooten en klein materieel, waaromtrent geen
vaste gegevens voorhanden zijn.
INDIEN men de balans opmaakt, dan komt men
l tot de slotsom, dat de verliezen door de Britsche
Marine geleden, gering zijn in vergelijking met die
welke de tegenstander heeft te boeken, en uit mari
tiem oogpunt beschouwd, heeft de expeditie in
Scandinaviëden Duitschers tot nu toe groot nadeel
bezorgd.
Daaruit mag echter geenszins de gevolgtrekking
worden gemaakt, dat de geheele onderneming voor
de Duitschers een mislukking is, want ten aanzien
van het verdere verloop van den strijd kan slechts
de toekomst uitsluitsel geven.
Het doel, hetwelk Duitschland in het oog had
gevat toen het de zoo gewaagde expeditie tegen
Scandinaviëondernam, was ten slotte, om zich lucht
te verschaffen tegen de blokkade, waarin het zich
als in een ijzeren ring bekneld gevoelt. Vooral aan
zekerheid aangaande den toevoer van ertsen uit
Noorwegen en Zweden, heeft Duitschland groote
behoefte voor de oorlogvoering. De vraag is nu
maar, of het den Britten is gelukt, om die zekerheid
te vernietigen.
Men heeft niet het recht, om die vraag nu reeds
in beslist bevestigenden zin te beantwoorden.
Wel kan men zeggen, dat het vervoer over de haven
van Narvik voorshands uitgesloten is, dat het ge
bruik van de Westelijke kust van Noorwegen (die de
Duitschers ook steeds gebruikten als duikboot
schuilplaatsen) bun ontzegd is, dat Denemarken
geblokkeerd en het verkeer over Skagerak en
Kattegat in hooge mate bemoeilijkt is, maar in hoeverre
het vervoer over Zweedsch territoir onmogelijk
is geworden, ook al werden er Britsche mijnen in
de Oostzee gelegd, in hoeverre zelfs een expeditie tegen
Zweden, met alle daaraan verbonden gevolgen en
mogelijkheden, als uitgesloten moet worden be
schouwd, daaromtrent is thans nog niets met zeker
heid te zeggen.
De vraag, of het den geallieerden mogelijk zal
blijken, om Noorwegen met voldoende macht te
hulp te komen, kan evenmin beantwoord worden,
omdat de invloed van het luchtwapen hierbij over
wegend is en op dit gebied is Duitschland nog
ongeschokt en zeker niet de mindere van den tegen
stander.
Kortom, de episode in Scandinaviëschijnt nog
niet uit haar begin-stadium te zijn getreden, doch
men kan constateeren, dat dit begin den geallieerden
een aanmerkelijk maritiem voordeel heeft gebracht.
Geruchten, geruchten
*f rET is op het oogenblik zaak, alle berichten
j?l zeer critisch te beschouwen. Een week geleden
?*? -L woedde ,,de grootste zeeslag aller tijden" in
het Skagerrak. Meer dan 250 vlooteenheden, 2800
vliegtuigen! Achteraf was het niet waar, althans
niet in dezen vorm.
Het doet er ten dezen nu niet zoo veel toe door
welk bureau of door welke bureaux dit bericht of deze
berichten gelanceerd waren. Hoe gaat zoo iets? De
heele wereld wacht in spanning op gebeurtenissen die
ieder verwacht en. ? ? ? waarop ieder hoopt.
Amerikaansche kranten, die het, als de Engelsche en Fran
sche, van straatverkoop moeten hebben, bellen drin
gend het internationale nieuwsbureau op, dat hen
van nieuws moet voorzien. ,,Is er niets?" Het bureau
belt of telegrafeert het Londensche kantoor: ,,Is er
niets?" Londen vraagt Amsterdam, Amsterdam vraagt
Stockholm. De Stockholmsche redacteur belt mogelijke
zegslieden op: burgemeesters van kustplaatsen aan
het Skagerrak, of hij gaat er zelf op af, per auto,
trein of vliegtuig.
,,Is er iets?" Ja, visschers zeggen dat ze daar en
daar oorlogsschepen hebben gezien. Wel twintig!"
,,Ja. De veerboot is dertig schepen tegengekomen."
Ja, vanochtend hebben we heel hard kanonvuur
gehoord en er waren wel vijftig vliegtuigen."
Tel dit nu bij elkaar op en de Stockholmsche cor
respondent heeft een mooi bericht. Amsterdam deelt
mede: Zooveel schepen en vliegtuigen. Er schijnt
slag geleverd te worden." Londen geeft het door en
voegt er geruchten aan toe van uitgevaren Engelsche
oorlogsschepen. Amerika krijgt dit bericht in ver
sterkten vorm, en laat het waarschijnlijk", onbe
vestigde geruchten" een beetje in den achtergrond
verdwijnen. De kranten, gedreven door
concunentiezucht, komen op straat: Zooveel schepen nemen
deel aan grooten zeeslag". New Yorksche correspon
denten van Zweedsche bladen seinen weer naar
Stockholm: Wat is waar groote zeeslag Skagerrak".
De redacties van die bladen te Stockholm informeeren
direct op het Zweedsche ministerie van Marine. Die
tween waarschijnlijk nog van niets. Ze bellen een
commandant op van een havenplaat s: Is het waar
dat er honderden schepen in het Skagerrak vechten?"
De commandant gaat op onderzoek uit, spreekt de
zelfde menschen als de eerste berichtgever, zegt: Ja
zeker, Excellentie" en het ministerie bevestigt het
bericht. Onmiddellijk bevestigen alle groote en uiterst
serieuze persbureaux de Amerikaansche beweringen
en de grootste zeeslag is geboren en wordt ook hier op
straat gevent.
Het spreekt van zelf, dat deze toevallig ontstane ge
ruchten met een minimum van inspanning kunst
matig in het leven geroepen kunnen worden. Het is
niet moeilijk om in een of andere Amerikaansche
krant een gerucht uit Europa als waarheid te doen
opnemen en het daarna als vaststaand feit naar
Europa te doen terugzenden. Als iets eenmaal op
de kabel is", zei mij een Nederlandsche deskundige
op dit gebied, krijg je het er niet meer af". Een
voorbeeld van zulk een werkmethode is het geval met
de Engelsche troepentransporten op weg naar Ne
derland", een bericht dat als vaststaand was opge
nomen in een obscure Washingtonsche krant, waar
van Duitschland een New Yorksch blad maakte!
Een heel apparaat is er zoo opgebouwd om de
publieke meening te bereiken. Want de moderne
berichtgeving is bliksemsnel; de reistijd van belang
rijke berichten kan geteld worden in seconden. Radio,
ijl-gesprekken per telefoon tegen vele malen
verhoogdtarief, eigen teiexlijnentusschen hoofd: t eden bren
gen het nieuws rond in record-tijd. De gevaren voor
fouten zijn daarmee groot; wachten op absolute be
vestiging duurt te lang. En te groote bedragen zijn
gemoeid met het al of niet doorzenden van een belang
rijk bericht. Als een concurreerend bureau iets tien
minuten eerder heeft is het zijn concurrenten beslis
send voorgekomen. In de eerste week van den oorlog
gaf een groot bureau dat ook in Nederland gevestigd
is aan radio-, telefoon-, telex- en telegraaf-verbindin
gen meer dan een ton uit! Is het wonder dat er op
gebeurtenissen vooruit geloopen wordt die bijna zeker,
zeker, zoo goed als zeker of misschien wel niet te
wachten zijn?
Daaraan danken wij berichten over landingen, die
nog niet geschied, gevechten, die nog niet geleverd zijn.
Vaak komt de gebeurtenis een dag na het bericht;
dikwijls komt zij ook niet.
De Hollandsche dagbladen zijn voortdurend bezig,
hun kolommen zoo zuiver mogelijk te houden. Maar
het is eenvoudiger nieuws in de krant, dan nieuws
uit de krant te krijgen. Daarom doet ieder verstandig,
te beginnen met iets niet te gelooven. Alleen
officieel of van vele zijden bevestigde berichten kan
men vertrouwen. En zelfs daarmee moet men tegen
woordig voorzichtig zijn .... F.
PAG. 4 DE GROENE No. 3281