Historisch Archief 1877-1940
N*. 1400
DE AMSTERDAMMER
19ü4.
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
Dit nummer bevat een bijvoegsel.
Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTUS VAN MAURIK Jr.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, Heerengracht 457, Amsterdam.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 23 Juni Ir81 (Staatsblad No 124).
Abonnement per 3 maanden / 1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar 0.121/'
Dit blad b rerkrijgbaar Kiosk 10 Boulevard des Capucines tegenover het Grand Café', te Parijs.
Zondag 24 April.
Advertention van 1?5 regels / 1.10, elke re^el meer / 0.20
Reclames per regel O.iO
Ao'ionws uit Duitsehland, Oostenrijk en Zwitserland «orden uitehiitf ml aangenomen door de firma
RUDOLF MOSSE te Keulen en door alle filia'en Je^er firma. De prijs per regel is 35 Pfennig.
I K H O V O
VAN VEEKE EN VAN NABIJ: Drankwet.
Macht of Kecbt? Is een democratisch meer
voudig kiesrecht mogelijk ?, door mr. S. J. Visser
Het leven in de hofstad, III. door Senior
SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Gemeenschaps
gevoel in do rechtspraak, door Jul Keizer.
KHNST EN LETTEKEN: Muziek in de Hoofdstad,
door Ant. Averkamp. Kunst voor het volk, door
Plasschaert. Kritiek van beeldende kansten en
kunstnijverheid, door W, Steenhoff. Een
belangr^jke veiling, door W. S. Het beloofde land van
Alvilde Prydz, beoord. door J ten Cate
Multatuliana, door dr. A S. Kok en Louis D. Fetit, beoord.
door W. Fik Opleid en examen v. verpleegsters,
door dr. A Aletrino, beoord. d. H. RECLAMES
VOOR DAMES: Louise Michel. Over het moe
derschap, door Egb. C. van der Mandele De
vrouw als goaismid, door M. K. Fortainjacht,
door mevr. P. A. de Cock Buning?Van Hengel,
beoord. door P. C. O Kansen Jr Allerlei, door
Caprice. Het Leesmnsenm te Amsterdam, door
J H. B. Lugné-Poe. (met portretten), door H.
W. - Het portret van Baltasar Bekker, (ingez),
door N. J B. -t FEUILLETON: Sadi de Violist,
TMI MaxPemberton, III. (slot). DIT DE NATODR:
door E. Heimans LXIII FINANCIEELE EN
OECONOMI8CHE KRONIEK, door D. Stigter.
INGEZONDEN. DAMBDBRIEK. SCHAAK
SPEL. PEN- EN POTLOODKRA83EN.
ADVEBTENTIEN.
Over het ingediende drankwet-ontwerp
is zeker genoeg in en buiten de pers
geschreven.
Nu het, na wijziging, waarbij de Regee
ring nogal water in den wijn heeft ge
daan, eindelijk in de Tweede Kamer ter
openbare beraadslaging aan de orde is,
zal elke toelichting en elke beschouwing
der onderdeelen, vóór en tegen, over
bodig zijn.
Alleen kan het ^uttig zijn de
beteekenis dezer drankwet, als instrument van
drankmisbruik-bestrijding, in het licht
te stellen.
En, indien wij daaromtrent ons ge
voelen uitspreken, dan meenen wij te
moeten verklaren, dat ook deze van
christelijke zijde aangeboden Dr*nkwet,
zich door niets onderscheidt van de kleine
middeltjes, welke tot dusverre van andere
zijde zijn gegeven, om den Volkskanker"
tegen te gaan.
Van het christelijk beginsel in dezen
Staatsarbeid geen spoor.
Bij de wet tot bestrijding van de
loterij-zonde zonde is immers voor
geloovigen het woord aanvaardt men
ten minste den plicht om den Staat
te reinigen van het euvel, zelf baat te
zoeken bij het loterij-misdrijf. Van dat
zondig geld mocht hij niet langer
profiteeren; en nu is het wel wat komisch
Satan nog twintig jaar verlof te geven,
zij 't dan ook in steeds beperkter kring,
de zielen te verleiden het beginsel
wordt toch eenigen eerbied betoond.
Bij den drank, als bron van Staats
inkomsten, niets daarvan.
Over de zes en twintig millioen
accijnsop-brengst geen woord.
Ter afsluiting van het onafzienbaar
veld, waarop de Nederlanders, ten bate
van 's Rijks schatkist, zich aan de zonde
overgeven, hier en daar een staketseltje;
een bord met een waarschuwing er op;
een eindje koord; een stukje
prikkedraad, maar van Staatswege gelijke zorg,
met gelijk vertrouwen als vroeger op
goeden uitslag, om het goud te leiden
naar 's lands brandkast.
Men had nu toch, met het oog op
die twintig loterij-jaren, iets van gelijken
geest voor de gelden uit drank-verbruik,
van dit Ministerie mogen verwachten.
Zeker het ligt niet in het vermogen van
de Regeering een wet te maken, waar
door bv. in twintig of dertig jaar het
drankmisbruik wordt uitgeroeid. Maar
wat van haar, als Christelijke Regeering,
ongetwijfeld te vorderen zou zijn, is den
Staat geleidelijk onafhankelijk temaken
van de opbrengst van den jenever-accijns.
Dit is, zoo zouden wij denken in deze,
haar eerste plicht.
Maar in 't bijzonder opmerkelijk is het,
dat dit kabinet zóó vast overtuigd is van
het blijven vloeien der alcohol-baten, dat
Harte of een ander nog met geen woord
heeft melding gemaaktjvan eenigen fiscalen
samenhang tusschen de te verwachten
werking der drankwet, zoo zij wordt
aangenomen, en die der tariefsverhooging.
Een argument meer voor de laatste, zou
immers toch geen weelde zijn.
Hoe is het nu mogelijk, dat Kuyper zoo
inconsequent kan zijn, bij de wettelijke
regeling betreffende twee volkszonden,
de loterij en het drankmisbruik?
Hoe hij over de zonde van het drank
misbruik" bij de formuleering en de
toelichting van zijn program dacht, is
bekend indien niet vergeten.
Opdat het publiek terrein niet mis
bruikt worde om de zonde van het drank
misbruik te bevorderen, is o. i. volstrekt
noodzakelijk" dat patent voor drankver
koop alleen aan apothekers worde gegeven,
zoo schreef hij in 1878.
Alle andere verkoop van sterken drank
behoorde dan van het patent naar de Kcense
over te gaan. D. w. z. naar de categorie der
dingen, die de politie niet als nuttig voor
het maatschappelijk leven, en dus eerbaar,
bevordert en in bescherming neemt; maar
die ze integendeel, als schadelijk en oneer
baar, binnen de engst mogelijke grenzen
zoekt te beperken.
Dientengevolge zou dan de inslag van deze
verkoopers onder toezicht der politie be
hooren plaats te hebben, op straffe dat n
de branderij, n het handelshuis, n de
slijterij of herberg, die dit ook maar ftmaal
ontdook, voor altijd gesloten werd. Dat van
dezen inslag telkens b. v. 30 pCt. der
veraccijnsde waarde als betaling der l'cense
vooraf zou te vergoeden zijn. Dat slechts
een niet overschrijdbaar aantal licenses per
duizend ingezetenen kon worden uitgegeven.
Dat in achterbuurten zich geen kroeg zou
mogen vestigen. Dat geen vrouwen een
kro'eg mochten binnentreden, noch ook min
derjarige manspersonen. En dat niet slechts
de vertrekken voor den verkoop of het
gebruik van sterkendrank van den straatkant
verwyderd, maar ook de huizen zelf, waarin
dezen vertrekken zich bevinden, ten genoegen
der politie, als zoodanig voor het oog onken
baar moesten zijn.
Dat de houders van deze kroegen elke
aanspraak zouden verbeuren op politieke
rechten, wezen we vroeger reeds aan; waarom
hier nog slechts zij opgemerkt, dat deze
license den Zondag geheel behoorde uit te
sluiten, alsmede dat sociëteiten of uitspan
ningen met gesloten ledencirkel, die sterken
drank verkoopen wilden, o. i. zonder zweem
van zwakheid, tot zelfs de sociëteit der hoogst
adellijke lieden, aan dezelfde strenge bepa
lingen onderworpen moesten zijn, zoodra ze
bfl dien verkoop een vast tantum per lid
en per jaar overschreden."
Nu is dit zeker wel wat oude plunje,"
ten deele gekeerd, versteld en van
knoopen veranderd, naar de omstandigheden
het vereischten, maar wij houden het er
voor, dat dit buisje den Minister nog zeer
wel past bij zijn Calvanistisch handwerk.
In elk geval zal de drankverkoop hem
nog schadelijk voor het maatschappelijk
leven en oneerbaar zijn;... en hoe kan
hij dan een drankwet maken, zonder het
vooruitzicht te openen, dat dit oneer
bare" als geldbron voor den Staat zal
worden aangetast ? Waarom, zoo meenen
wij te moeten vragen, blijft Kuyper in
gebreke, ook maar de geringste poging
te doen, om het geld, dat de Staat uit
den alcohol trekt, te bestemmen tot een
positieve bestrijding van de zonde van
het drankmisbruik?"
Zeker, wij kunnen niet op eens de
millioenen missen, waardoor wij tot dus
verre in staat zijn onze veel te weelderige
staathuishouding te bekostigen.
Maar Kuyper, het is bekend, leeft en
rekent niet bij den dag. Voor de stich
ting van zijn medische faculteit met drie
professoren zag hij een verschiet van vijftig
jaar; met de Staatsloterij denkt hij in
twintig jaar klaar te zullen komen;
welnu, waarom wilde hij ons en zijn mede
christenen-partijgenooten thans niet ver
blijden met het voornemen, om b. v. jaarlijks
n of twee vijf en twintigste deelen van
het totaal der jenever-accijnsgelden te
besteden tot beperking van den
volkskanker zoolang het noodig is?
Dit zou nog maar een klein begin zijn,
want wie weet het niet, dat een Staat,
die inderdaad de drankzucht wil tegen
gaan, iets anders te doen heeft dan heel
goedkoope, maar voor drankslijters en
het publiek lastige wetten te maken; daar
de drankzucht alleen verzwakt en op
den duur gefnuikt kan worden door de
verbetering van de volkszeden en den
volksgeest. En om deze verbetering lang
zamerhand te verkrijgen zijn middelen
noodig, die ontzettend groote sommen
gelds vorderen. Moest ons land, indien
de Staat werkelijk zich schaamde over
zoo rijke bron van inkomsten uit het
oneerbare," niet dozijnen van
verbeterhuizen voor drankzuchtigen bezitten; een
wel georganiseerden rijks-geneeskundigen
dienst tegen het alcohol-misbruik gericht ?
Hadden niet reeds lang de Staat en de
Gemeente, welke laatste nota bene ook
al iets van haar nooddruft dekt met een
verguningsrecht, gedwongen moeten zijn
voor die jenevergelden volkskoffiehuizen,
tehuizen, leeszalen, inrichtingen voor on
schuldige spelen en van gezellig verkeer,
enz., enz., te stichten, opdat er een tien
voudige mededinging ware met de kroeg,
die meestal, in steden en dorpen, geen
andere concurrentie dan die van haars
gelijke kent?
Zoude voor een Staat, die er prijs op
stelt de drankzucht te beteugelen, er
niet eer nog te weinig dan te veel zijn,
als hij voor dit doel de geheele opbrengst
van zijn drankaccijns bestemde ? Wij
gelooven het inderdaad. En juist de volks
opvoeding, door hetgeen wij hierboven
noemden en do)r zooveel dat daarbij te
noemen zou zijn, is zoo onontbeerlijk,
zullen de propagandisten tegen alcohol
gebruik en -misbruik met meer succes
dan tot heden werken. Toch onderschatte
men ook thans hun invloed niet. Oneindig
meer kracht gaat er van dezen uit dan van
welke drankverkoopwet ook, en daarom
zou het, meenen wij, aanbeveling verdie
nen, dat de Staat al de erkende
vereenigingen krachtig steunde, en tot de vermeerde
ring van dit aantal aanspoorde, door rui
me bijdragen in uitzicht te stellen. Daar
leven duizenden, die in deze richting
ijverig arbeiden willen; indien de Staat
het toont te waardeeren zullen er
weldra tienduizenden zijn.
Hoe van zooveel millioenen in de
Schatkist %f te komen, al klinkt het
zonderling, dit is in waarheid de vraag.
Naar wij meenen, is ze nog nooit
gesteld.
Wel hoe nog mér geld uit den
alcohol te slaan en Harte is de
laatste virtuoos op dit gebied.
Teleurfestelde virtuoos hij wilde, maar
urfde toch niet.
Hoe gemakkelijk zou het doel bereikt
kunnen worden, om die 27 rnillioem
uit het oneerbare" genoten een eerbare
bestemming te geven, d. w. z. ze te doen
strekken tot bestrijding van het oneerbare,
waarvoor men zich als bron van staats
inkomsten schamen moet. Indien men
slechts hartelijk wilde! Maar geen enkele
regeering heeft ooit daaraan gedacht.
Welk een andere bestrijding van de drank
zucht kent zij, als het maken van een
wetje, waarvan geen sterfling eenige ver
betering van beteeketys verwacht; een
wetje, waarvan steeds, gelijk ook van
het nu aangebodene, de strekking is, om
de kool en de geit gezamenlijk te sparen.
Een wetje tot dekking van
alleronhumaanst en alleronchristelijkst, liberaal of
kerkelijk, staatsmansfatsoen.
Is het nog noodig in het breede te
betoogen dat een Christelijke Regeering, die
zich bezwaard gevoelt over het gebruik van
jenever-geld, een krachtiger bewijs heeft
te geven van aan de zijde der
drankmisbruik-bestrijders te staan, dan hetwelk
gelegen heet te zijn in zulk een onnoozel
drankverkoop-wetje ? Had zij, zinnende
op middelen om de volkszeden en den
volksgeest te verheffen, niet allereerst
een centrum van actie voor haar zelf
behooren te stichten een afdeeling
aan n der Ministrieele Departementen,
vanwaar de werkzaamheid in deze kan
uitgaan, voorzoover de Staat op dit ter
rein zich kan en moet doen gelden ?
Zou, indien er zulk een middenpunt be
stond, niet langzamerhand oen min of
meer voldoende kennis worden verworven
aangaande de jammerlijke toestanden, die
ook door staatshulp verbetering eisenen;
en zou een Minister dan ook niet
betere wetten durven aanbieden, dan
zulke onbeduidendheden voor de praktijk,
als waarover we nu onze honderd, en later
onze vijftig, heel gewichtig zullen hooren
redeneeren, als hing er de triomf dor
matigheid van af? nmaal zulk een af
deeling aanwezig, zoodat deRcgceringen
tot een ijverige studie van haar plichten
jegens de natie in dit opzicht worden
gedreven, hoe vele zouden, in de rich
ting die wij aanwezen, niet de bemoei
ingen blijken te zijn, waaraan de Staat
als drankmisbruik-bestrijder zich geroe
pen zou zien zijn krachten te wijden.
Edoch, zoo iets ligt geheel buiten het
plan van elke Regeering. Zij int jaar
in jaar uit plm. 27 millioen, voor een
groot deel de vrucht van de verdierl ij kende
volksverwaarloozing, met haar gevolg van
verbijsterende ellende, en zij maakt zich
van haar duursten plicht op de gemakke
lijkste wijs af, om 't even welke gods
dienstige of staatkundige beginselen in
eere heeten te zijn.
Macht of Recht?
In aansluiting aan ons hoofdartikel
van verleden week Macht en Hecht,
waarin wij wezen op den plicht der
juweliers om, in plaats van het Hecht
van den sterkste, het Recht naar zedelijke
overwegingen, te begeeren, m. a. w. een
beslissing van de geschillen door inter
ventie en arbitrage mogelijk te maken;
deelen wij het volgende bericht uit De
Telegraaf mede:
Een hier ter stede verschijnend dagblad
(Het Handelsblad) verneemt dat een bekend
Amsterdammer, die het echter beter vindt
zijn naam voor het oogenblik niet bekend te
doen worden, beziu; is pogingen aan te wenden
om de strijdende partijen (in de diamant
nijverheid) tot elkander te brengen ,en een
bevredigende oplossing te krijgen in de han
gende quaesties."
Wij hebben hieromtrent inlichtingen inge
wonnen bij den heer Herm. J. Hartz, secre
taris van de Amsterdamsche
Juweliers-vereeniging, die ons mededeelde, dat niet n doch
minstens een zes- a zevental personen reeds
hun diensten hebben aangeboden, om bemid
delend in het thans hangend geschil op te
treden.
Deze personen deden zulks echter geheel
onafhankelijk van elkander. Bijna iedere
week", zeide de heer Hartz, biedt iemand
zijn tusschenkomst aan, doch of er iets van
zal komen, kan ik u niet zes*gen, omdat het
tot nu toe slechts bij aanbieden is gebleven.
Wij zijn echter te eeniger tijd bereid bemid
deling te aanvaarden, mits er voorwaarden wor
den gesteld, d-ie door beide partijen kunnen
geaccepteerd worden.
Ook van het hoofdbestuur van den
A. N. D. B. vernemen wij, dat zich reeds
herhaaldelijk personen hebben aangeboden,
om een bemiddeling tot stand te brengen.
Tevens vernemen wij nog dat de com
missie uit kleine neringdoenden, die gecon
stitueerd is op de in de vorige week in het
gebouw Casino gehouden vergadering en die
onder leiding van den opperrabbijn van de
Port. Isr. Gemeente te 's-Gravenhage, den
heer Pereira, zich tot den burgemeester zou
wenden met verzoek de beide partijen tot
elkaar te brengen, gisteren op audiëntie bij
den burgemeester is geweest."
Het Volk -schrijft dienaangaande :
Het comitédat op de in de vorige week
gehouden vergadering van kleine winkeliers
werd gekozen, om onder leiding van den
opperrabbijn van de Joodsche gemeente te
Den Haag, den heer Pareira, den burge
meester te verzoeken als bemiddelaar op te
treden, had Maandag met mr. Van Leeuwen
een langdurig onderhoud. Naar een der com
missieleden ons mededeelde, verzocht de
burgemeester het verhandelde vooralsnog
geheim te houden. Slechts kan gemeld worden
dat de besprekingen een voorloopig karakter
droegen, en waarschijnlijk zullen worden
voortgezet."
De verzekering van den heer Hartz,
dat hij en zijn medejuweliers te eeniger
tijd bereid zijn" bemiddeling te aanvaar
den, mits er voorwaarden worden gesteld,
die beide partijen kunnen aannemen,
ware, dunkt ons, beter achterwege ge
bleven. De voorwaarde is, in hare alge
meenheid, eene vanzelf-sprekende, maar
het te eeniger tijd bereid zijn" [schijnt
van een hooghartigheid te getuigen, die
weinig past bij het besef, dat men ruim
twee maanden 600(3 arbeiders werkloos
gemaakt, en vele duizenden stadgenooten
benadeeld heeft, zonder een enkele poging
te doen om recht boven macht te plaatsen.
Intusschen verheugen wij er ons over,
dat thans door de winkeliers de tusschen
komst van den heer Van Leeuwen is
ingeroepen. Door wien zou men in
Amsterdam, met meer vertrouwen, zulk
een gewichtige taak zien aanvaard?
Is een democratisch meer
voudig kiesrecht mogelijk?
De thans overleden economist dr.
Schaffle noemt in zijn geschrift Deut
sche Zeit und Kern Fragen" vier voor
waarden om tot een goede vertegen
woordiging te geraken.
1. Zij moet volledig zijn.
2. Do partijen moeten vertegenwoordigd
zijn in verhouding tot hunne getalsterkte
in het land.
H. Zij moot geschikt en
4. Zij m jet onafhankelijk zijn.
Het valt niet te ontkennen dat betrek
kelijk weinig parlementen irt Europa
aan deze voorwaarden voldoen.
Duitschland b.v. kent voor den Rijks
dag het algemeen kiesrecht doch bij
gebrek aan een proportionneele ver
tegenwoordiging beantwoordt de getal
sterkte der partijen in het parlement
geenzins aan de partijverhouding der
kiezers.
Bij evenr. vort. zouden de soc.-dem.
126 (nu 80 leden); het centrum 80 (nu
110) leden tellen.
Belgiëkent de proportionneele verte
genwoordiging, doch geeft wegens de vóte
plural geen zuiver beeld van de
partijschakeering in het land.
De vraag is echter of ieder meervoudig
kiesstelsel een onzuiver beeld van de
partijschakeering geeft. Ja, indien men de
meervoudige stem rechtvaardigt door
bezit.
Neen, indien men een dubbele of drie
dubbele stem toekent op grond van eigen
schappen die in iedere sociale sfeer ge
vonden worden.
Welk anti-democratisch beginsel zoude
er bij betrokken zijn indien men allenhuis
vaders of weduwnaars met kinderen een
dubbele stem gaf of wel indien men n
stem gevende aan alle personen die den
leeftijd van vijf en twintig jaren hebben
bereikt, deze verdubbelde voor menschen
met rijpere ervaring b.v. op 45 jaren.
Niemand, dunkt me, zal in een dergelijk
meervoudig kiesrecht een stand- of
groepbevoorrechting zien. Mits men maar zorgc
dat, niet het bezit een grooteren invloed
verschaft. Want het bezit verschaft reeds
zulk een buitengewonen voorsprong in
het sociale en in het politieke leven,
dat het onrechtvaardig moet genoemd
worden om ook nog daarenboven door
politieke voorrechten dezen invloed te
vergrooten.
Bezien we het stelsel van het Belgisch
meervoudig kiesrecht eens meer van nabij.
Er bestaat ook ten onzent nog vry wat
misverstand hieromtrent.
Art. 47 van de Belgische constitutie
bepaalt:
De leden der chambre desrepr
sentants" (onze Tweede Kamer) worden
rechtstreeks op de volgende wijze gekozen:
Eén stem wordt toegekend aan de bur
gers, vijf en twintig jaar oud, minstens
n jaar wonende in dezelfde gemeente
en die niet om een anderen grond van
het kiesrecht verstoken zijn.
(In dit artikel wordt dus het algemeen
kiesrecht erkend).
Een dubbele stem (z. g. vote sup
plementaire) wordt toegekend op grond
van een der volgende voorwaarden:
1. Wanneer de kiezer den leeftijd van
35 jaar heeft bereikt, en gehuwd is of
weduwnaar met wettige afstamming en
ten minste aan den Staat betaalt vijf franc
personeele belasting van het huis dat men
bewoont, (tenzij men op grond van zijn
betrekking vrijgesteld is).
2. Wanneer hij vijf en twintig jaar oud
en eigenaar is:
a. hetzij van onroerend goed ter waarde
van 2000 franc;
b. hetzij van een inschrijving op het
grootboek der nationale schuld, van een
rentebewijs op de Belgische spaarbank
van ten minste van 100 franc.
De inschrijvingen in de spaarbank
boekjes moeten den titularis behooren
ten minste twee» jaar.
De inschrijving der vrouw mag gere
kend worden te behooren aan den man,
die der minderjarige kinderen aan den
vader.
Twee supplementaire stemmen worden
toegekend aan de burgers die 25 jaar oud
zijn en die
a. een bepaald diploma bezitten ;
/;. een bepaalde betrekking vervullen.
Niemand kan meer dan drie stemmen
vereenigen.
(De ondergeschikte punten laat ik ach
terwege, daar het ons hier om de hoofd
bepaling te doen is.)
Dit is zeker geen democratisch, meer
voudig kiesrecht.
Wel, geloof ik, geeft het meer dan ons
kiesrecht, en b.v. meer dan het Engelsch
kiesrecht maar nog steeds geeft het bezit
een zekeren invloed.
Ontleden we echter de verschillende
gronden waarop een dubbele'stem kan
worden verkregen.
Vooreerst de eigenschap van huis
vader.
In de Belgische wet is deze gebonden
aan eenige belasting en aan den leeftijd
van 35 jaar.
Doch losgedacht van beide voorwaarden
kan men niet zeggen dat in het toeken
nen van een dubbele stem aan den huisva
der iets anti-democratisch gelegen is.
Men herinnert zich nog de beweging
in April 1902 toen socialistische fractie
het voorstel tot revisie had ingediend.
Le suffrage universel pur et simple"
was hun eisch.
Het tegenwoordig algemeen kiesrecht
heeft men schertsend een gepasteuri
seerd algemeen kiesrecht genoemd.
Toch geloove men niet dat de soc.
dein. partij tegen iedere meervoudige
stem gekant is.
In het bekende werk Leparti
Socialiste en Belgiquo" door E. v. d. Velde
en Destrée, beiden leiders dier partij, iu
het licht gegeven, en waar men de ge
schiedenis van den groei en de wording
dier partij vindt beschreven, lezen we:
Ce vóte plural tait une nouveaut
dans Ie droit public européen. Il
correspondait a une appréhension assez
générale de ce que Ie suffrage universel
pouvait avoir d'aveugle et d'instable. Il
s'inspirait du désir d'accorder une
certaine prédominance, par l'attribution d'un
vóte supplementaire, a la fortune, a la
capacité, a la familie.
Cette dernière considération surtout
assura son succes en lui ralliant, lorsque
Ie S(uffrage) U(niversel) fut rejeté, len
progressistes. Il n'y avait en effet rieii
de choquant dans la concession d'uu
second vöte au père de familie; c'était
en quelque sorte l'embryo du vóte f
mi