Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1400
ran de daders veelal in ruimheid, die tot
onderhouden van hun voortbrengingskracht
noodwendig naar n kant moeten uitzien,
'k Geloof zelfs dat het voor een uitvoerend
kunstenaar fataal is, zoo hij bijzonder
critisch is aangelegd.
Critiek in lyrischen vorm, waartoe de
heer Plasschaert zoo gereedelijk geneigd is
over te gaan (en door te slaan) heeft onmis
kenbare waarde, maar zij moet voortdurend
in nauwlettendheid van beschouwing en
exactheid van onderzoek weerkeeren. 't
«Moet steeds het trachten blijven nog nader
te dringen tot den zin van een kunststuk,
tot de onnaspeurbaarste wendingen van zijn
intentie. De inhoud van n werk is zooveel
eindeloozer en gecompliceerder nog dan in
de meest uitvoerige beoordeeling kan terug
gegeven worden. Waarom, denk ik wel eens,
kan het oordeel over een schilderij zooveel
gauwer gevormd wordeu dan over een boek.
De wording van beide geschiedde, naar ver
houding, toch niet in zoo immens verschil
len van tijd. Bij een boek is men genood
zaakt alle bladzijden door te lezen, bij een
schilderij kan het oordeel zich onttrekken
aan de noodzakelijkheid het bij herhaling in
steeds liefdevolle aandacht te bezien. .Bij
een schilderij geeft bovendien de uitzegging
zich ineen niet zoo gereedelijk verstaanbaren
vorm. Critiek over een schilderij blijft nog
altijd 9p een afstand te groot tot directe
aanraking van vele aanzienlijke, kleine
gevoelsbewegingen, die den schilder bij zijn
werk geleid hebbeu. En daar hij zijn kennis
nemen heeft te vergemeenzainen met uitingen
van velerlei aard en richting, moet zijn
proefvermogen tot het uiterste i
jn-bewerktuigd zijn. Ieder criticus, die eens aan 't
schilderen of alleen maar een simpel ding
aan 't krabbelen gaat, voelt een tekort aan
levensvolheid in zijn andere werk. In zwij
ging gaan dan dingen voor hem open, die
't hem klaar maken dat de gezette beoor
deeling toch altijd te veel het van buiten
af toezien blijft, ik drijf hier opzettelijk
aan op de kwestie schilder-critici" door
den heer Plasschaert in zijn polemiek
met Veth opgehaald. De argumenten voor
het uitspraakrecht van critici, die aan de
praktijk geheel vreemd zijn, hebben een
zonderlinge waarde. Dus, litteraturen zou
den eerder bevoegd zijn tot oordeelen dan
schilders!
Die enkele aangehaalde gevallen betreffen
schilders die in een hoekje zaten met hun
kunstopvattingen en die bekrompen wilden
doen heersenen. Had hij als bewijs aange
haald, dat bv. Millet Rousseau minder wist
te begrijpen dan Xola of eenander litterator
uit diens richting, zijn tegenspraak was steek
houdender geweest. Leonardo is, meen ik>
eens opgekomen voor de bevoegdheid van
het leeken-oordeel over een beeldend kunst
werk,?Didérot daarentegen ontkende dit
weer. Ik ontken niet de mogelijkheid van
eefl juisten kijk op schilderijen bij leeken,
juister dan bij vele schilders zelfs, maar ik
houd staande dat met gelijken aanleg een
criticus die niet aan de praktijk vreemd is,
in zijn oordeel betrouwbaarder zal zijn.
Een schilderij-genieten is toch het zalig
weer vinden en in hoogere mate van aan
doeningen, die ons bij het zien in de natuur
reeds onbestemd bevangen hebben. Het
groote doel bij studie en arbeid van een
schilder is, niet zoozeer het gemakkelijk
naar de hand zetten van zijn werktuig,
maar het leeren zien. Die nooit lijnen
tracht te zetten of metterdaad kleuren wil
doen opleven, weet niet van het innigste
streelen der aandacht van de schoonheid.
Mocht het pok nooit tot iets gelukken, het
verlangen is weer heviger aangewakkerd
en gretiger zult ge het bereikte elders
opsporen. W. STEENHOFF.
1) Verschijnt den 15n van elke maand.
Uitgever "W. Versluijs, Amsterdam.
Een belangrijke ralirt
We ontvingen catalogi van een veiling door
Fred. Muller & Co., te houden in de Brakke
Grond op 3 Mei a.s. Daar worden weer zulke
gunstige uitzichten geopend op verrassingen
als de kijkdagen er zullen zijn, dat er nu
alvast wel voor belangstellenden een aan
kondiging mag gegeven worden. Om er eenige
voorstelling van te geven vermeld ik een serie
van 61 teekeningen door Israëls op zijn reis
door Spanje gemaakt, met een gevolg van
4 portretten van den meester door Veth
geteekend. Vervolgens de collectie Muyser,
bevattende van Israëls alleen al 25 schilde
rijen en teekeningen; verder noemt deze
catalogus namen van Bosboom, de drie
Marissen, Neuhuys, Rochussen, Monticelli,
Vollon, Breitner, Mauve, Weissenbruch etc, 'k
Noteer alleen de best klinkende namen. Dan
zal heel belangwekkend wezen daar bij elkaar
te vinden een collectie van 41 schilderijen,
aquarellen en teekeningen van den
wónderlijken Vincent van Gogh. De catalogus repro
duceert er enkele, en 't is toch fameus zoo
straf deze reproductie's hier weer aandoen.
Een veiling dus waarvan heel wat genot te
verwachten is op de kijkdagen : 30 April,
l en 2 Mei. W. S.
HIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIUIII1IIIII1IIIII1IIIIIIII1IIIII1IIIIIIIIIMIIIIIIII
Het beloofde Land. Naar het Noorsch,
van ALVILDE PRYDZ, door D. LOGEMAN
VAN DER WILLIGEN. Amsterdam. H.
J. W. Becht.
Waarlijk, de auteurs uit het hooge Noorden
hebben niet te klagen over gebrek aan be
langstelling van Nederlandsche zijde. Blijde
werden hier een Selma Lagerlöif wie las
niet Gösta Berling en Jeruzalem een
Geyerstam, om maar een paar namen te
noemen, ingehaald. En geen wonder. Er
is in die boeken iets van mysterie,
vanphilosofie, van melancholie en diepen ernst.
Sprookjes en oude sagen, .vertellingen van
lang, lang geleden, maar die nog voortleven
in de herinnering der eenvoudige bewoners
van dat land van bergen en fjorden, van
meren en bosschen en eenzame vlakten en
door de moeders worden verhaald aan de
kinderen gedurende de lange, donkere win
teravonden. ...
En de kunstenaars vangen die verhalen op
en geven weer in dichterlijken vorm, wat ze
hoorden.
En wij Nederlanders, zelf zoo arm aan
sagen en sprookjes, luisteren met stillen
eerbied naar de stemmen uit dat verre land
vol geheim en we geven ons over aan de
zoete bekoring van die wondere vertellingen....
Het succes ging niet onopgemerkt voorbij
aan uitgever en vertaler. Dra werden we
overstroomd met uit het Noorsch, Deensch
en Zweedsch vertaalde romans. Ze werd een
soort mode, die lectuur. Zou dit misschien
de reden zijn, dat vooral dames zich met
het vertalen schijnen bezig te houden? Me
juffrouw Meyboom, mejuffrouw Betsy Nort,
mevrouw Logeman....
De mode nu bracht ons niet altijd even
fraaie zaken.
Mevrouw Logeman, mede-redactrice van
het maandblad voor Scandinavische taal en
letteren, vertaalt uit het Deensch, Zweedsch
en Noorsch. Voor haar, ijverig vertaalster,
is elke auteur die in Nederland eenige be
kendheid zich verwierf, een begeerlijke prooi.
Toen dan ook Alvilde Prydz met Gunvor
Thorsdochter op Haerö" (vertaling Ph. Wijs
man) een welverdiend succes had behaald,
kon met vrij groote zekerheid het verschij
nen van Het beloofde Land, vertaling Loge
man" worden voorspeld.
En nu ligt dit boek vóór me, ter bespreking.
De titel deed groote verwachtingen geboren
worden en toen ik vóór in 't boek eenige
bijbelteksten zag afgedrukt, werden mijn ge
dachten teruggevoerd naar de heerlijke
oogenblikken van hoog genieten bij 't lezen van
Jeruzalem....
De teleurstelling is wel groot. Want ik moet
beginnen met te zeggen, dat dit boek een
mislukking is en dat 't gerust ongeschreven,
ten minste onvertaald had kunnen blijven.
Wat ik in mijn inleiding aanduidde als het
eigenaardig-schoone van de Scandinavische
literatuur, is hier ver te zoeken. Wel waagt
de auteur af en toe een poging... de wind
fluistert bladzijden vol geheimen ... de
bergfee toovert met haar staf... de zon, de water
val, de boomen, de bloemen doen soms erg
ongewoon en geheimzinnig en raar (een meer
bv. wiegelt)... maar neen, neen! 't is mislukt.
Ik wil die mislukking niet stellen geheel op
rekening van de schrijfster. Noorsch ken ik
niet en ik kan dus niet beoordeelen of in 't
oorspronkelijke de taal misschien zuiverder is,
meer vloeiend en teer en mooi, beter zich aan
past aan sprookjes en feeën en sagen. Maar wat
te zeggen van het Nederlandsen, waarin me
vrouw Logeman heeft goedgevonden dit werk
over te zetten. Van een paar jonge dames,
figuren uit dit boek, wordt gezegd: De
meesten hadden zich uit een groot gevoel
van onafhankelijkheid een bijzonder taaltje
eigen gemaakt." Of dat bij de vertaalster
ook de reden is, weet ik niet, maar haar
taaltje is zér bijzonder. Mevrouw Logeman
moest begrijpen, dat onmogelijk de inhoud
van een boek tot zijn recht kan komen, als
bijna op iedere bladzijde zeer
hinderlijkfoutieve, on-Nederlaiidsche uitdrukkingen
voorkomen. Over het onrecht, dier schrijf
ster aangedaan, zwijg ik nu. Die moet maar
voor zichzelf spreken. Maar de Hollandsche
taal, die zich niet verdedigen kan tegen zóó
ruwe verkrachting... voor haar moeten we
de wapens opnemen. Want niet alleen in
die boek is ze verminkt, soms tot onherken
baar wordens toe. Er wordt tegenwoordig
veel en slecht vertaald. (Ik heb namen ge
noemd en wil in dit verband mej. Meyboom
en den heer Wijsman uitzonderen. Zij ver
talen in goed Hollandsch). 't Moet waar
schijnlijk te haastig geschieden. Wanneer
telkens meer de aandacht werd gevestigd
op dit steeds grooter worderd kwaad, zou
den zeker de vertalers zich inspannen om
meer juistheid van uitdrukking, meer zuiver
heid in taal te verkrijgen.
?£ ?*
#
Mevrouw Thamrners had, vóór ze mevr.
Thammers was geworden, een anderen man
liefgehad en had wederliefde gevonden. Mijn
heer Stern 't is weer een andere Stern dan
die uit de Havelaar; ook weet ik niet of hij
in de koffie" was; de auteur vermeldt als
beroep: koopman, zonder meer) mijnheer
Samuel Stern dan, de man in kwestie, kon
poëtisch genoeg tegen zijn liefste spreken.
Kom", fluisterde hij, laten we gaan onder
de hooge bloemenboogen (de vertaalster ziet
niet op een o) nu in liet -avondrood alles,
alles is voor ons!" Maar toen het winter
was geworden en koud de natuur, scheen
zijn liefde ook wat bekoeld. Altbans op een
avond wilde zij zelf gaan zien oi het waar
was, dat als hij haar verliet, hij dan naar
de jonge actrice ging, die een gastrol in de
plaats vervulde. Haar broer had haar ge
troost en gezegd, dat als zij nu maar heen
ging, alles weer over zou zijn zij was hier
immers slechts te gast!" En hij was er l"
Ze liet zich niet door haar broer troosten,
maar ging heen.
Daarna had ze Arvid Thammers ontmoet
en toen dacht ze zelf ook dat hij de ware
wel zou zijn." Bovendien had ze een gevoel
gekregen alsof ze zich haasten moest om in
veiligheid te komen." Maar van hem ge
houden, dat had zij recht is recht!"
Zoo met de jaren echter was de liefde wel
wat gezakt. En op zekeren avond ging ik
naar Arvid ze zit dit later te vertellen
aan de bloemen en den wiud en zoo ? en
zeide, dat ik hem begon te vergeten. Arvid
lachte : Ik heb je immers en voor de rest
houd ik nooit zoo veel van iemand, dat ik
die niet ontberen zou kunnen." -n- Toen
sloeg er een kou om mijn hart en die bleef
er zitten. En er waren daarna tijden geweest,
waarop het haar voorkwam dat alles wat ze
doorleefd had, niet waar was geweest. Dat
het onmogelijk waar kon zijn dat Arvid
Thammers haar man was en dat zij moeder
geworden was van twee kinderen, die vol
strekt de haren niet waren." (Dit is nog al
kras; bedoeld zal zijn : die in niets op haar
geleken).
Wanneer we nu met mevrouw Thammers
kennis maken, is ze in een sanatorium ...
voor gezonden; althans van zieken en ziekten
wordt in 't boek niet gerept, behalve dan
van die om het hart geslagen kou, die was
blijven zitten. Ze is op een ochtend naar
een begroeide bergvlakte in de nabijheid
.gegaan waar alleen de wind op lange, on
hoorbare vleugelen (wat zijn dat voor vleu
gelen?) over heen gleed." Aan dezen wind
zit ze haar levensgeschiedenis te vertellen,
in een taaltje, als ik boven aangaf. Want ik
merk op, dat, waar ik citeer, ik dit woordelijk
doe. Aan jou kan ik 't zeggen," fluisterde
ze, want jij bent niet zooals anderen." En
terwijl ze daar zoo zit, ziet ze een van de
gasten van het sanatorium aankomen. Omar
Pascha zóó is zijn bijnaam knoopt een
gesprek aan. Het zal mij een genoegen zijn,
U wat te oriënteeren. We hebben hier prach
tig ontwikkelde exemplaren (hij heeft 't over
zijn medegasten). En de jeugd dan ! Hun
voorhoofd is gemerkt met een zeker soort
plebeï'sche genade Gods en daar loopen ze
mee rond en zijn ze nog trotsch op !" Zoo
gaat 't een tijdje door. Eindelijk, na eenige
zinspelingen ik zal 't maar zeggen; 't is
Stern zegt hij : Kent U me nu ?" Zij
sprong op van de steen, waar ze zat. Zij
staarde hem aan. En terwijl ze staarde, werd
haar aangezicht grauwbleek." Ja," zegt hij,
U uit Bergen en ik uit Kristianii, ja bot
singen (!) komen in de wereld meer voor...
De lezer met zelfs zeer bescheiden
phantasie kan nu wel een honderd bladzijden
overslaan, tenzij hij prijs stelt op een voor
beeld hoe men niet moet schrijven. De ge
schiedenis heeft 't gewone verloop... up
and down. Daar boven op die bergvlakte
wordt je zoowat afgehandeld ' Ongeveer op
't eind van het tweede hoofdstuk zijn we
zóó ver, dat de hereeniging van de twee
gelieven schijnt te kunnen plaats vinden.
Want de bezwaren, die in zoo'n geval ge
lieven nog maken, van plicht en eer en zoo
wat en het op dien grond elkaar vaarwel
zeggen, we weten nu wel hoe het daarmee
gaat in romans als deze. Ze zijn dus geen
beletselen meer.
O ja, toch. Zij had een man.J Geen bezwaar.
Een auteur die daar geen raad op weet, is
een auteur van niess. Toen ze op haar kamer
kwam, lag er een telegram en een brief.
Het was van Arvid's zuster. Het meldde,
dat Arvid ernstig ziek was. Zij scheurde
den brief open. Die was ook van Arvid's
zuster. Na een zeiltochje met zijn vrienden
had hij 's nachts een attaque gekregen en
was eenige uren later gestorven. Verwonderd
las ze dan den brief, dan weer het telegram.
Ze vond het jammer voor Arvid dat hij dood
was. Ze kon het zich niet voorstellen. Het
was onmogelijk dat Arvid dood was. Won
derlijk toch wat züal niet bedenken kon.
Natuurlijk was Arvid niet dood, dat was hij
immers nooit, als zij thuis kwam. Integen
deel. Dan hadden ze het juist zoo gezellig."
De zwarigheid van dien echtgenoot was
dus opgeheven. Maar, da's waar ook. Stern
was óók getrouwd. Zou die dame misschien....
't hoofdstuk is bijna uit... maar neen, zelfs
de durf van een auteur heeft grenzen en
belast met mevrouw Ste n sukkelen we het
derde en laatste hoofdstuk (alle goede dingen
bestaan in drieën) in.
Eenige jaren later. Ik vind dit niet aardig
van de schrijfster. Wanneer men toch bedenkt,
dat zij" zoo langzamerhand de vijftig nadert,
is het plicht wat spaarzaam met de jaren te
wezen. Anders gaat de aardigheid er wel wat
af. We zien onze vrienden weer terug in het
sanatorium. Mevrouw Stern heelt in dien
tusschentijd de auteur uit de verlegenheid
geholpen door er met een ingenieur van door
te gaan, naar Amerika nog al. De lezer kan
dus ook het derde hoofdstuk overslaan. Eind
goed, al goed. Beide zoo om en de bij de
vijftig, zij oud al en grijs en met rimpels, zooals
ze zelf zegt, stappen ze hand in hand naar
't beloofde land. Adieu, adieu hoor! goeie
reis, goeie reis.
* #
#
Den lezer die door bovenstaande aanha
lingen nog niet voldoende overtuigd is van
de gruwzame mishandeling die de vertaalster
de taal heeft doen ondergaan, bied ik onder
staand lijstje aan, een zeer onvolledig uit
treksel bevattende uit een lange, al lezend
samengestelde lijst van taalongerechtigheden,
die op haar beurt op volledigheid allerminst
aanspraak maakt.
Pag. 8: die droge stem, die altijd alles
zoo vreeslïjk goed wist. 12 : hij voer uit op
zijn eigenaardige zachtmoedige manier. 30 :
het meisje verschrok hevig. 33 : terwijl hij
sprak had hij haar zitten aankijken en had
haar gebogen Amorsmondje het meest ver
nietigende wapen gevonden, dat hij nog
ooit gehanteerd had (?). 38 : zoolang het hun
gevoelige hartjes en hun ijverige rozeroode
vingertjes nog niet ingevallen is, dat er be
hoefte is... 45: zij moest wederom haar
oogen laten zinken. 46 : Er was iets in haar
toon, dat een afsfand tusschen haar en haar
dochter inlegde, die... 49 : zijn stem ver
voerde haar gemoed. 55 : Een overvloed van
bloemen daalde neer, verbleekte en... 68 :
Haar handen en voeten, haar hart en haar
ziel, alles dorschtte. 70: de zonsondergang
is harmonisch en afgeklaard (Vlaamsch ?)
88 : Ik legde mij op de knieën voor haar.
91: in vroeger dagen had men een vloed,
(de zondvloed is geloof ik bedoeld) waarin
men alles uitwierp (verontreiniging openbare
wateren) 101 : de stem die om en om sloeg.
127 : alsof er niet veel meer dan een paar
bladen van haar levenstaak over waren. 136:
en toen zij naar boven gestegen was (naar
beneden stijgen ?) 140 : Er straalt een duister
nis van je uit. 143 : ... een man die zoo ge
streden heeft tot de strijd even heet werd
als het zand in de woestijn. 164 : Wat is
het", vroeg hij weer. Wilt u de moleculen
in een andere richting hebben ? Is het hier
niet koud en vochtig ? Hebt u 't goed". Ze
glimlachte onverschillig. 105 : ze werd ver
legen en berouwde wat ze gezegd had. 174:
Ja, de werkelijkheid, die we beide erkennen.
175: een droge, koude waarheid. 183: die
kracht, die zij door haar heele zelf voelde
stroomen. 192 : en als men wat meer om
zich heen ziet, legt men een anderen maat
stok aan. 190 : en men mee kan helpen om
de groote tijden der toekomst op te bouwen.
202 : zij schudde haar hoofd tusscheii haar
handen heen en weer. 205: Geef mij n
enkel woord, zoodat ik iets heb om mij aan
te warmen. 216: Haar lach klonk zoo klinkend,
dat geen vogel des hemels het haar na zou
kunnen doen. 217 : Geheel vergeefsch (och)
legde hij haar uit. 244 : zij ging een eindje
uit naar het park. 245 : en hem helpen
rondleiden in zijn nieuwe wijsheidsbronaen.
253: Ik had nog nooit een dood bijgewoond..
255 : zij draaide de groote rots om, die dwars
voor haar lag (zwaar werk nog al voor een
dame) 283 : weet je nog van toen ? Ja, we
wilden dat de tijd niet vergaan zou .. .
kindHef (50 jaar) waar denk je aan ? Mijn ge
dachten staan stil en verroeren zich niet.
Maar zeg het mij nog eens Satnuel, dat je
van me houdt. Ik heb zoo'n dorst om het te
hooren. Ik vind het, zoo wonderlijk, ik zal
het weldra nog eens moeten vragen....
Is 't zoo genoeg lezer? Wordt 't niet tijd
eens krachtig op te treden tegen dergelijk
geknoei met onze Hollandsche taal ?
J. TEN C A TE.
Dr. A. S. KOK en Louis D. PETIT, Mul
tatullana. Verspreide en onuitgegeven
stukken met bibliographie. Baarn,
Hollandia-drukkerij. 1903.
Door de samenwerking van de heeren
Kok en Petit is een zeer belangrijk en aller
aardigst boekje met Multatuliana verschenen.
Van den laatstgenoemde is natuurlijk het
bibliographisch gedeelte en dit is dus zoo
nauwkeurig en volledig als maar mogelijk
was. De geschriften van E. Douwes Dekker
zijn naar de tijdsorde hunner verschijning
opgegeven 't eerste is Geloofsbelijdenis van
1859 waarbij dan tevens wordt vermeld
wanneer ze zijn herdrukt en waar of waarin
die herdrukken zijn te vinden. Ook de ver
talingen zijn met groote nauwgezetheid
opgeteekend en zelfs de beoordeelingen zijn niet ver
geten. Wie zich rekenschap van de beteekenis
van Multatuli «n zijn invloed wil geven, kan
het zonder deze bibliographie moeilijk stellen.
Maar ook de mededeelingen van dr. Kok
zijn daarvoor onmisbaar tenzij uien zélf
een zoo rijke verzameling Multatuliana mocht
hebben aangelegd, als deze vlijtige literator
heeft bijeengebracht. Maar ook dan nog zal
men met groot genoegen dit werkje lezen.
Dr. Kok heeft de benijdenswaardige gave om
op interessante wijze mededeelingen te [kun
nen doen over groote mannen. Hij boeit. In
n achtermiddag heb ik zijn Multatuliana
doorgelezen en onderwijl vergat ik totaal dat
ik op het punt stond om uit te gaan. Eerst
bij herlezing werd ik wat critisch en op 't
gevaar af van ondankbaar te schijnen, waag
ik het hier enkele mijner opmerkingen neer
te schrijven.
De auteur beweert ergens, dat er doel en
methode" is in zijn rhapsodische verzame
ling". Ongetwijfeld is er dat in. 't Doel is:
bijdragen te leveren tot juiste en bilhjke
waardeering van Multatuli en bouwstoffen
voor den lateren biograaf, die o. a. den indruk
moet schetsen door deze geheel eenige ver
schijning van de 19de eeuw op het geestelijk
leven van zijn tijd gemaakt. De methode :
een keus uit de verspreide en onuitgegeven
stukken ran en over Multatuli af te drukken,
waarbij zoowel vriend als vijand aan het
woord komt. 't Doel is voortreffelijk. De
methode heeft haar gevaren. Over een keuze
valt altijd te twisten. En misschien is het
de vraag of voor zulk een doel een keuze
mag worden gedaan. Had de heer Kok niet
alles moeten geven, waarover hij te beschik
ken heeft ? Is, doende gelijk dr. Kok deed,
een onpartijdig oordeel gewaarborgd? Meent
de auteur werkelijk, dat hij niets anders is
geweest dan een opperman, die voor den
metselaar steenen en kalk aandraagt. Dat
hij neutraal is gebleven?
De heer Kok zal zich mogelijk willen
verdedigen met de opmerking, dat hij aan
een bepaald bestek gebonden was. Nu goed,
maar laat hij zich nu niet verbeelden, dat
hij ook maar een greintje meer neutraal is
dan een regeering voor wie 't openbaar
onderwijs een voorwerp is van aanhoudende
zorg. Oprechtheid is trouwens dr. Kok
weet het beter dan iemand meer waard
dan kleurlooze onpartijdigheid.
Hier en daar nu meen ik in de woorden
van dr. Kok een toon te hooren klinken,
die de harmonie van 't geheel verstoort. Het
komt mij voor dat hij een grooter vereerder
is van het machtige genie dan hij openlijk
durft bekennen en zich daarom een enkele
maal verontschuldigt, waar verontschuldiging
geen zin heeft. Ook, dat hij expresselij k naar
bijzonderheden heeft gegrepen, die een be
schuldiging van een exces d'honneur bij voor
baat moeten weerleggen. Ook, dat hij wel
eens Opzettelijk een exces d'indignitéheeft
verzwegen. Of is het onopzettelijk dat er in de
Multatuliana geen melding is gemaakt van
de vernietigende critiek in een groot dagblad
over de eertte vertooning van Vorstenschool
te Utrecht toen die vertooning, tengevolge
van onverwachte omstandigheden, nog niet
had plaats gevonden? En waarom worden
met zooveel nadruk Van Sandick en Kielstra
aangehaald, terwijl er van de geschriften en
artikels door dr. Swart Abrahamsz uitgelokt,
geen schijn of schaduw is te vinden? En
vooral: hoe strookt niet den eerbied voor
Multatuli en de waardeerende woorden over
Mimi, het opnemen van de Fransche brieven
van Eduard Douwes Dekker Jr.? Heeft dr.
Kok niet begrepen dat de zoon van Multatuli
zich daarmee een oordeel heeft geschreven
en er voor de nagedachtenis van dezen bijna
niets grievenders kan worden gedaan dan die
documenten uit de vergetelheid op te rakelen ?
Deze Fransche brieven zijn in alle opzichten
een kolossale vergissing. Bij een herdruk
der Multatuliana zullen ze, hoop ik, verdwij
nen, of ??alle beschikbare bescheiden zullen
gegeven worden. In déze geldt: die geeft
wat hij heeft, is waard dat hij leeft.
Utrecht. W. PIK.
Dr. A. ALETIUNO. Opleiding en examen van
verpleegsters. F. van Hossen 1904.
In een als boven getitelde brochure heeft
dr. A. Aletrino, de ijverige voorvechter van
de belangen van de verpleegstersbond een
viertal artikelen bijeen doen afdrukken, die
tevoren van zijn hand in tijdschriften waren
verschenen. Vooral het eerste artikel over
achteruitgang van den verpleegstersstand
en de middelen om dezen tegen te gaan,"
getuigt van een flink durven de nadruk leg
gen op de misères, die de leerlingverpleegsters
tijdens hun opleiding, en de verpleegsters in
hun carrière ontmoeten. De opleiding onzer
verpleegsters allereerst is in de grond ver
keerd, is eigenlijk geen opleiding, omdat er
geen goede leermeesters(essen i zijn, en omdat
de tijd tot studie ontbreekt; liet is een van
de ochtend tot de avond meesjouwen en
zwoegen, terwijl de besten pogen aldoend iu/g
eenige practische wenken op te vangen. Na
drie jaren zware arbeid, die menig dienst
meisje of werk vrouw te moeite vol zou toe
schijnen, kunnen de leerlingen examen doen
en bij slagen een diploma behalen, dat hun
eenige (!) meerdere waarborg (geen recht!)
geeft om aangesteld te worden als gediplo
meerd verpleegster" in een ziekeninrichting.
Ondanks dit diploma staan zij echter in de
practijk der verpleging, maar vooral in de
maatschappij, als een kat in een vreemd pak
huis; zij missen volgens dr. A. A. de eigen
schappen van een goede verpleegster, en vooral
zy hebben in 't geheel geen opleiding gehad
voor de betrekking van hoofdverpleegster,
directrice of wij k verpleegster. Juist deze
laatste betrekking stelt hoge eischen, waar
voor de gediplomeerde verpleegster de kun
digheden niet heeft kunnen leren: eenige
kennis van huishouden, koken, naaien, ver
stellen, enz,; ze heeft geen begrip van armen
zorg of van de sociale ven oudingen en toe
standen harer wij k-zieken, mist ook de takt,
de menschenkennis en vooral de hoo'-nodige
gemoeds-beschamng, die in het ziekenhuis tijdens
de lijdens- en leerlingjaren geheel zijn ver
waarloosd, waar de zieken slechts nummers
zijn ! Dit alles wil dr. A. A. verbeteren door
een school voor leerling-verpleegsters, waartoe
het eindexamen 3-jarige H. B. S. toegang
verleent, ea van waaruit de leerlingen van
liet twede tot het vierde jaar als externen
behulpzaam zijn in de ziekenhuizen, op allerlei
afdelingen, zoodat dan het dubbele voordeel
is verkregen, dat de taak der eigenlijke ver
pleegsters verlicht wordt en dat de leerlingen
in hun opleidingsjaren minder worden afge
beuld, maar zoowel practische (door een goede
hoofdverpleegster) als theoretische kennis
opdoen. Het komt referent voor, dat deze
school noodzakelijk een staats-instelling zal
moeten zijn, ongeveer als de kweekschool
voor vroedvrouwen is, met toekenning van
een staats-diploma, dat nu ook werkelijke
effectus civilis voor alle ziekenhuizen moet
bezitten. Men zal echter wél doen met vóóraf
alle ziekenhuizen tot staats-instellingen te
maken, en van de Staat te eischen zooals
referent reeds vroeger elders deed dat in
alle gemeenten of groepen van dicht bijeen
gelegen gemeenten van staatswege een be
hoorlijk eenvoudig ziekenhuis W7ordt gebouwd
en geëxploiteerd. Zooals nu de toestand in
de kleinere gemeenten is, zal het moeilijk
uit te maken zijn wat meer urgent is: het
vraagstuk van het onder dak brengen en ver
plegen van alle arme zieken, of dat van de
noden der verpleegsters. Vermeerdering van
het aantal ziekenhuizen zal de vraag naar
verpleegsters verhogen en dus de
verpleegstoestand ten goede komen !
Behalve deze school, die zijn leerlingen als
externe hulpen naar de ziekenhuizen zendt,
wil dr. A. A. een nadere opleiding voor hoofd
verpleegsters, voor directrices van zieken
huizen, terwijl de latere particuliere ver
pleegster vóórdat zij zich in de practgk
begeeft eerst een halfjaar klasse-patiënten
zal moeten verplegen in een inrichting voor
betalende en vermogende patiënten. Dit
laatste is inderdaad zeer nodig. Thans verle
ren de leerlingen in hun 3-jarige gasthuis
periode alle omgaan met beschaafde menschen
en hebben geen ogenblik tijd om zich op de
hoogte te houden van de gebeurtenissen in
de maatschappij. In de school van dr. A. A.
zullen zij een 8-urige werkdag hebben, en
dus wel degelijk tijd over hebben om zich
met allerlei couranten, studie en literatuur,
gezellige omgang, enz. op een beschaafde
hoogte te kunnen handhaven. In
bizonderheden geeft dr. A. A. dan verder aan hoe
iedere verpleegster ook na het examen zich
verder in haar speciaal vak zal kunnen ont
wikkelen, dus een nadere opleiding ontvangen.
Het eerste artikel is de lezing zeer waard,
geeft blijken van een warm hoofd voor de
verpleegsters, zoodat zij den schryver voor
zijn herdruk zeer dankbaar zullen zijn. Mogen
nu ook do examen-autoriteiten of liever
nog de regering de wenken zich ten nutte
maken en de hoognodige verbeteringen aan
brengen. Verhoging van salarissen, voldoende
vacantie's (staats)-pensionering zullen dan
vanzelf tot hun recht komen.
De overige drie, kleinere artikeltjes in dr.
A. A.'s brochure handelen over het instellen
ran een staatg-examen, waarbij dip|omata aan
verpleegsters worden uitgereikt, welke dan
gelijkwaardig zullen zijn, wat thans lang niet
het geval is, nu verschillende particuliere
vereenigingen ze verlenen!; over het concept
reglement" voor de examens van zenuwver
pleegsters ; en het laatste artikel over rege
ling van staatswege" van het examen voor
verpleegsters, hetgeen ten einde zou maken
aan het gebeunhaas", dat di.or
ongediplomeerden, ja zelfs door ouderwetsche bakers
met dotten" ten-koste van de werkelijk ge
schoolde en gediplomeerde verpleegsters plaats
vindt.
De lezing der brochure in zijn geheel moge ,
de verpleegsters in Nederland een schrede
nader brengen bij het ideale type, dat dr.
A. A. zich denkt.
Putten, (Velu\^), April 1904.
H.
IIIHIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIII Illllllllllllllllllllllllll
40 cents per regel.
MinuiiiiiiiiiimiHiiiiiifiifiiiMifiiiiiiiimniiiiuiiiimimii
Zeker en pijnloos werkt het sedert 30 jaren
erkende fl^T" Echte Radlaner'srhe
Eksteroogenmiddel. "^B% Opfennigp. flac. Slechts
echt met de firma: KRONEN AI'OTHEKE,
Berlijn. Depot in de meeste Apoth. enDrogisten.
De Phonola
is het beste
pianospeelapparaat, daar:
allén de
phonula een om
vang heeft
van 72 tonen
en daardoor
oorspronke
lijke zetting
garandeert ;
; allén de
phonola een gedeelde scala heeft en daardoor
iedere nuance in het spel kan «.?v..in ;
allén de phonola, geheel tropisch gebouwd,
in iedere houtsoort, slechts 550 jruld"n kost.
Bezoekt on/e gehoorzalen, gevestigd:
Den Haag, Passage 14 20, Maatschappij
Phonola; Amsterdam, Kalverstraat 5i'>.
l'ianohandel, L. W. WIEGANT; RoW-nl,,,,,,
Coolsingel 5, Pianohandel; A. BUNK.
Dagelijks Matinee. Toegang kosti-loos.
Maatschappij PüoDola, f. NAES-3EMS,
Passage 14, den Haag.
~BIJWIELEN~
2 jaar garantie.
A. DRUKKER & Co., Amsterdam,
O. Z. Voorburgwal 242 en 248 bjd I ,'nnstraat.
Prijscouranten gratis en fraiu1».
CHOCOLA.T-VEEN
ARTISTIQU
LE PLUS DELICIEIX
CHOCOLAT POÜR CROQUKR.