Historisch Archief 1877-1940
Ho. 1400
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
HET LEES MTJSETJIS/E TE
HET OUDE LEESMUSEUM.
De stichting van het Leesmuseum te Am
sterdam gaat terug tot meer dan eene eeuw,
tot 1800. Offi jieele stukken en bescheiden ont
breken, waaruit het jaar van sticnting blijkt.
Vasten grond geeft een brief van den Staats
man A. B. Falck, geschreven in de dagen
van zijn ambteloos leven, toen hij woonde
in het Huis ter Noot. nabij het Haagsche
Bosch, gedateerd 7 Maart 1836 en gericht
aan den heer C. Vollenhoven,
SecretarisGeneraal van Binnenlandsche Zaken.
Het is (7 Maart 1836)" schrijft Falck
ongeveer drie dozijn jaren geleden, dat wij
tezamen het Amsterdamsen Leesmuseum in
het leven riepen."
Er is thans kwestie van een diergelijke
inrichting voor den Haag en dewijl het
getal der liefhebbers in de laatste twee
dagen boven alle verwachting aangegroeid
is, mag ik niet langer uitstellen om u te
verzoeken mij ook uwen naam te leenen,
-ten einde u evenmin als mij de eer ontga
van onder de fundateurs gesteld te worden,
welke noch aan ballptage noch aan entree
geld onderworpen zijn. De jaarlijksche con
tributie ?20; het lokaal of in de Nieuwe
Doelen of in Diligentia; het hoofdoogmerk
aanvankelijk de lectuur van Fransehe,
Eugelsche en Hoogduitsche tijdschriften voor
Letterkunde en Wetenschappen. Ik zeg
aanvankelijk"v want komen wij eens in zekeren
gang, zal die kring zich allengskens even
als voorheen te Amsterdam zóó verwijden,
dat wij ook buitenlandsche dagbladen en
nieuwe boeken aanschaffen kunnen.
Meld mij, zoodra ge een oogenblik tijd
hebt, hoe uw geest daaromtrent getuigt."
Falck is van al de oprichters een der
werkzaamste geweest, zooals blijkt uit het
levensbericht van een zijner mede-oprich
ters, (?) van den dichter Hendrik Harmen
Klijn, voorkomende in de Werken der Maat
schappij voor Nederlandsche Letterkunde
te Leiden." De hoogleeraar J. de Bosch
Kemper vertelt daarover het volgende:
Reeds zeer vroegtijdig was bij Klijn de
zucht levendig om mede te werken tot het
tot stand brengen van nuttige instellingen.
In het begin van deze eeuw, toen de letter
kunde zoo in omvang begon toe te nemen,
dat particuliere bibliotheken niet meer ge
schikt waren het letterkundig nieuws te
bevatten, rigtte hij met Falek en eenige
andere vrienden het Leesmuseum te Am
sterdam op."
"Wie zijn de eerste leden van het Lees
museum geweest ? Een koperen gedenkplaat
geeft het antwoord.
Op denzelfden dag, 17 November 1800,
zoo staat op die plaat te lezen dat
het Leesmuseum te Amsterdam was op
gericht door de heeren: A. R. Falck';
J. R. Deiman; D. J, van Lennep en C.
Vollenhoven, hebben zich bij hen aange
sloten de heeren: J. Berens de Wilde; W.
J. v. d. Muelen; Jan Frederik Helmers;
Joh. de Thomése; M. Baker Jr.; E. A.
Brugmans; Cornelis Loots; W. Willink;
?G. J. E. Smissaert; E. C. d'Énggelbronner;
W. A. Ockerse; D. Dylius; K A. Entrop
Muller; C. A. de Chaufepié; Jan de Bree,
.Oz.; O. R. VaiHanJt; J. Oommelin; A. v. d.
"Wagenwaren; G. G. Clifford; Messchert
van Vollenhoven; Wolter v. d. Poll; C. L.
Brauns; S. A. Ghasenus; O. de Winter Nz.;
D. L: Oskamp; J. de Bosch; Reinhard
Carp; D. de Bosch en R. H. Arntzenius.
Al mogen op de koperen gedenkplaat vier
personen als oprichters van het Leesmuseum
genoemd worden; eigenlijke oprichters zijn
er twee geweest: A. R. Falck en . Vollen
hoven. De twee andere genoemden vormden
met de twee stichters, wier vrienden zij
waren, de eerste vier commissarissen.
t" De allereerste plaats der vestiging van het
Leesmuseum was in een buurhuis aan het
Rokin bij Pache, op den hoek der Gapersteeg.
Van daar werd het verplaatst naar het
Rokin, het tweede huis van (ie Taksteeg,
ter plaatse waar het nog is.
Op de plek, waar thans het Leesmuseum
zich verheft, stond in de 17de eeuw eene
groote huizinge: De dom van Keulen"
genaamd. Men ziet het op eene oude af
beelding, voorstellende een groot waterfeest
op' den Amstel aan het Rokin, gegeven in
1638, ter eere van het bezoek van Maria
de Medicis aan Amsterdam.
Het huis, van waaruit men dit schouw
spel zien kon, in 1684, 1744 en 1767 nog
bekend onder den naam: De Keulsche
Dom," komt later, verbouwd of niet verbouwd
in 1781, toen het logement geworden was
voor, als: het huis, waar de eerste Engelsche
bijbel" uithangt.
De schilder-tooneelspeler Jelgerhuis heeft
[Het huis: De Keulsche Dom, op 't Bokin bij de Taksteeg; later, nog in de 17e eeuw, het logement: D' Eerste Enyelsche bijbel.
Naar de schilderij ,van J. JBLGERHUIJS EZN.
waar" eertijds de Roó-Bock" in den gevel
stond, aangekocht, en weer later pakhuizen
in dezelfde steeg.
Na den aankoop van het huis op den
hoek der Watersteeg, werd het Leesmuseum
verbouwd, onder leiding van den architect
Gosschalk, en kreeg het aanzien volgens
de afbeelding waarop een deel van het Rokin
voorkomt. Het Leesmuseum telde in 1864
vier honderd leden. In 1865 vereenigde het
zich met Het Lees-Kabinet" uit Het Vosje",
de huidige sigarenfabriek van Goubny en
Baar aan 't Rokin. Thans telt 't Leesmuseum
1500 leden. De contributie bedraagt f 26,50
's jaars, voor studenten enbuitenleden ?16,50.
De huidige commissarissen van het Lees
museum zijn: mr. J. G. N. de Hoop Scheifer,
voorzitter; mr. H. J. Biederlack,
geheimschrijver; mr. L. H. Feschotte, penning
meester; dr. S. van der Horst, ds. A. E. van
der Dussen, mr, F. E. Posthumus Meijes,
mr. Joh. M. Jolles; Th. jSanders, prof. dr.
J. K. A. Wertheim-Salomonson.
Bibliothekaris is: D. Smit, benoemd in
1898, onder-bibliothekaris: A. D. Löhning,
benoemd in 1868; conciërge; A. Holt, aan
gesteld 1897.
Het geheele personeel, klerken,
zaalbedienden, portier, picolo, gezellen en
jonggezellen, er onder begrepen, bedraagt zes
tien personen.
De bibliotheek bevat 100,000 banden.
In de zalen liggen ter lezing 62 verschil
lende Nederlandsche en
Nederlandsch-Indische couranten; 13 Fransehe, 17 Duitsche
en 15 Engelsehe en Amerikaansche dag
bladen; 47 Hollandsche, 14 Fransehe, 26
Duitsche en 22 Engelsche tijdschriften en
9 Ex. met 293 verzendingen; Revue des deux
mondes 21 Ex. met 480 verzendingen; Deutsche
Rundschau l Ex. met 191 verzendingen;
Eigen Haard 12 Ex. <aot 392 verzendingen -,
Illustrated London News 19 Ex. met 573
verzendingen; Ueber Land und Meer 16
Ex. met 401 verzendingen; Illustrirte
Zeitung 13 Ex. met 380 verzendingen; enz.
In de laatste jaren bleek het leesmuseum
te klein en te ongeriefelijk, vooral met het
oog op de studiezaal. Daarom werd besloten
het oude gebouw te slechten en een nieuw
op te richten.
Den bouw werd opgedragen aan den
bouwheer C. B. Posthumus Meyjes.
Tijdelijk kwamen de leden nu saam in
het voormalig tablissement: De Zon in de
Vijzelstraat, No. 56?60. In korten tijd en
goede orde wist de bibliothekaris, D. Smit,
de honderd duizend boeken van het eene
gebouw naar het andere te brengen. Den
20sten Oktober, 1902 's avonds te 6 uur, werd
het Leesmuseum aan het Rokin gesloten,
en dat in de Vijzelstraat reeds Dinsdag 21
Oktober 's morgens te 9 uur geopend. Dit
Leesmuseum zal nu 's avonds 28 April ge
sloten en het nieuwe 's avonds 29 April
geopend worden.
Het zal zijn, een komen-uit-verdrukking
in heerlijkheid.
* **
HET NIEUWE LEESMUSEUM.
Op de laatste vergadering van
Heimathskunde, in een der groote steden van
Duitschland gehouden, heeft een korte rede van een
der sprekers algemeene instemming gewekt.
Hij betoogde, dat Heimathskunde de zaak
UÖd
n m )i
f
Het Leesmuseum, na de verbouwing in 1877; geslecht in 1002.
het oude gebouw, het logement, waar de
eerste Engelsche bijbel" uithing, voor de
vergetelheid bewaard. In 1820 schilderde
hij het uit. Naar zijn schilderij is bijgaande
afbeelding genomen.
g Het oude huis afgebroken zijnde, werd
een nieuw opgetrokken, het eerste Lees
museum.
Na verloop van jaren, in 1871, toen door
aanwas van leden, zich behoefte aan ruimte
* voor bibliotheek en verzendings-zalen deed
gevoelen, werd het huis naast het Leesmu
seum, op den hoek van de Watersteeg,
geïllustreerde bladen; terwijl de afdeeling
Rechtsgeleerdheid en Staatswetenschappen
niet minder dan 36 onderscheidene vakbladen
en tijdschriften telt. Daarenbovenzijn er 67
tijdschriften voor de medische afdeeling.
De staat van het aantal van enkele tijd
schriften en bladen is niet zonder belang.
Bij de vereeniging van het Leesmuseum en
Leeskabinet werden ter lezing o. a. aange
kocht voor al de leden: Eén Gids, n
Revue des deux mondes, enz. Thans worden
er vereischt, van De Gids 27 exemplaren
met 580 verzendingen aan huis; Elzevier
te eenzijdig opvatte. Niet alleen het schoone
historische en kenmerkende uit het verleden
dienen bewaard en beschut, maar het schoone
en kenmerkende, in het bizonder het eigen
aardig karakter van land en landaard
verwaarlooze men in het heden zoo mogelijk
niet in nieuwe scheppingen. Het nieuwere
sluite zich aan het goede oudere aan.
Het heeft den schijn of de heer C. B.
Posthumus Meyjes, de bouwmeester van het
nieuwe Leesmuseum te Amsterdam, van dit
begrip doordrongen is geweest.
Als men staat op de brug bij de Munt,
doet het nieuwe Leesmuseum zich gunstig
en sprekend op. Het gebouw vloekt niet
tegen het oudere stadsgedeelte, het sluit er
zich bij aan. Het nieuwere heeft zich aan
het oudere aangepast; het roode dak met
geestige lijnen doet goed. Zoo van de Munt
gezien treft den leek het goede silhouet
van het gebouw, dat het Amsterdamsche
stedekarakter van het Rokin niet bederft.
Voorts wijst, haar leekenopvatting, het uiter
lijk de bestemming aan. Voor het gebouw
zelf staande, geven de groote ramen duidelijk
aan de groote zalen, die zich er achter
bevinden, en de kleinere de kleinere ver
trekken. De baksteenbouw, met balkon en
onderpui van hardsteen, afgewisseld door
zandsteen, steken, bij nieuwere opvatting,
niet hinderlijk bij ouderen bouw van het
schoone Rokin af.
Ons, leeken, doet het geheele gebouw,
aangenaam aan. '
De bouw heeft ook zijne geschiedenis.
Onspoed is niet uitgebleven. De werksta
king van 1903, en de doorbraak hebben den
voortgang belemmerd.
Toch is het gebouw, dank zij den ijver
en de voortvarenheid van den aannemer, den
Heer C. J. Rijnierse, in korten tijd, opge
trokken. In Aprii S03 dreven de kruiwagens
nog in het water van de doorbraak.
Toch kon 3 Juni daaraanvolgende de
eersten steen worden gelegd. Dat was een
gewichtige dag. In de zoogenaamde Put"
waren vereenigd mr. J. G. N. de Hoop
Scheffer, voorzitter van het Leesmuseum
met zijne familie, de kommissarissen: ds.
A. E. van der Dussen, mr. F. E. Posthumes
Meyjes, Th. Sanders, en mr. L. H. Fescbotte,
benevens de bibliothekaris, de heer D. Smit,
de onderbibliothekaris, A. D. Löhning, de
conciërge, A. Holst, en enkele belangstel
lenden. Vroolijk wapperde de driekleur
boven hunne hoofden.
De bouwheer de hr. C. B. Posthumes
Meyjes riep den aanwezigen een welkom
in de put" toe. In opgewekte toespraak
herinnerde hij aan al de moeilijkheden der
voorloopige werkzaamheden. De moeilijk
heid" zeide hij o. m. om van de zoo
veel maal honderd duizend steenen, die het
nieuwe gebouw zouden vormen, den eersten
steen te leggen, heeft geen man op zich
durven laden. Hij achtte zich gelukkig,
dat er toch iemand gevonden was, die deze
zware verantwoordelijkheid op zich zou
durven nemen.
Dit durf-alletje was het lieve dochtertje
van den voorzitter van het Leesmuseum
van mr. J. G. N. de hoop Scheffer, het
kleine Germaantje, de blonde Louise Marie.
Deze kwam nu met vriendelijken
kinderlach naar voren. Het schootsvel werd haar
voorgehouden, de troffel in de hand gege
ven. Met grooten ernst, doordrongen van
het gewicht van het werk, legde zij den
eersten steen. Heel haar ziel was er bij.
Toen deze gewichtige arbeid, tot voldoe
ning van bouwheer en aannemer, volbracht
was, sprak Mr. J. G. N. de Hoop Scheffer
de beste wenschen voor den bouw uit, Eene
oirconde, geteekend door v. d. Laars, op
welke, behalve de vermelding van het feit
der eerste steenlegging voorkomen afbeel
dingen van het oude en het thans opge
richte gebouw, werd door bovengenoemde
bestuursleden in duplo onderteekend, ook
door de jonge steenlegster, hare moeder,
door den bouwheer, den aannemer, en den
bibliothekaris, den heer D. Smit. Een exem
plaar der oirconde werd ingemetseld. Tot
slot der plechtigheid metselden alle aan
wezigen een steentje bij.
En nu begon het werk. De aannemer
zette er schot achter, zoodat het geheele ge
bouw in korten tijd, in tien maanden voltooid
is, en reeds deze week, Vrijdag 29 April
1904, 't bestuur de deuren van het nieuwe
gebouw openzet, om zijne leden op den avond
van dien dag plechtig welkom te heeten.
In de te houden toespraak zal zeker niet
onvermeld blijven, maar dankbaar herdacht
worden den wensch den bouwmeester C.
B. Posthumus Meyjer, bij den aanvang van
zijn werk, door M. J. G. N. de Hoop
Seheffer toegesproken: dat moed, opgewektheid,
vertrouwen en volharding mochten samen
werken om het beoogde doel te bereiken;
dat het den bouwheer gelukken zoude
te voldoen- aan de wenschen van het Be
stuur en aan de eischen, door zichzelf ge
steld ; dat er eendracht, vertrouwen, waar
deering en goede samenwerking tusschen
bouwheer en aannemer, en tusschen aanne
mer en werkliedeji mochten bewerken, op
dat allen gezamenlijk onverhoopte bezwaren
zouden overwinnen; dat de geheele bouw
gelukkig zoude worden volbracht zonder
dat er slachtoffers zouden vallen, ??en
dat het nieuwe gebouw zou strekken tot
sieraad van Amsterdam en als monument
aan zijn ontwerper, den bouwheer C. B.
Posthumus Meyjes.
Het bevestigen van het in alle opzichten
vervullen van dien wensch, zal eene schoone
illustratie in de rede van den feestredenaar
zijn.
Moge aan het nieuwe gebouw de woor
den van Constantijn Huygens bewaarheid
worden:
HEIL ZIJ ER EEUWIG IN,EN OKHEIL EEUWIG Uil!"
J. H. R.
Het nieuwe Leesmuseum, voltooid in 1S)04.
Ontwerp van den bouwheer C. B. POSTHUMUS MEIJES.