Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig Leven
Het ontleedmes der intuïtie
A/berf Heiman
WIE hier zo van terzijde toekijkt, hoe het met
de geproclameerde beroemdheid reilt en zeilt,
kan moeilijk aan de indruk ontkomen, dat de be
tekenis van Maurits Dekker ik zou haast zeggen
stelselmatig onderschat wordt, en men over het
algemeen weinig rekening houdt met dezen roman
cier die toch al een hele reeks boeken, waaronder
vier of vijf zeer goede met een uitgesproken per
soonlijk karakter, op zijn naam heeft staan. De
reden hiervan is gedeeltelijk bij den auteur zelf te
zoeken, die zich de weelde veroorloven kan om
niet ieder gedachte-schilfertje of gevoelsexcretietje
met een precieus gebaar ter tafel te leggen als hadde
hij weer eens een wereldschokkende daad verricht,
gelijk de steriele kunstbonzen hier plegen te doen,
die zelfs te dom zijn om gelijk de romeinse auguren
tegen elkaar te lachen wanneer ze elkander in het
openbaar tegenkomen, maar liever hun meeste tijd
doorbrengen met het smeden van kleine complotjes
om hun suprematie zo lang mogelijk te verzekeren
in het geestelijke weeshuis waar dit nakroost der
vermoorde Muzen bij elkaar hokt.
Dekker schijnt maling aan dit alles te hebben,
en schrijft, reist als tegen heug en meug, en schrijft
weer, met een benijdenswaardige vruchtbaarheid.
Het is niet altijd even goed wat hij schrijft; soms
zijn daar van die vlotte boeken bij, die het verder
ondefinieerbare genre van lectuur" bedenkelijk
dicht naderen; soms stelt hij zich tevreden met het
afleveren van een handig-vervaardigde, maar niet
al te zeer geïnspireerde gelegenheidskunst"; soms
ook slaagt hij er heel plotseling in, een boek te
schrijven dan niemand hem nadoet, dat verrast
door natuurlijkheid, knapheid van vondst, scherpte
van visie en het intuïtief doorschouwen van zeer
complexe zielstoestanden. Even dicht als hij soms
bij het absolute nulpunt der lectuur" komt, even
dicht nadert hij aan de andere kant de critische
temperatuur van het meesterwerk". En wie zoveel
bereikt, dien zal ook veel vergeven worden. Er zijn
van die welige naturen die zich nu eenmaal allerlei
fouten en mislukkingen kunnen veroorloven, omdat
men in het veen van hun fenomenale productie niet
op een turfje behoeft te zien. Het zijn de sterielen
die zich bij voorkeur kwalijknemerig tonen op dit
punt, en Dekker niet voor vol" aanzien, omdat
hij even vaak beneden de maat blijft als stukken
erboven ! Ondertussen schrijft en publiceert hij door,
zoals de boeren ploegen en zaaien, oorlog of geen
oorlog....
NA de geslaagde mystificatie met de kwasi door
een Rus geschreven roman Waarom ik niet
krankzinnig ben", wist men dat er van Maurits
Dekker alles te verwachten was, en dat zijn pro
ductiviteit niets gemeen heeft met die van (laten
we zeggen) een sociaal-bekommerden maar zich in
dromerijen verliezenden Heyermans of een met het
sociale koketterenden en toch zo goed op de vulgaire
smaak afgestemden Herman de Man. Er is een kant
in Dekker's werk, de enige kant die hier voorlopig
interesseert, welke meer verwant is met Kafka, en
wel niet zozeer met het Joodse als wel met het
psychologisch-indringende van Kafka, dat het
sterkst tot uiting komt bij het in-beeld-brengen van
morbiede, abnormale" zielstoestanden, kortslui
tingen van denken en voelen en willen, gelijk men
die nog onovertroffen beschreven vindt in Die
Verwandlung" en Der Prozess".
Maar er is tegelijk een heel diepgaand verschil.
Bij Kafka wordt letterlijk alles gedragen door een
altijd met het vaderbeeld kampende metafysische
bekommernis; zijn gevecht is steeds dat van Jacob
met den engel Gods, zijn gebed uit onafgebroken
waarom's" en waarvoor's" samengesteld. Bij
Dekker treden geen filosofische vragen op de voor
grond, of hoogstens die welke zuiver practisch
blijven; zijn bekommernis bestaat meer uit een
sociaal medelijden, dat hem als inspiratiebron soms
parten speelt (als in zijn voorlaatste boek Mordje
de Jood" hetwelk de moordende scherpte mist, die
een dergelijk gegeven zijn belang-voor-altijd moet
geven), maar dat hem soms ook dichterlijker en
warmer tegenover mens en natuur doet staan dan
meestal in het talmoed-bittere werk van Kafka het
geval is. De vergelijking treft ook meer de vorm
dan de van alles ontdane inhoud van Dekker's
zielkundige, of zeggen wij liever psychopathologische
romans.
Aan beide kanten van de drempel", Reflex" en
de nu net verschenen roman Inc. Pms beveelt"
(Bruna, Utrecht 1940) laten zich niet licht met
ander werk vergelijken; en deze oorspronkelijkheid
is zeker een niet geringe verdienste, temeer waar
de kunst die zo treffend ziektetoestanden van het
innerlijk uitbeeldt toch zelf niets ziekelijks heeft,
maar als het ware ook hier een nieuwe en eigen
aardige schoonheid ontdekt, zoals een bacterioloog
soms heel gevaarlijke ziektekiemen zichtbaar maakt
door ze juist prachtig te kleuren. En bij Dekker is
het nooit een goedkoop speculeren op het oncontro
leerbare van de uitzonderlijkheid; want de toestanden
die hij beschrijft, vooral die in zijn laatste boek,
liggen niet zo ver van het normale" af, dan dat
niet ieder van ons ze zou kunnen navoelen, en
misschien zelfs wel een weinig er mee behept is,
de hemel mag het weten !
Het geval dat onder de ietwat gezochte titel
Inc. Pius beveelt" beschreven wordt, is in ieder
geval zowel in zijn uiterlijke opstelling als in zijn
zielkundig substraat alledaags genoeg. Bij hoevelen
is er niet een smeulende waanzin, die onwerkzaam
blijft, zolang het leven zijn gewone, ongestoorde
gangetje gaat, en die eventueel een levenlang
onderdrukt kan blijven, maar ook bij de eerste de
beste ernstige storing van buitenaf des te razender
kan uitbreken naarmate zij langer door de natuur
lijke inertie van de ziel in toom gehouden werd ?
Het is niet helemaal zeker dat dit zo is, maar hoe
dan ook, er bestaat een dichterlijk recht het zo te
zien, en van dit recht maakt Dekker hier met al de
dichterlijkheid van een uitnemend prozaïst gebruik.
En het is vooral door deze kwaliteit dat hij zijn boek
aanvaardbaar maakt.
VIERENTWINTIG jaar lang doet een instru
mentenmaker, op de lichtloze scheidslijn tussen
handwerksman en intellectueel, zijn werk in een
plaats die de natuurlijke gevangenis voor zijn
zichafsplijtende tweede Ik geworden is. De persoonlijk
heid wordt nog bij-elkaar gehouden door het
dagelijkse gareel. Dan komt als een bliksemslag de
catastrofe: de zaak wordt opgedoekt, de
vier-enveertigjarige vakman vervalt van zijn begenadigde
uitzonderingspositie in de vormeloze toestand van
vele honderdduizenden werklozen, en daarmee zijn
plotseling alle banden doorgesneden die tot dan toe
de persoonlijkheid bijeen hielden. De vervolgings
waanzin breekt los, het achtervolgingsdrama door
de eigen slagschaduwen, nu opeens het grote licht
van de hemel verdwenen is, en overal de ongewisse
flakkerlampen van verdrongen herinneringen en
verlangens weer opvlammen. Het is de
schokachtige ontdekking van onze uitgeworpenheid in
de onzekerheid van het bestaan", die zelfs aan
het wijsgerig proza van Heidegger de zinsbouw der
krankzinnigheid en de bekoring van oerdiep in het
onbewuste verzonken liggende associaties geeft.
In een prachtig-beschreven diffusie-proces nemen
de zintuigen elkanders functie over. Iemand spreekt
en het is alsof de klank, als een kleurstof die in
helder water oplost, zich met het gezicht vermengt".
Voorwerpen worden magisch; reeds waren er de
Langs de jonge meidoornheggen,
luister, wat soldaten zeggen,
schim tot schim en geest tot geest:
Hier (denk ik) zijn wij geweest.
Hier is 't, waar we in Mei weerom
met een meisje in 't vrije kwamen.
Hier is 't, waar wij afscheid namen
van dat al. 'k Weet niet waarom. . ."
ALBERT HELMAN
(naar John Betjeman: ,,Old lights
for new chancels")
Tücke des Objekts", nu worden gestolen gereed
schappen de magneten van dwanghandelingen
welke tenslotte voeren tot zelfvernietiging, de eind
strijd van de ene persoonlijkheidspool tegen de
andere. Dit alles is direct ervaren, en met een
wonderlijk vermogen als directe ervaring uitge
beeld; nergens betheoretiseerd, maar onmiddellijk
uit de wel van het onbewuste opgediept, en nog met
alle wonderlijke kleuren en grondse geuren van
Achefon's rijk tentoongespreid. Een triomf der
intuïtie om een grotendeels verstandelijk" proces
zo zuiver en toch zonder verstandelijkheid te be
schrijven.
Het is werkelijk jammer dat hier op dit om zijn
zeldzaamheid zo interessante verschijnsel niet nader
kan worden ingegaan. Laat het genoeg zijn er op
te wijzen hoe de dichterlijke visie onverwacht
typeringen weet te geven van een scherpte en over
tuigingskracht die men tevergeefs in de best ver
antwoorde wetenschappelijke geschriften zoekt.
Gelijk dit voorbeeld van archaïsch denken" bij den
neergesmakten werkloze, die zich op zijn leeftijd
bezint. Veertig? Veertig duizend ! Toen de gorzen
en moerassen, waarop deze stad rust, nog maar
nauwelijks bewoonbaar waren en de zee bij vloed
het land overstroomde, leefde jij reeds hier. Toen
kroop je op handen en voeten over de slijkige bodem
en at de rauwe vis die de zee had achtergelaten.
Nog dikwijls droom je van die tijd en verlang je
naar het water." Het komt ongezocht, en is een
intuïtief raak-gooien.
In het koperen kooitje aan de wand zitten de
twee grasparkieten en maken nog dezelfde
terpentijn-stroeve geluidjes," staat ergens in de roman;
en elders: Hij zet het op een lopen. Zijn voeten
raken de grond bijna niet meer aan en onder hem
schieten de schaduwstrepen der bomen voorbij, als
dwarsliggers onder een rijdende trein." Zo is er nog
veel; en zo schrijft alleen de kunstenaar van den
bloede, de romancier in merg en been, die ook weet
wat proza is. Maurits Dekker heeft alweer getoond
een meester te kunnen zijn, wanneer de geest in
hem vaardig wordt. En dat gebeurt helaas niet op
commando, maar het gebeurt tenminste !
Dits een profytelick Kronyckxken
JUats bad) bic imtlrnliteit?
tëne glorie? ©fte cttenootsarchdicljeit?
GROTE heren als wi alle horen
Slaen manlick anderen omme die oren;
ende dat Laghelandtsche diet
staet ende siet na den groten strijdt.
Dat diet es clene; die andre syn groot;
gherne bliven wi uter noot,
ende pynen ons ende hadden gheerne
den strijdt van onsen lande tweerne.
Dies seghen wi lude altemael:
Die Laghe Lande syn neutrael";
ende alse sulck hevet sympathie"
vore deen side, nochtan souden wi
wi", dats vooral die ons regheren
harde ongherne sien marcheren
enich heir dore ons scone landt;
bedi als den strijdt ooc daer ontbrandt,
Deus edel Godt ! wi en waren niet blijde;
daerombe hoirt men dicke belyden:
ons landt ende diet, die syn neutrael
Ja maer.... men seit dat só vele mael,
ende dit wondert mi wale twaren :
men seitet, of dit harde scone ware;
jamen; men maeckt van den noot ene doghet".
Dats vremt. Als een tavernier betoghet:
ie en moeie mi met politieke, want
elckerlyc hier es doch myn clant,"
oft: als coster Langebier comt tellen:
Wat die heer-ooms ooc bestellen,
ie sjech maer: ie sjech nix,"
dan begripen wi: si en syn niet fiks",
maer verstandel syn si sere,
mydend den strydt der groten heren
Ende als die scamele werck-luyden vechten
omme tverdadighen haere rechten,
ende een seit: Ie en doe niet daeran,
bedi ie bem maer een poover man,"
(maer, peisti, als ghi, vrienden, twint,
ie ooc myn orbaer daerbi vind !) ,
als wi die luyden dat hoiren beweren,
al die neutraelen", die niet hasarderen,
bedi si peisen: kblijf liever ghesont,
dan. . . . wi begripent; ende houde'onsen mondt.
Maer met enen ghelate van edelen sinne
te segghene: Dats dat ie vierich minne,
die neutraliteit ! o, wat es dat scone !"
Horen wi dat, wi mochten hem honen
die so spreekt; niet om onrecht lijdt,
so 't maer den andren, niet hem ghesciet !
Ai ghi, en sprec niet so jamerlick waerdigh !
ten dinckt mi ghanslick niet edelaerdigh
Hartlose ghi, so u waerlike syn
beide ghelyc vanden tween partien !
Dene vecht vore onsen idealen,
dander.... hem, ach, ghi kent hem wale !
Nes u niet diere vrijheit ende recht?
Ach .... ie hebb' al te vele gheseght !
San bte f rere
PAG. 10 DE GROENE N«L3262