Historisch Archief 1877-1940
Toerisme
BARÜNVAiJ
DE ooievaars zijn, zooals ieder
voorjaar, weer op de daken van
mijn landgoed aangekomen. Op mijn
schoorsteenen heb ik vier-en-twintig
wagenwielen staan, die ik indertijd
niet meer noodig had toen ik auto's
aanschafte. lederen keer als mijn
ooievaars terugkomen voel ik mij van
dankbaarheid vervuld en doemen mij
mijn reisavonturen in Egypte voor
den geest op.
Jaren geleden begaf ik mij eens
naar Cairo, door mijn reislust gedreven,
om een tocht door de Sahara te maken.
Ik liet mij vergezellen door veertig
kameelen en even zooveel Mohamme
danen. Mijn karavaan zette koers in
zuidwestelijke richting, en het duurde
niet lang of er was hoegenaamd niets
anders te zien dan een ontstellende
hoeveelheid zand. Het was zeer warm,
de hitte werd langzamerhand
onverdragelijk. De zonnestralen hadden
zulk een kracht, dat het water in
de waterzakken begon te koken. In
het onaangename vooruitzicht van
dorst te zullen omkomen, trachtte ik
met mijn verrekijker een oase te
ontdekken, maar de lenzen smolten.
Het eenige wat ons nog redden kon
was de regen, daarom besloot ik deze
te gaan maken. Het verschijnsel dat
plotseling kanonschoten een neerslag
van hemelwater kunnen ontketenen,
was mij bekend. Dus liet ik veertig
flesschen champagne gelijktijdig
ontkurken. Inderdaad daalde er, direct
na den knal, een trieste motregen op
ons neer, waar mijn veertig Mohamme
danen zich aan laafden terwijl ik met
VOOR BONT NAAR EEN VAKMAN !
BONTWERKER
Kruiskade 78 - Rotterdam - Tel. 54485
de flesschen champag
ne genoegen nam.
Hierop vervolgden
wij onzen weg, niet
vermoedende dat er
een tweede plaag op
komst was. Weldra
verscheen er een don
kere wolk aan de kim,
die langzaam naderbij
kwam met een steeds
sterker wordend zoe
mend geluid. Van
schrik verloren mijn
mannen hun gelaats
kleur; gesticuleerend
vertelden zij mij in hun gebroken taal
dat er een sprinkhanenplaag in aan
tocht was. Nu is het mijn gewoonte
niet mij te laten plagen, en zeer zeker
niet door sprinkhanen. Het zonlicht
verduisterde en het gezoem zwol der
mate aan, dat het van duizend orgels
afkomstig scheen te zijn. De Moham
medanen knielden bij deze muziek ter
aarde; ook ik was op het ergste voor
bereid. Mijn eerste impuls was dat
ik mijn testament moest maken.
Maar wie zou er prijs stellen op
een opgeknaagden Laatsten Wil? Een
naar ons toe gevluchte kudde struis
vogels hield halt; de dieren staken
hun koppen in het zand niettegen
staande er een Egyptische duisternis
heerschte.
De eerste sprinkhanen botsten
reeds tegen mijn voorhoofd toen
ik het goede idee kreeg dat mij van
een wissen dood zou redden. Ik rukte
alle tentstokken van de kameelen,
schoof de stukken in elkaar en ver
kreeg zoodoende een polsstok van
aanzienlijke lengte. Gewapend met den
polsstok rende ik naar de dichtst
bijzijnde pyramide die ik gebruikte
om den aanloop voor mijn sprong te
nemen. In n zwaai, die de grootte
van een regenboog had, zwierde ik
over de sprinkhanenwolk heen. Toen
ik den beganen grond weer bereikt
had, zocht ik mijn karavaan. Tot
mijn niet geringe verbazing was er
hoegenaamd niets meer te zien; afge
zien van de struisvogelkoppen hadden
de sprinkhanen alles opgegeten.
Plotseling vielen er veertig kurken
voor mijn voeten neer. Toen ik naar
boven keek, om te zien waar zij van
daan kwamen, zag ik in de verte een
zwerm ooievaars naderen die zich in
noordelijke richting bewoog. Met mijn
scherp jagersoog herkende ik mijn
eigen ooievaars, die blijkbaar op weg
naar mijn landgoed waren.
Onmiddellijk stak ik mijn geweer
met den loop diep in het zand, ging op
de kolf zitten en haalde den haan
over. Met een knal vloog ik de lucht in.
Met iedere hand greep ik twaalf
vogels bij de pooten, en zoo vlogen zij
met mij naar huis, waar zij mij op
het balkon neerzetten.
Mijn personeel was juichend naar
buiten geloopen toen het de ooievaars
iets zag brengen. Natuurlijk kende
hun vreugde geen grenzen, toen zij
merkten dat ik het persoonlijk was.
Ik had het gevoel dat ik opnieuw
geboren was.
In Gent worden wij verwend
AL vele malen ben ik in Gent
geweest, en nog nooit heb ik de
beroemde Klokke Roeland, die in het
Belfort heet te hangen, hooren luiden.
Het is ook niet erg dat hij meestal
zwijgt, want hij is me niet sympathiek,
want volgens den jongen Rodenbach
treurt d'oude held om 't Gent van
heden." En daar valt heusch niet om
te treuren. Het hedendaagsche Gent
mag er in alle opzichten zijn; het is
een karaktervolle, bloeiende en open
stad met heel veel moois dat je op de
innemendste wijze krijgt opgedischt.
Geen dubbele bodem, geen vreemde
lingen-industrie. Een trotsche en
eigengereide stad nog altijd, die haar
antieke schoonheden zoomaar met een
weidsch gebaar te grabbel gooit voor
wie de moeite neemt er heen te komen.
Het is ook maar goed, dat de plaats
ruim en flink uitgebouwd is, want het
ontbreekt er niet aan dat speciale soort
toeristen dat met groote autocars in
kniebroeken en blonde ditoharen en
dito-dito-vrouwen komt afgezakt uit
landen naar wier geografische ligging
men liever niet te vermoeden waagt.
Maar zij bewegen zich gelukkig uit
sluitend tusschen de Sint Baafs, waar
ondanks al hun commentaren de
Aanbidding van het Lam" der van
Eycks even prachtig en overweldigend
blijft, en het Gravensteen, dat met zijn
duistere en grimmige dreiging nog
altijd ieder imponeert die de taal der
sprakelooze dingen weet te verstaan.
Geloof ook niet dat al die toeristen,
die als een mierenplaag plotseling
opkomen en weer geruischloos ver
dwijnen, in staat zijn den geest te ver
jagen van de Artevelde's, van Breidel
en de Coninck, van al die prachtige
kerels, die de ouderwetschheid van
Conscience ontloopen zijn, om hier
als nog bijna tastbare wezens voort te
leven. Bij iederen straathoek zou je
er een kunnen zien aandraven op zijn
zwaar Kempenpaard.Neen, Gent is geen
stad om ermee te spotten, en als gij
er u ophoudt op weg naar Brugge,
vertel dan niet wat het doel van uw
reis is, want men zou u er om bespotten,
gelijk men het een man doet, die het
geanimeerde gezelschap van zijn
stamtafel verlaten wil om een uurtje op
het kerkhof te gaan wandelen. Overi
gens bezit Gent al het bezienswaardige
van Brugge, plus nog het levende
gezond-bloeiende van zijn eigen en
tourage. Brugge bezichtigt men; Gent
kun je beleven. Er is hier nog iets over
van den Bourgondischen trots en van
den Spaansch-Oostenrijkschen zwier. Er
zijn ook eindeloos veel café's voor de
liefhebbers van het goede Gentsche
bier, en daardoor komt het zeker dat
Gent een stad is, waar men gemakkelijk
vrienden maakt en bekenden tegen
komt.
ACHTER de nijvere, bedrijvige
oude stad, voorbij de rustige,
spiegelende grachten ligt het latere
Gent, dat van de hooge
schoorsteenen en de weerbarstig-afwerende
fabrieksmuren. De instandhouding der
Gentsche grootheid. Maar in het
centrum leeft nog altijd de ziel,
tusschen de hooge, statige torens, en
in een kleine zijkapel, waar dag aan
dag in luisterrijken kleurenpracht het
wonder van de Van Eycken opnieuw
vertoond wordt. Verwijtend is alleen
de kale plek van het eene gestolen
paneel dat niet meer teruggevonden
kon worden, omdat de dief op zijn
doodsbed in de bekentenis bleef steken.
Het is een echt Gentsche geschiedenis,
romantisch en op het ongelooflijke af,
en tevens een aantijging van verre
gaande zorgeloosheid bij de bezitters
van een dergelijken schat. Alsof Gent
bij al zijn rijkdommen zich nog altijd
de weelde kan permitteeren zoo'n
enkel paneel te missen.
Hier klopt het hart van
OostVlaanderen in al zijn warmte en gul
heid; hier kunt ge u op eenmaal, den
eersten keer den besten al, thuis
voelen als in geen andere stad van de
Lage Landen bij de Zee. En des avonds
is het er lang niet zoo uitgestorven
als in de meeste andere Belgische of
Hollandsche steden; er zijn heel wat
vroolijke cabarets en dancings, waarin
overigens merkwaardig genoeg de
Gentsche meisjes zeldzamer zijn dan
de Oostenrijksche of de Franjaises. De
Gentsche schoonen echter zijn de
aantrekkelijkste die ik--ken. Dat is
natuurlijk maar bij wijze van spreken;
maar daarom reis ik immers, om U
ervan te spreken en op het risico te
kunnen wijzen.
HERMAN WACHTER
Rexoi
PAG. 18 DE GROENE No. 3282