Historisch Archief 1877-1940
Wetenschap
Het groene licht
Een nuchtere verhandeling
over spookachtige verschijnselen
! LICHTGEVENDE
\ HEESTERS
Een verduisteringsprobleem
ZAANDAM, 31 Mei. Een
eigenaardig verschijnsel doet zich
sinds Dinsdagavond jl. voor te
Krommenie. Dien avond woedde
boven de Zaanstreek een hevig
onweer, dat de huizen op hun
grondvesten deed schudden. De
bliksem sloeg in in een woning
aan de Badlaan, bewoond door den
heer M. Schots, waar een lamp
werd vernield. Brand brak niet uit,
doch bij een inspectie bleek den
bewoner wel, dat in zijn voortuintje
twee stompen van afgezaagde hees
ters licht uitstraalden. De hevige
slagregens bleken niet in staat dit
licht, dat de duistere omgeving
zwak bestraalde, te dooven. Het
hout voelde koud aan, zoodat de
eigenaar kon vaststellen, dat van
een vuurhaard geen sprake was.
Elk middel om het eigenaardige
lichtschijnsel te niet te doen, faalde
echter, zoodat de bewoner zich ten
slotte genoodzaakt zag de knoesten
met zand en zandzakken af te
schermen om niet in conflict te
komen met de controleerende lucht
beschermers.
Tot op heden heeft het hout zijn
lichtuitstralend vermogen niet ver
loren. Waarschijnlijk heeft men hier
te doen met een
phosphorescentieverschijnsel, dat zich hopelijk niet
zal herhalen, aangezien de bevol
king dan verduisteringsmiddelen
te kort zou komen.
DE schrijver van nevenstaand kran
tenbericht vindt dat men,,hier waar
schijnlijk te doen heeft met een
phosphorescentieverschijnsel", tegen welke
veronderstelling wel niemand zijn stem
zal willen verheffen. Overigens heeft
hij geen ongelijk, er zich met een ge
leerd woord van af te maken, want de
werkelijke verklaring is alles behalve
eenvoudig.
Het phosphorescentieverschijnsel
doet zich in velerlei vormen in de na
tuur voor en bijna iedereen heeft
er wel reeds kennis mee gemaakt:
hetzij men, in het duister den provisie
kelder betredend, van aangezicht tot
aangezicht kwam te staan met een
griezelig groen spookdier, dat bij nader
onderzoek het restant bleek te zijn
van de gestoofde snoek, die aan de
lunch nog zulk een sympathiek ge
recht opleverde; hetzij men in een
zoelen Augustusnacht langs het strand
slenterend, zich vermeid heeft in het
fascineerende spel van met een
flauwen lichtschemer gekroonde
brandingsgolven; hetzij men bij
Leuchtkaferchens Stell-dich-ein" dit diertje
zijn sex-appeal in den vorm van groene
vonken heeft zien ten toon spreiden;
hetzij men, op een zeereis door zuide
lijke wateren, heeft aanschouwd, hoe
groote kwallen geheimzinnig in het
boegwater opdoken, om in een brilliant,
geluidloos vuurwerk onder te gaan.
In al deze gevallen was dus sprake
van physiologische phosphorescentie,
een vermogen, dat vele ncelligen,
manteldieren, kwallen, inktvisschen,
zeesterren, slakken, visschen en ook
enkele lagere planten bezitten, en wel
in de grootste verscheidenheid. Sommige
dezer dieren immers bezitten slechts
simpele lichtgevende plekken, terwijl
andere, met name enkele
diepzeeDe diepzeevisschen zorgen m de duisternis ze/f voor lichtvoorziening
SUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Illlllllllllll IIIIIIIIIIIIIII7 III UMI l Illlllllllllllllll l IMIIIIIII ,?111111111111=
l
l
Paindeluxe-brood
Deze dame was cirQ* 3'» jaar
ongeveer." (Vad.)
Installatie van den nieuwen Offi
cier van Justitie." (R.)
Op de glibberige paden
,,De-nachtwaker vliegt na zijn ont
hutsende ontdekking als een komeet
naar het paleis van den Koning." (H.)
Terwijl de mannen streden waren
de beschutte vrouwen tegelijkertijd
de weefstoel en de wieg van liet Ras."
(Nieuw-Feminisme)
, De uitbuiterscn de uitgehiiiteiieii.
(II.)
Of: De uitbuiteners en de
uitgebuiten.
lis ist der Fluch der bösen Tat,
Dass sie immer lïses muss
gebahren!"
(Het Gemeende*!)
Schrille tegenstellingen
Mevrouw Browley was een don
kere magere vrouw met een ge
vulde figuur." (Panorama)
Iets dergelijks vindt men in Die
Piccolomini van Schiller:
Das eben ist der Fluch der bösen
Tat
Dass sie fortzeugend immer Böses
muss gebaren".
Papier mach
Hij had t^r eere van Horatius
bonnen in olijÖJie gegeten." (K.)
Behoort tot l
Zonder bericht behoort men niet
tot i der gelukkigen." (Adv. II.)
Hij behoorde tot i van hen, die
voor de beveiliging van onze grenzen
waren aangewezen." (T.)
Hierdoor is het te danken geweest
dat toen een behoorlijk leger kon ge
vormd worden." (Flahk. !\'bl.)
Zulke zinnen zijn te wijten door
slordigheid.
083. M'y thinks are always by
you !" (Adv. Tel.)
That shall she whole earthy find.
Kr waren bij de plechtigheid be
halve zeer vele belangstellenden ook
de burgemeester." (X. iïiifs. ('t.)
Die geloofde 't wel.
Correspondentie
T. te II. Ik weet nog steeds niet IK e
ik de trappen, van. vergelijking vsn
chic moet schrijven, hoewel het woord
toch geheel in onze taal is opgenomen.
Weet u het ?
Antw. Misschien zouden we het
chiek kunnen gaan spellen (verg.
chagrij n, champagne, geneer j e niet);
dan was de moeilijkheid opgelost.
IIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIlnlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIUIIIIlmnElnm'''''''''''''!''''!!!!!!!!!!!!!!''"''!'!^
visschen, listige optische instrumenten
om hun lichtbron gebouwd hebben,
zooals reflectoren er achter en
diminrichtingen of lenzen er vóór, zoodat
zij over ware zoeklichten de beschik
king krijgen. Ook zijn er dieren, die
gekleurde schermen voor het oorspron
kelijk geel-groene
phosphorescentielicht hebben aangebracht, zoodat zij
de diepzee met blauwe, violette of rood
achtige stralen kunnen opvroolijken.
Er bestaan zelfs inktvisschen, die
lichtgevende wolken afschieten, be
doeld om snoode belagers schrik aan
te jagen.
Intusschen heeft een nader onder
zoek geleerd, dat in het meerendeel,
zoo niet in alle gevallen, de hoogere
dieren hun lichtgevend vermogen
ontleenen aan ncelligen, waarmede zij
een hechte levensgemeenschap hebben
gesloten. Het lichtorgaan bevat dan
millioenen lichtgevende bacteriën, die
van het moederdier ook op de eieren
en zoo op het jonge geslacht over
gaan.
Behalve in levende organismen,
komen lichtgevende bacteriën voor op
rottend hout, vleesch, visch, enz. In het
algemeen begunstigt zout water haar
ontwikkeling; in vroegere tijden, toen
zout als n der krachtigste
zuiveringsmiddelen werd beschouwd, zijn er dan
ook wel ware
phosphoresceerepidemieën voorgekomen, bij voorbeeld
doordat een eerzaam beenhouwer,
verschrikt door den spookachtigen
schemer, welke n zijner onthalsde
ossen omgaf, zijn winkel met zoutwater
ging uitschrobben, met als eenig
effect, dat vloeren en wanden, mits
gaders de straat voor zijn huis, even
eens begonnen te phosphoresceeren.
Vooral de bacterie, die naar den
Zondagschen naam Micrococcus
phosphoreus luistert, bezit een sterk licht
gevend vermogen, waarvan men wel
gebruik gemaakt heeft voor de con
structie van bacterie-lampen: glazen
kolfjes, gevuld met
zout-pepton-gelatine, welke stof voor de ncellige voor
noemd een waar lui-lekkerland
beteekent.
Met dit al is het physiologische
phosphorescentieverschijnsel nog aller
minst verklaard: ondanks de tientallen
theorieën, die ontwikkeld zijn, kan
niet anders gezegd worden, dan dat
men ten aanzien van den oorsprong
van dit lichtverschijnsel nog in het
duister tast. Hetgeen trouwens tot
op zekere hoogte eveneens het geval
is met het lichtgeven van het element,
waaraan het phosphoresceeren zijn
naam te danken heeft: gele phosphorus.
BEHALVE physiologische en che
mische phosphorescentie komt
echter ook physische voor, bij voorbeeld
bij het fijnstampen van suiker, het uit
schieten van sommige kristallen, de
verwarming van vele diamanten en
door het uitstralen van te voren opge
slorpt licht. Hierin munten vooral uit
de zwavelverbindingen der metalen
calcium, barium en strontium, in
samenwerking met enkele andere stof
fen, een verschijnsel, waarvan
gebruik gemaakt wordt voor het ver
vaardigen van lichtgevende verf, zooals
die wel aangebracht wordt op de z.g.
,,radium"wijzerplaten. In dit geval
kan men er zich echter wél een beeld
van vormen, hoe het lichtverschijnsel
tot stand komt: bij de voorafgaande
bestraling hebben lichtdeeltjes" de
buitenelectronen in de moleculen der
phosphoresceerende stof in een
hoogeren energie-toestand gebracht. Gelei
delijk springen zij daaruit weder in hun
oude banen terug, onder uitzending
van licht. De moleculen van sommige
stoffen hebben de eigenschap, door
lichtbestraling wel in een hoogeren
energietoestand te geraken, doch da
delijk, zij het in eenige phasen, in den
ouden toestand terug te keeren. Door
dit trapsgewijze terugvallen is de
kleur van het uitgezonden licht een
andere, dan die van het invallende; de
practisch kleurlooze petroleum bijvoor
beeld lijkt in het witte zonlicht blauw.
Dank zij deze fluorescentie is men
ook in staat, niet zichtbare straling,
bijv. ultra-violette, licht- en röntgen
stralen, zichtbaar te maken. Een goede
reputatie in dit opzicht geniet o.a. het
mineraal sidotblende (zinksulphide),
dat een prachtig groen licht uitstraalt
ter plaatse, waar het door een
alphadeeltje, zooals radio-actieve stoffen
die uitzenden, wordt getroffen. Daarom
gebruikt men deze verbinding, ge
mengd met een spoortje van een
radiumzout, op de echte
radium-wijzerplaten.
Van stoffen, die in ultra-violet licht
fluoresceeren, heeft men o.a. te Berlijn
gebruik gemaakt, door de kleeding der
verkeersagenten hiermede te beschil
deren ; zij bleven dan, opgesteld in het
onzichtbare schijnsel van ultra-violet
licht" uitstralende lampen, zichtbaar
tijdens de
luchtbeschermingsverduistering. En aan de eigenschap van o.a.
calciumwolframaat, lichtgevend te
worden, wanneer het door X-stralen
wordt getroffen, dankt de röntgenoloog
de mogelijkheid, directe waarnemingen
te doen en zelfs momentopnamen te
maken. B. SWANENBURG
PAG. II DE GROENE No. 328'J