Historisch Archief 1877-1940
Losse notities uit mijn
Amerikaansch dagboek
OP een Mexicaansche patio,
tusschen vurige brugainvillia's en
hooge boomen bepoeierd met
verrukkelijk hemelsblauw van dui
zenden vlinderachtige bloemen, in den
schaduw van de galerij heb ik zitten
lezen in Piet Paaltjens. In Nederland
was ik daar nooit toe gekomen. Hier,
midden in Mexico, in een Hollandsch
huis, wordt ge, door het scherpe con
trast daartoe gedreven. Het is zoo
aardig: ge zit in de Mexicaansche
schaduw vlak naast de felle Mexi
caansche zon op de hoek van de
Calle Diaz Covarrubias en de Calle
Rosa Moreno en leest: De
morgendamp hangt over 't veld en kleurt den
herfstdraad wit, vóór 't venster op de
Hoogewoerd een minnedichter zit".
Juist nu, zoover van Holland en
Leiden, is het aardig aan de Hooge
woerd te denken: de Hoogewoerd waar
van Egmond woonde, de drankhan
delaar. Vér van de Alameda ligt het
van der Werff-park, waar meer ge
mind dan gedicht werd. Vér van de
Madero ligt de Breestraat. Wat zal
hij doen? Naar Woerden gaan? Des
noods nog verder op, tot weer zijn oog
haar oog ontmoet, zijn hart haar
harteklop?" Woerden ligt vér van
Xochimilco waar de poëtische bootjes
varen op het rhythme van zijn en haar
harteklop. Woerden ligt vér van
Guernavaca waar, in Borda's tuinen,
de arme Maximiliaan droomde, en
waar Albert Heiman heeft gewoond.
Op 't hoekje van de Hooigracht en
van den nieuwen Rijn...." lees ik
op 't hoekje van Diaz Covarrubias en
Rosa Moreno tusschen de brugain
villia's en het hemelsblauwe waarvan
ik den naam niet weet. Ik heb die
Snikken en Grimlachjes uit een
Mexicaansch-Nederlandsche boekenkast ge
haald. Ik heb lang voor die boeken
kast gedraald. Vijf lange rijen wereld
bibliotheek. Vijf lange rijen namen.
En zooveel daarvan hélemaal ver
geten. Ik blader door de bundels
Zelfkeur". Allemaal jonge portretten
van wie oude mannen of gestorvenen
geworden zijn. Jonge portretten van
wie ik hélemaal grijs goed heb
gekend. Henri Dekking als een zwierig
man. Herman Poort met gitzwarte
kuif. Ijdelheid der ijdelheden. In de
Hollandsche krant de eerste van
het prettige pakje dat gisteren is ge
komen staat het verhaaltje van de
Boekenweek-koffietafel. Het jubileum
van Cornelis Veth en dr. Boutens. Het
is allemaal zoo ver weg. En door die
afstand zie ik alles nóg scherper en
nóg meedogenloozer. Er is niemand
in heel Mexico die ooit van al die
aardige ridders van de koffietafelronde
heeft gehoord. En niemand in Neder
land die weet van de groote Mexi
caansche litteratuur. Ik verbeeld mij,
dat ik een historisch moment teweeg
breng: in 1940 Piet Paaltjens lezen in
Mexico. En uit de lange rijen wereld
bibliotheek heb ik Oudshoorns Ver
halen" mee naar de patio genomen.
Na jaren dat prachtige stuk proza
De Leverworst" weer eens gelezen.
En gedacht. Op de hoek van Covar
rubias en Moreno: wie van al die
koffietafelaars, met krentebrood en
leverworst, heeft zoo iets
monumentaals als deze Leverworst" geschapen?
En waar was onze grootste prozaïst bij
al die koffieleut?
Hoe ligt Mexico mij nader dan
NoordAmerika ! In de Vereenigde Staten heb
ik veel geleerd. In Mexico veel gevoeld.
Ge moet een straatslenteraar zijn om,
Leest DE GROENE
in de groote stad, de geweldige afstand
te gevoelen waar het vliegtuig een dag
en het hart drie eeuwen over doet. Ge
moet houden van straatslijpen en
vinden wat ik vind: dat het goed en
zielsverheffend is twee uur op een
straathoek te staan. Dat is een bezig
heid welker zaligheid den referendaris
ter Provinciale Griffie noch den com
mies-griffier van de Tweede Kamer be
schoren is. Bedelaars, Mexicaansche
lotenverkoopers en kwaaie meisjes
moeten op straathoeken staan. Dwazen
en journalisten mogen het doen. Daar
om zijn dwazen en journalisten be
voorrecht. Daarom weten dwazen en
journalisten dat er vele eeuwen liggen
tusschen New-York of San Francisco
en Mexico City. Op de hoek van Fifth
Avenue en Fifty Second Street op
de hoek van Times Square en 42rd
street in New-York gaat de twintigste
eeuw op haastige hooge hakken, met
aangestreken lippen, met kauwgom
tusschen de malende kaken voorbij ;
ik heb vele tientallen uren op de hoek
van Marketstreet en Montgomery, van
Polk en Washington in San Francisco
gestaan en niet anders gezien dan
dames en heeren, in blik en glas, op
wielen. Maar op de hoeken van de
Madero in Mexicostad, of van de
Plaza des Armas in Guadalajara gaat
de eeuwigheid voorbij.
DEZELFDE eeuwigheid die op de
besneeuwde toppen van de
Popocatepetl en de Slapende Vrouw" ligt;
die tusschen de zuilen van den tempel
van Chichen Itza ligt; over de pyramide
van de zon; die trilt op de witte schrijn
van ocotlan; in de straatjes van Taxco
en Puebla de eeuwigheid in de
vrome oogen van biddende vrouwen in
de grootsche kathedraal van
MexicoStad. Die eeuwigheid is heiliger dan de
heiligheid zelve. Daarom was het
poenig om op het front van den
Kathedraal de
honderdmaal-levensgroote portretten te hangen van presi
dent Cardenas en candidaat-president
Avila Camacho, met een politieke
werfspreuk tusschen hen in. Daarom
vonden de studenten dat zij die ont
heiliging naar beneden moesten bran
den.
Ik loop over het groote plein waar de
groote kathedraal van Mexico staat.
En denk: er is een verschil van eeuwen
tusschen de kathedraal en Avila Cama
cho. Ik zie de witte vulkanen boven de
wolken rijzen en denk: wat is de
Boekenweek? Ik loop bij de pyramiden
van Teotihuacan, een meesterwerk van
de Tolteken (twee of vijf duizend jaar
oud?) en ik denk aan Piet Paaltjens.
Bij Sanborn, bij Ritz, bij Lady
Baltimore zitten de toeristen uit
NoordAmerika. Bij Sanborn, bij Ritz, bij
Lady Baltimore zie ik stierenvech
ters en Mexicaansche dichters. In het
Palaccio des Bellas Artes speelt de
groote Fernando Soler Cyrano de Ber
gerac, in de Cine Alameda loopt de
voortreffelijke Mexicaansche film In
de dagen van Don Porfirio Diaz". Mor
gen danst La Argentinita. Tien mis
maakte bedelaars liggen op straat voor
de deuren van het restaurant Prendes,
de nachtclub El Patio, de danstent
Rossignol, het hotel Reforma. In de kerken,
sidderend van kaarsvlammen, kruipen
vrouwen op de knieën naar het altaar.
Generaal - candidaat - president Avila
Camacho zegt dat de olie in den bodem
van Mexico Mexicaansch is en
Mexicaansch zal blijven. Mexico heeft tor
tilla's met boonen in heete roode saus
gegeten. Mexico houdt siësta. Ik lees,
in de koele schaduw naast de bran
dende hitte van de patio: Piet Paaltjens:
Welk een dwaas Mexicaansch moment
in de eeuwigheid. .. .
Sport en spel
Het Japansche
schaakspel1
IN een groot caféin de binnenstad
wordt ijverig tot aan het slui
tingsuur aan vele tafeltjes schaak
gespeeld. Aan een paar tafeltjes slechts,
waarom een handjevol toeschouwers
zich scharen, speelt men GO. Dat
gaat zoo den eenen avond na den
anderen. Op een goeden keer kwamen
in bedoeld koffiehuis 's avonds een
paar naarstige schaakspelers binnen
stappen. Toen zij aan een Go-tafeitje
voorbijkwamen, zei de een terloops
tot den ander:
Daar zijn ze bezig met zij n tweeën,
mensch, erger je niet" te spelen!"
Alle vergelijkingen plegen mank te
gaan. Maar deze vergelijking hinkte
niet alleen, de geheele opmerking
was er vlak naast. Het was een vol
maakt verkeerde beoordeeling. De
ergelijke en vroolijke begeleidende omstan
digheden, die tot het spel Mensch,
erger je niet!" behooren en het zoo
populair maakten, als zelden een
spel in zoo'n korten tijd wordt, vallen
bij Go vanzelfsprekend geheel weg.
De Go-speler in het bewuste caféhad
nu natuurlijk zich alle moeite kunnen
geven, om de in zijn oogen zoo scheeve
beoordeeling eens even recht te zetten.
Maar hij deed het niet, integendeel,
hij boog zijn hoofd gelaten en wijs
over zijn speelbord en verdiepte zich
opnieuw in zijn spel. Ook daarin lag
alreeds een kleine karaktertrek, die
voor den Go-speler typisch is. Voor
hem was het een uitgemaakte zaak,
dat zulk een verkeerde gevolgtrekking
het weerleggen niet waard was. Trou
wens een Chineesch spreekwoord zegt
van den Go-speler: ,,. .. .hij komt bij
de begrafenis van zijn vader te
laat. ..." Kan men zoo iets van
andere spelen beweren? De geheele
kleine episode in het cafégetuigt
echter van de groote onbekendheid,
waarin dit spel, zelfs bij schaakspelers,
nog verkeert.
WANNEER men iets grondig wil
leeren, dan doet de beginneling
er het beste aan, naar een matador in
het bedoelde vak te gaan. De meester
van het Go-spel" in Europa woont
toevallig in Charlottenburg, een wijk
van Berlijn. Studieraad Dueball. Hij
speelde vorig jaar tegen den
Japanschen speler, Zijne Excellentie
Hatoyama, een partijtje Go per tele
graaf, dus een spelletje, waarbij beide
den afstand wisten te bewaren ! De
partij duurde zes-en-vijftig dagen en
eindigde met de overwinning door den
Japanschen speler, evenwel slechts
met een voorsprong van zeven punten.
Wanneer men het tijdverschil in aan
merking neemt, dat tusschen Tokio
en Berlijn bestaat, en dat denDuitschen
speler dikwijls dwong op de onmoge
lijkste uren zich te moeten
concentreeren, om een zet te doen, dan zal
men moeten toegeven, dat het nog
zoo slecht niet was. Men kan van een
eervollen nederlaag voor Europa
spreken.
En waar haalde deze Europeesche
meester zijn wetenschap omtrent het
Go-spel vandaan? Hij haalde zijn
heele kunde uit .... een lexicon !
Met een studievriend begon hij te
spelen en leerde in driemaal tien jaren
zooveel van dit spel, dat hij
uitgenoodigd werd, naar Japan te komen.
Wanneer men als leek voor dezen
meester" zit, dan verwacht men, dat
nu een zwaarwichtige voordracht over
de uiterst gecompliceerde regels van
het Go-spel van stapel zal loopen. Na
twee minuten is het echter eiken
beginneling duidelijk, dat de regels
geniaal eenvoudig zijn. Een bord,
dat op symbolische manier wijd uitge
strekt land, zonder bezitter voor moet
stellen, wordt verdeeld door negentien
maal negentien lijnen, die elkaar in
rechte lijn doorsnijden en zoodoende
vierkanten vormen. Elk van de beide
spelers zet nu op de snijpunten dier
lijnen steenen, waarvan
honderd-tachtig zwarte en honderdtachtig witte
voorradig moeten zijn. Elk der spelers
heeft de taak, zooveel mogelijk land"
voor zich zelf te veroveren. Hij moet
er naar streven, zijn steenen op zulk
een wijze op het bord te plaatsen,
wel te verstaan, steeds op de snij
punten, dat een zoo groot mogelijke
ruimte door zijn eigen steenen inge
sloten wordt. De tegenspeler heeft
echter hetzelfde doel voor oogen. Nu
. wordt door elk van de twee tegelijker
tijd geprobeerd, om het insluiten en
afsluiten van het gebied, dat door de
tegenpartij veroverd moet worden, te
verhinderen. Dit gebeurt door het
zoogenaamde tusschenzetten" van
steenen. Wanneer het den eenen speler
gelukt is, rondom de vijandige steenen
zijn eigen steenen als omsingeling te
zetten en deze zoodoende volkomen
in te sluiten, dan kan hij deze steenen
van den anderen tot zijn gevangenen
maken. De gevangenen" worden van
het speelbord verwijderd en tot aan
het eind van het spel bewaard. Over
winnaar wordt diegeen, die de meeste
vrije snijpunten omsingeld heeft. Bij
deze punten, die als het ware zijn ver
overd gebied beteekenen, kan hij
de gevangen steenen als even zoovele
,zege-punten', die hij behaald heeft,
optellen. Wie het grootste aantal
bezette punten en het leeuwenpart
aan gevangenen gemaakt heeft, heeft
gewonnen.
Voor gecompliceerde regels behoeft
de beginneling dus niet bang te zijn.
Hij kan, zoodra hij deze weinige regels
kent, onmiddellijk met het spel be
ginnen, zal echter naar een- paar
partijtjes dadelijk merken, dat niet
de regels moeilijk zijn, maar het spelen
volgens deze regels. Van eentonigheid
kan bij dit spel geen sprake zijn. De
mogelijkheden, om met het grootst
mogelijke succes hier of daar te be
ginnen, zijn legio. Zij zijn precies zoo
talrijk als het aantal snijpunten, dat
voorhanden is. Een bepaalde manier
van beginnen bestaat er bij dit spel niet.
In het verloop van den kamp ver
meerderen zich de mogelijkheden, waar
een steen bij te plaatsen valt, om land
voor zich zelf te winnen of om den
tegenspeler in zijn bemoeiingen, zelf
land te veroveren, te hinderen, of om
gevangenen te maken, tot in het on
eindige.
Wanneer een veroveringsplan door
den ander gedwarsboomd wordt, dan
kan diegene, die in den klem gebracht
is, een andere krijgslist verzinnen. Het
zal slechts hoogst zelden mogelijk zijn,
een methode, die een der spelers zich
voor het geheele verloop van het spel
in kwestie uitgedacht heeft, tot aan
het eind door te voeren. Elk oogenblik
kan de situatie van meet af aan anders
worden. Een eerste vereischte is dus,
dat de spelers over de gave beschikken,
zich bliksemsnel in een andere positie
te verplaatsen. Geestelijke bewegelijk
heid en een groot uithoudingsvermogen
zijn eveneens eigenschappen, die een
Go-speler van huis uit moet hebben,
wil hij ooit een goed tegenspeler worden.
THANS zijn ongeveer een millioen
Go-spelers in'Japan, een duizend
tal in Duitschland. Natuurlijk valt van
een duizendjarige oefening iets anders
te verwachten dan van een vijftigjarig
streven.
Het Go-spel is een brug, die tot een
juister begrip van het Japansche volk
kan voeren.
PAG. 18 DE GROENE No. 3285