Historisch Archief 1877-1940
JM^aar de koeien
worden gemolken
JA, heel stellig en toch, en tóch zijn de
koeien uitgemolken tot den laatsten drup,
zonder een kwartier verlet óók na dien
nacht, toen nog maar juist de zon zoo schier on
dragelijk liefelijk was opgekomen over de Meische
landouwen. Net als anders, op den wekker van
vieren maar nu zagen we 't, met de angstige
kinderen voor de ramen: kwamen de beide zoons
van onzen buur door de alweer keurig met blank
zand aan kant gemaakte koegang de achterdeur
uit op de werf. Ze spanden den ouden Zwart voor
den wagen, de een rolde een sigaretje, de ander
stak z'n pijp erbij op. Toen zei de oudste: huw !
En bolderend, met de rammelende leege melk
bussen, reden ze de poort door naar 't land.
Alleen, maar mogelijk was dit onze eigen ver
bijsterde verbeelding dacht ik even: Cor en Jan
zien er uit of ze allebei een klap met een paal op hun
kop gehad hebben. Want de oorlog was een paar uur
tevoren in ons land binnen gebroken. Het geronk
van de vliegtuigen, alsof ze ons dak telkens raakten
had zoo door den hemel gescheurd, kris en kras, en
uit onze duinen, waar juist de meidoorn en de
kamperfoelie ging bloeien, blafte aanhoudend het
afweergeschut, maaide het gerikketik van mitrail
leurs. Uit de richting van Bergen, over het vliegveld,
laaide al maar een gloed van vuur, heel vaag flakke
rend in onze slaapkamer. En gillend van angst
waren de kleine jongetjes op bloote voetjes bij ons
binnen gerend.
Maar niet alleen onze buurjongens gingen toen
te melken uit, onverlet, zoo deden alle koemelkers,
in hun loomen tredgang, van ónze buurtschap, van
alle buurtschappen, waaruit onze landelijke ge
meente bestaat, omdat dit immers een dorp is van
veeboeren n pensionhouders. En zoo zette dat gerij
naar de melkbocht in den polder maar kleintjes en
zoo'n beetje schamel z'n alledaagschen gang voort,
waarbij ze alleen de dan even onwennige paarden
met de ooren in den nek aan den kant van den weg
moesten halen, heelemaal tusschen 't bloeiende
pijpkruid in de bermen om de voorbijschietende
vreemde oorlogswagens vol mannen onder helmen
door te laten. .. . Waarheen? Naar hun doel. .. .
Nee hoor, 't koemeiken, dat gaat onveranderlijk
voort ? in den vroegen morgen, in den namiddag,
telkens zoo van vier uur, half vijf af nog aan de zon
twee maal daags weeraan van eiken dag, door de
week en Zondags even goed, door winter en zomer,
lente en ontij, of 't land in vrede leeft, in oorlog, dan
wel door een vreemd leger overmeesterd en bezet.
En als de koeien in de wei al eens mochten denken,
dat de melkknechten zich soms hebben verslapen,
dan beginnen ze roepend om hen te bulken".
Óók dien nacht. Ja, toen was de eenige, soms jam
merlijk lang uitgegalmde klacht 't geloei, hier
en daar uit de verte tegen al dat onheil aan den
sterrenhemel, 't Melken, in dien eindeloozen kring
loop van 't gras, van den mest, van de melk zoo'n
vier, vijfduizend liter dooreen van iedere koe in
't jaar tot dien witten, roomig witten stroom van
Hollandsche melk, voor de Hollandsche grasboter,
de volvette kazen, dat soelaas voor de kinderen,
de zwakken, de zieken, voor de Hollandsche men
schen, die daar bij gedijden.
Ik vroeg mij af: kan ik eenig beletsel bedenken,
van onheil, van 't oppersgeluk, waardoor 't melken,
stipt twee maal daags, en dag aan dag, gén voort
gang zou hebben ? Maar 't lukte mij niet. Want
't is als een natuurwet, die zich niet aan 't lot van
menschen stoort. De koeien worden gemolken, zoo
zeker als de zon opkomt. Wanneer onze oude buur,
die 't nu over zijn heele bedrijf van de boerderij en
de landen met 't vee en de schapen alles verordineert,
eenmaal uitgestrekt ligt op zijn sterfbed, laatste pijp
uitgerookt dan zullen zijn beide zoons op den
wekker van vieren 't nog wat verwaakte huis uit
komen, dat de deur van de koegang klept, den
Zwarte inspannen en te melken gaan. Toen hun
moeder dien dag werd uitgedragen, gingen haar
jongens te melken, vóór en na. Op hun trouwdag,
uit hun huwelijksnacht, gaan ze te koe-melken, en
ook als de vrouw in 't kraambed hun eerste, nog wel
mogelijk een knechtje, barende is. ... Verleden
zomer is bij nacht de bliksem in een naburige hofstee
geslagen, 't Eerste was geweest om de koebeesten
los te snijden uit den al brandenden stal en de wei
in te jagen, 't Werd een rookende puinhoop. Maar
(foto: Eva Besnyii)
om vier uur kwamen, met den dageraad, de baas en
zijn knecht recht uit hun starende toezien want
ze wisten: 't is melktijd. Ik weet van dien oppersten
jool, eens in 't jaar in de vaak vreugdelooze sleur van
hun zwoegende leven: van de kermis, dat er, midden
uit 't gelag de meid losgelaten werd, om met
dronken hoofd al maar topzwaar voorover, dwars
door de landen klabatterend voor den kortsten weg,
wel eens in een sloot tuimelend, er weer uit
scharrelend, doorwaternat en weer even door 't
modderbad bijgekaterd. .. . toch nog op tijd de
koeien te gaan melken. Ik heb eens gelezen van
twee boereknechten in ons zuiden, die hadden bij
nacht een oude vrouw gewurgd om haar geldje.
Ter wille van hun alibi gingen zij hierna prompt te
melken. Maar dat de politie toen later op de koe
uiers bloedsporen had gevonden in hun vinger
afdrukken.
NEE niets kan ik vinden, waardoor sacrament
van 't koe-melken geen doorgang kan hebben
Ook geen oorlog, óók geen bezetting. Als onze jon
gens, die dienen moesten, met verlof kwamen, gin
gen zij vanzelf weer aanstonds mee naar de koewei.
En zoodra die boerejongens nu, vaak gruwzaam
geteisterd zóó uit hun soms toch maar onnoozele
levens, afgezwaaid zijn met groot verlof?nu nemen
zij de plaats van vader, die inviel, van ook wel eens
moeder of zuster, meteen weer in op de melkkar,
zij 't nog verwezen zwijgende als in een bangen
droom. Alleen, ja gesneuvelde melkknechten, die
hebben een overwegend beletsel. .. . Maar 't melken
gaat toch voort, zonder hen, door hun vervangers.
Ook als de tongblaar onrustbarend heerscht, als de
koeien met melkziekte en gloeiende koorts plat
neerliggen dan worden ze overeind gepord, om
gemolken te worden. .. . Want straks stopt de
melkrijder immers uit zijn jakkergang op den motor
wagen maar enkele minuten voor de poort van de
boerderij, om de volle bussen op te halen. En hij
heeft geen tijd om te wachten. Met mannekracht en
behendigheid vatten ze die honderd-twintig-ponders
vierkant op en kantelen ze smakkend op rij en gelid.
Waar lijken ze op, die batterijen van gegalvaniseerd
ijzeren melkvaten ? Op torpedo's, op granaten, meent
onze oorlogsverbeelding. En in hun denderende
vaart van erf naar erf tot wijd den polder in, stui
vende langs de smalle wegen verschrikken ze
soms wie ze met dit dreunend geweld achterhalen,
omdat, met de oorlogswagens, zij de eenige zijn die
van al den stoom" langs den weg, nu nog ver
gunning hebben, wijl 't gaat om de melk.
Ravitailleeren !
Bij de evacuatie hadden wij een vrouw met haar
kinderen ingekwartierd. Onder het bombardement
waren ze schamel gevlucht. De man was eerder al
opgeroepen om uit de Hollandsche waterlinie mee
't vee bij vele honderden weg te drijven van de
opgeblazen boerderijen. In hun onrust waanden zij
elkaar al verloren. Tot hij ineens, door den nacht
op de fiets, aan zijn gezin verscheen afgetobd
en mager geworden, maar gezond. Hij vertelde, dat
deze dieren, na een vervoer van soms dagen, voor
een groot deel in de abattoirs moesten afgeslacht.
Maar. ... op deze noodlottige tochten: ging, stipt
twee maal daags, ook op de platbodemschuiten
soms midden in 't gevecht, het melken door.
ALLEEN n omstandigheid is er, dat het melken
stagneert en de koeien acht, negen weken
,,droog gelegd" worden, op den droogstal komen".
Zoo meest tegen Nieuwjaar. Een koe loopt"
veertig weken. De boer houdt daar aanteekening
van. En de laatste twee maanden worden ze niet
meer gemolken, maar 't kalf je maakt die schade
weer goed.
In deze door de natuur zoo mild gezegende lente
dat wij er hier buiten bij al dat oorlogsgerucht uit
de verte nog wel eens beducht die welige, vredige
schoonheid op aanzien nu is ook de melk juist
op z'n zwaarst en geven de koeien 't gulst, tot wel
zoo'n vijf en twintig, dertig kop per keer en dus
evenveel liter per dag. De witte stroom zwelt, al
weten wij, nu zooveel grenzen uitgewischt zijn, niet
meer waar hij zal uitmonden. Maar door de fa
brieken wordt hij stelselmatig heen geleid. Daar
maken ze er boter van, kaas, pap en brei,
flesschenen chocolade-melk. En de melkslijters alleen be
trekken 't nog direct van de boeren, om 't aan de
Hollandsche burgers uit te venten, zoo lang de
voorraad strekt.
En hoe staat 't u nu aan?" vroeg ik vanmorgen
nog wel even ironisch aan een bevreesden boer, die
mij een jaar geleden handenwrijvend gezegd had,
toen van al die internationale spanningen de kranten
vol stonden: wel wat zou 't mij letten als er nog
maar weer eens oorlog van kwam?" Want 't was
in den tijd, dat de melk in den zomer nog maar drie,
drie-en-halve cent deed en 's winters effies meer".
En ja" glunderde hij zoo in die jaren na
14 liepen die prijzen toch op tot tien, elf centen en
voor de kaas vijftig gulden en meer."
Wel" was nu zijn antwoord: We vangen er
alweer vijf centen voor met den dag vandaag en
gisteren was in Purmerend de kaas van vijftien tot
twee en twintig en halve gulden opgeloopen.
Bovendien is er volop gras. Nee, nee, we mogen niet
klagen. Al krijgen we, naar 't zeggen is, vóór
Februari geen meel en geen koeken meer voor de
koeien. Maar als de hooi-oogst zich houdt naar
gelang 't er nu vóór staat. Alleenig: in '14 was 't
allemaal zoo ver van ons weg. .. . Maar n ding
is tóch mooi dat er in ons heele dorp geen n
soldaat is gebleven."
In die eerste opgewonden dagen vertelde een buur
mij, als een schrikkelijk oorlogsfeit, dat een paar
Duitsche soldaten, vóór aan de kleine afdeeling, die
ook ons dorp ging bezetten, na een nachtelijken tocht
in de wei een meisje hadden zien zitten melken. Zij
waren er over 't hek heen gestapt en hadden alleen
maar met een verontschuldigend gebaar, hun beker
een paar keer uit haar emmer gevuld met die eerste,
nog warme, vette melk. Maar ik dacht zoo: die
moe-gevochten dorstige jongens hadden 't nog zoo
slecht niet bekeken. En, God weet, zullen ze in
Vlaanderen, in den grooten slag, nog wel eens
vriendelijk aan dat Groeter melkmeisje hebben
gedacht.
Onverlet, door wat ook, gaat hier 't koemeiken
voort, mee in de regelmaat van de zon. En daar
wordt vanzelf geen woord over gepraat.
ZIE DEN BON OP PAG. 20
PAG. 7 DE GROENE No. 32*5