Historisch Archief 1877-1940
Letterkundig Leven
OP VASTEN
C. J. Kelk
EEN plotseling, adembenemend gebeuren doet
met een ruk het maatschappelijk leven stil
staan; radeloos kijken allen om zich heen,
het werk ontzinkt aan hun handen en valt op den
grond te gruizel. Machteloos zinken de handen in
den schoot.
Op zulk een oogenblik gevoelt ook hij, die ge
woon is zich met geestelijken arbeid bezig te
houden, hoe nauw en diep datgene wat schijnbaar
los staat van de werkelijkheid, te allen tijde met
het reëele leven is verbonden. Ook voor hem schijnt
plotseling alles afgeloopen: de toekomst is n
ondoordringbaar duister, waaruit geen enkele
richting gevende toon meer opklinkt; hoe den weg
er heen te vinden?
Maar dit alles is tegen de natuur der dingen. De
natuur staat nimmer stil zij groeit voort, zij
maant ook den mensch, dit zichzelf overschattende
natuurproduct, dat zich op dit moment zijn
individueele ontoereikendheid bitter bewust wordt, voort te
groeien. De eerste waarschuwihgsseinen geeft zij
zelve: er IS nog een toekomst, dit duister is schijn.
De mensch luistert en gehoorzaamt. Zijn vitaliteit
herneemt zich, de gebukte richt zich op, de handen
worden uit den schoot gelicht, ze komen in be
weging.
Langzaam en onbestemd maar allengs doelbe
wuster en machtiger herstellen zich de motorische
krachten, die het raderwerk weer aan den gang
brengen. Wat men een oogenblik in eerste ver
bijstering heeft uit de hand gelegd, wordt weer
opgevat. Eerst is het' niet veel meer dan het zoeken
naar afleiding", maar weldra voltrekt zich iets
onverwachts en wonderlijks.
En het is misschien juist de mensch, wien het
geestelijke meer in het bizonder tot arbeidsveld is
toegewezen die dit wonderlijke het eerst ervaart.
Juist in deze zoo moeilijke tijden, nu onloochenbaar
over de geheele wereld een nieuwe toestand aan
het worden is, nu veel oude, versleten waarden op
eenmaal worden opgeruimd, nu veel wat in het
verborgene gegroeid is, plotseling uitbot en in het
licht treedt, nu nieuwe, voor talloozen onver
moede verschieten zich openen, nu is het zaak al
wat er aan werkelijkheidszin, al wat er aan posi
tieve kracht en werkdadigheid in ons steekt, te
mobiliseeren.
IN onze litteratuur hebben telkens in de diverse
perioden harer ontwikkeling de wisselende
aspecten, maatschappelijke en staatkundige, van
het land zich duidelijk afgeteekend. Een betrek
kelijk klein taalgebied als het onze moest wel in
de eerste plaats den invloed van grootere taalge
bieden ondergaan. Maar de eigen taal en de hals
starrig Nederlandsche volksaard wisten bijna steeds
deze invloeden te verwerken tot uitingen van een
volstrekt eigen, Nederlandsen karakter.
Toch heeft degeen, die de litteratuur van den
dag op den voet volgt, zich wel eens afgevraagd of
het op den duur voor een klein volk mogelijk zou
blijken in een geïsoleerd bestaan temidden van het
groote, zich van karakter wijzigende Europa, steeds
opnieuw uit zichzelf de levende krachten op te
leveren, noodig om die litteratuur een zich telkens
hernieuwenden bloei te verzekeren.
Gaat het anderen als mij, dan zullen velen zich
die vraag wel eens hebben voorgelegd: zal niet onze
litteratuur, bij gebrek aan een heilzame deelname
aan het groeiproces van de moderne wereld, op
den duur steeds meer in een provinciaal isolement
worden opgesloten, zoodat alles wat nu nog leeft
er afsterft, wat nu nog kleurig prijkt, verdort?
Nederland heeft zich, maatschappelijk en staat
kundig, niet voor de keuze gesteld gezien of het
al of niet bereid was zijn isolement op te geven.
Door een korten, hevigen oorlog, uitbarsting als een
onweer en met gelijke snelheid toegrijpend, is aan
dit isolement definitief een einde gemaakt. Een
GROND
Restaurant DORRIUS
N.Z. Voorburgwal b.h. Spui, Amsterdam
PLATS DU JOUR EN A LA CARTE
ieder sta het vrij dit te aanvaarden op zijn wijze:
men kan het betreuren, men kan het in zekeren
zin redelijk en noodwendig achten, hoe dit zij: het
feit IS er en met dit feit hebben wij rekening te
houden.
Op onze litteratuur, want dit is het terrein, dat
mij in het bizonder bezig houdt, behoeft deze ver
andering in ons volksbestaan in de toekomst vol
strekt niet van negatieven invloed te zijn. Integen
deel. Al moge de eerste uitwerking vernietigend
schijnen, naar gelang de toestand opklaart en zich
verheldert, zullen nieuwe nog ongekende krachten
uit onszelf opstaan en de ontwikkeling onzer
letteren een stoot geven, die hen opeens deel zal
doen hebben aan een groot geheel.
Natuurlijk is niemand in staat vooraf de lijn af
te teekenen volgens welke die ontwikkeling zich
zal voltrekken. Dat is ook niet noodig. Het zai
misschien minder vlug gaan dan wij het ons thans
in den eersten impuls van een door den storm bewo
gen gemoed verbeelden. Maar ik ben ervan over
tuigd, dat ook in de litteratuur veel waarden, die
verouderd en versleten waren, voorgoed zullen
blijken te zijn opgeruimd.
Wanneer wij ons eerlijk en onbevangen, positief
gericht als waartoe de omstandigheden ons nopen,
voor de feiten plaatsen, dan kunnen wij de dingen
zien in het eenig licht, waarin ze zijn te onder
scheiden, n.l. in het licht van de werkelijkheid.
Sommige van die versleten en overjarige waarden,
waaraan wij desondanks gehecht waren geraakt,
zijn ons ontvallen. Wij moeten dit verlies onmid
dellijk en zonder ons te bezinnen als reëelen verlies
post boeken. Maar wij weten sinds kort, dat Neder
land niet langer het eiland der gelukzaligen" is
wij weten, dat de harde werkelijkheid van het
moderne Europa ook ons kleine land voortaan
inschakelt in zijn voortstormende phalanx en dat
wie achterblijft onder den voet geloopen wordt. Wij
weten, dat wij niet langer kunnen verwijlen bij
het droomerig beschouwen onzer geërfde antiqui
teiten. Het leven, dat in ons land een gemakkelijke
rustplaats vond, jaagt ons op uit schuilkelders en
ivoren torens". De storm waait nu ook door dit
lang gespaard en verschoond gebied. En dit zal
niet nalaten ook wél te doen, ook te saneeren.
WIE, zooals ik, jarenlang de Nederlandsche
romanproductie critisch bezag, is dikwijls
genoeg vertwijfeld geweest over het gebrek aan
werkelijkheidszin bij talrijke schrijfsters en schrij
vers. Voor velen van hen schenen er geen maat
schappelijke problemen, geen vraagstukken te
bestaan, die het levensbelang van den gewonen
mensch raken. Voor velen schenen er geen volken
te leven buiten onze enge grenzen, velen van hen
waren doof en blind voor wat in andere volken
levend opstond en tot brandende werkelijkheid
werd. Velen van hen hielden zich bezig met de
allerkleinste schakeeringen hunner geestelijke zin
tuigen, velen ook lieten ons een wereld zien, die
alleen in een duttend brein bestaat, voor velen was
de werkelijkheid dermate verbijsterend en over
stelpend, dat deze slechts met dichtgeknepen oogen
en met de vuisten in de ooren kon worden tegemoet
getreden.
Kunstmatig doof en blind zullen wij geen van
allen meer kunnen zijn. Juist voor den schrijver,
voor wien de werkelijkheid den voedingsbodem
vormt voor de verbeelding, mag en kan de werke
lijkheid niet langer een sluier dragen. Het groeiend
besef van deze noodzaak mag tegenover het ge
leden verlies even onmiddellijk en zonder weifelen
als een winst worden geboekt.
Men versta mij wel. Ik heb nimmer de opvatting
gedeeld, dat de ware kunst een fotografische weer
gave was van de werkelijkheid en evenmin dat de
kunst zich zoo ver mogelijk van de realiteit diende
verwijderd te houden. Mijn standpunt was, is en
blijft, dat de kunst de geestelijke verwerkelijking is
van wat een mensch in het reëele leven ervaart.
Kunst, zoo heb ik het eenmaal geformuleerd, is
het surplus van den overcompleten mensch.
Zooals ook elders in de natuur, zoo is in de
menschelijke ervaring het microscopisch kleine een
getrouwe afspiegeling van het kosmisch groote.
Naast elkander zijn en blijven mogelijk en van
gelijk belang de op de oneindig kleine en de oneindig
groote gebeurtenissen gerichte concentraties.
De kunstenaar beeldt echter de werkelijkheid,
groot of klein, af met de middelen van zijn per
soonlijkheid. Deze persoonlijkheid vindt
wederkeerig zijn voedsel in de realiteit, die ons omringt.
En zooals het persoonlijk karakter van den mensch
in wezen behouden blijft onder alle lotswisselingen,
zoo zal ook het persoonlijk karakter van een volk,
van zijn kunst en van zijn litteratuur zich hand
haven met al zijn karakteristieke nuancen.
Dit is, mij dunkt, de toon, die ons uit de ondoor
zichtige toekomst als een commando tegemoet
klinkt: eenmaal vastgesteld, dat wij aan de blijvende
kracht van onze eigen litteratuur niet behoeven te
wanhopen, in tegendeel, dat wij op haar ontwik
keling mogen vertrouwen, is het onze taak met
verscherpt bewustzijn acht te geven op de wijzi
gingen, die gewijzigde verhoudingen op het totale
beeld zullen uitwerken.
Met n schok verandert niet alles neen, dat
wat versluierd leefde, treedt door den schok klaar
aan den dag. De rekening is opgemaakt. De valsche
droomen vluchten. De geestelijke inflatie zakt
ineen. Wij belanden op een ander peil, maar dit
peil zal op den duur blijken het vertrouwenwekkende
te bezitten van een eindelijk blootgewoelde waar
heid. En op dien nieuwen grond kan men weer
staan en voortgaan.
HET was opmerkelijk hoezeer zich in onze
litteratuur der laatste jaren de z.g. vlucht
uit de werkelijkheid" kenbaar maakte. Vele schrij
vers wendden zich tot het verleden, het aantal
historische romans en andere geschriften van
herdenkenden aard bereikte een angstwekkende hoogte.
Het was waarlijk of wij alleen een verleden kenden,
of er geen andere glorie bestond dan die van traditie
en gereedelijke overerving, een mentaliteit, die zich
ook in het maatschappelijke leven in een
onoverzienbaren berg jubilea en historische vieringen uitte.
Ook dit is door ons, voorzoover het ons gebied
betrof, vaak onbevangen en onbewust van wat de
naaste toekomst brengen zou, niet steeds met
ingenomenheid opgemerkt n vastgesteld.
Deze eeuwige vlucht uit het heden naar het ver
leden, het is een camouflage, waarop geen levende
letterkunde langer dan een wijle teren kan. Eenmaal
moet men zich weer tot het heden, tot de toekomst
keeren, hoezeer men er door mocht worden afge
schrikt.
Kenschetsend ook voor den toestand, waarin het
al te besloten Nederland tot dusver heeft verkeerd,
is het verschijnsel, dat onze poëzie, met name de
lyriek in de halve eeuw, die achter ons ligt, een
ongekende hoogte heeft bereikt en dat men, al viel
dit wetenschappelijk immers niet te bewijzen, dik
wijls heeft gesproken van een Europeesch peil,
waar tegenover ons proza, inzonderheid de roman,
tamelijk schamel bleef afsteken. De lyriek kan
overal bloeien waar het zieleleven van den dichter
bloeit, waar hij zijn liefde vindt, de jubelende
vogels, de zee, de heerlijkheden van zon en ge
wassen, de stilte, de eenzaamheid, den besterden
nacht. Maar voor den roman is gebeuren noodig,
is actie noodig, is het op elkaar botsen van levende
krachten noodig, is de dynamiek noodig, die men
in het kleine, pientere, nijvere land in zijn wel
besloten welvaart en betrekkelijke tevredenheid
tevergeefs zocht.
Ongevraagd is ook onze geestelijke ontwikkeling
in die dynamische krachten begrepen, die ons
meesleepen naar het strijdtooneel der wereld. Behalve
verlies geeft dit ook winst, behalve een tijdelijke
verzwakking schenkt dit ook nieuwe vaart en ver
sterking.
Voor den positieven mensch komt het er op aan
voor zijn geestelijk leven van die opstormende
krachten profijt te trekken.
De litteratuur blijft het leven trouw als een
onmisbaar begeleidend verschijnsel. Het is nu zaak
en ieders taak ook de litteratuur trouw te blijven,
trouw te blijven op zijn post. Het zal voorloopig
of wellicht voorgoed uit zijn met het
middeleeuwsch devies: met een boekje in een hoekje.
Maar het boek zal meer dan ooit een onmisbaar
deel worden van de macht, die in ons en buiten
ons, de opkomst van een nieuwe veerkracht voor
bereidt en bestendigt.
NOORD-BRABANT BIEDT U:
bosch, heide, vennen, stedenscboon
zeer comfort, hotels en pensions
Uitvoerige inlichtingen Federatie V.V.V. in Noord-Brabant.
DOMMELSTRAAT 24 EINDHOVEN
PAG. 9 DE GROENE No. 3285