Historisch Archief 1877-1940
HET OLIEMANNETJE
WORDT HUURKOETSIER
INDERDAAD. Dit zijn de tijden dat de
petroleumventer huurkoetsier wordt. En van de gevels
kun je het lezen.
Daar staat op het puitje van zijn baksteenen
woning bezijden den Heereweg.?en 't alarmrood
van de jongste mode van de kozijnen en 't hek
scheen al veel eerder een bloedige vermaning
ja, wel 't heele drama in kort bestek. Boven al het
schild: Standard petroleum" met in eveneens
roode letters in den krans van geel en blauw Esso"
en daaronder product". Filiaal, dus, van het nu
almee wel allermachtigste wereld-concern, want
niet waar? wie de olie heeft wint den oorlog. En
dan op 't raam een wit papiertje met in het naarstig
onwennige handschrift: Alhier geen péterolie
meer." Er boven op een keurig nieuw houten
bordje: Paard en brik met koetsier te huur."
Verleden week nog was hij er heelemaal niet
goed van" vertelde zijn vrouw, ,,'n Beetje ver
drietig. ... als je 't zoo lang hebt gedaan, en nu
temet niets meer." Z'n weekloon, de vergoeding
voor 't paard, voor de voet- en de percenten van
den verkoop boven de zooveel liter heeft
evenbedoeld wereldconcern zijn oliemannetje dan ook
meteen opgezegd. Want er komt immers niet meer,
of een bagatel. Zij zelf ook, de vrouw, was er ziek
van, over haar zenuwen heen, om al die buurvrouws
met 'r bussen en kannetjes, of zouden ze dat
briefie niet kunnen lezen? die den
godganschelijken dag tóch achterom komen, de klink
lichten en dat ze maar nee, en nog eens nee moet
verkoopen. Want er ben er, genoeg, die worden er
nog kwaad om ook. En als dan eens in de week
die knal roode tankwagen met de vaart van een
torpedo over de landwegen komt gestoven dan
lost hij er nog eens 'n vijf-, zeshonderd liter, plaats
veertig-, vijftighonderd gewoon dat in twee dagen
schoon is uitgegeven.
Vanzelf was 't toen op slag gedaan met 't uit
venten, eiken dag in de week in steevast de volgende
buurt op den wagen met de rustig rammelende en
even klokkende blikken achter de hit aan, die uit
z'n eigen ho hield voor de klanten en de woningen
van de anderen voorbijging. Hij zat er, door de
jaren heen als vastgegroeid op den bok, z'n
steelpijpie vooruit, de wolken tabaksrook de lucht -in
als een soortement locomotief zoo, dat de dokter
onlangs lachend zei, toen de vrouw klaagde dat
haar man vast te veel rookte: ik herken hem als
automaat uit de verte al aan die puffen, die hij
uitblaast. En dan kan dat zoozeer nog geen kwaad."
Maar hij is dan toch ook al een zeventiger, ons
altijd vrindelijke, want zwijgzame
petroleummannetje, met zijn ingevallen wangen, zijn beetje
in 't buitenweer verdofte oogen, met zijn keurig
vilthoedje op, en om zijn kin het kroezelend witte
baardje, dat ze ook wel een bloemkooltje noemen.
Sedert jaar en dag en allen dag automaat. Behalve
op Zondag. Want dan spande hij stil en behoedzaam
en al maar prevelend met de bliek, zijn ketje, dien
trouwen kameraad lang 's Heeren wegen, voor 't
Zondagsche brikje, om met de vrouw, met een
buur, die erg slecht ter been is, in 't onberispelijkst
geborstelde kerkezwart te rijden naar de mis.
EN die zelfde brik, dat historische zwarte
wagentje op de hooge wielen, bankjes rondom,
blauw bekleed en met hemelsch-blauw zijden ster
retjes gecapitonneerd, voor ieder van de vier
raampjes, vier portiertjes, een zwart zijden gor
dijntje op een stangetje dat er na den zooveelsten
schok dan ook uitvalt over je schoot dit museum
stuk voor folklore met aan weerskanten van den
bok een als zilver glimmenden lantaarn die nu
opgeborgen konden worden vanwege de verduiste
ring, en de machtig hooge tree om er achterin
binnen te klauteren deurtje dicht met een harden
smak, dat gestadig aan wat scheef zakt, eerst tot
een kiertje, tot een kier en dan, floep, weer open
vliegt dit wonder wel in zijn dekkleed onder
houden vehikel ja, wat moest hij zonder z'n
petroleum-weekgeld om samen aan den kost te
blijven? 't heeft onzen automaat na een paar
woelige nachten op de gedachte gebracht om 't te
gaan verhuren, met dan het petroleum-paardje
ervoor en hijzelf als koetsier.
Vanzelf. Want ons dorp is nu, zonder gerij,
heelemaal van die weliswaar gruwzame wereld
afgesloten en 't petroleummannetje, plus zijn
ket en zijn zondagswagentje vervangen onze auto's,
onze taxi's in de beide schuren, maar vooral ook
onzen autobusdienst op de stad. En tot gestage
verwondering zijn er nog altijd menschen oude
menschen vanzelf, kreupele, ziekelijke, zonderlinge
menschen, moeders met zuigelingen, die bij uit
zondering dan [dus niet
tweewielig zijn geboren
en nu ook niet kunnen
fietsen.
Dit wordt nu de win
ner van ons automaatje.
Maar" verzucht hij
nog weer in zijn andere
functie wat moet er
van de menschen hier
worden als straks mogelijk
toch nog enkele zomer
gasten in hun huizen trek
ken met het gas- en zijzelf
hebben ouder gewoonte in
de kleine zomerwoningen
hun intrek genomen, als
daar de kookstellen
droogstaan. Eén liter op de bon
in de week. Al hoor ik
dan, dat men hier olie uit
Roemeniëwil laten komen.
Maar dit moet ik eerst
toch nog zien. .. . als
lasthebber van de Auto
maat.
En ook begrooten hem
wél die lange ritten met
klanten: voor zijn ketje
dat er zoo aan gewend [was telkens weer
aan den kant van den weg een kostje te staan
grazen, als hij de bussen af gaf en er nog wel
eens een doodrustig praatje bij hield met de
vrouwen, laat staan soms een kopje deed. Die
ket is zoo oud nog niet, hoor, 'n twaalf jaartjes.
Maar de smid heeft, onder 't beslaan, wel eens weer
gezegd: in de achterband heeft hij gallen. Affijn,
er is eenmaal geen mensch zonder gebreken. Maar
op die lange sukkels zonder ho of hort, dan wil hij
nog wel eens gaan stappen of hij wat indut tot hij
in eene, in de buurt van een olieklant, daar af wil
draaien en wat grazen bezijden den weg."
Och ja, alweer vanzelf. Ze hebben 't allebei
verworven in dienst van het wereld-concern, het
oliepaardje er zijn petroleum-baas, die onverstoor
baar wijze rust, van wien de een op een bok-achter
een tam lakoniek maar piender ketje, en de ander
dus met dien baas aan n leidsel, vrijwel stapvoets
hun levensdagen samen plachten uit te rijden langs
al maar weer die open landwegen door de schroeien
de hitte en door de sneeuw. Als de automaat dan
al eens knikt, en maar kouwt op z'n pijpesteel, dan
begint ook dat ros te knikken met den kop en nog
gras van achter z'n kiezen na te kouwen. En bij
wijlen onderhouden zij samen zich binnensmonds,
blijkbaar nog wel eens vermakelijk ook, in de
paardentaal. Want dan glimlachen ze allebei om de
dwaasheid dezer redelooze wereld. En al maar kou
wende is 't of hun hersens voortgaan die wereldsche
razernijen moeizaam te vermalen, tot ze 't elkander
zachies zeggen wat ze er van hebben uitgedacht.
NOG onlangs vertelde de koetsier, in die
kwaliteit dan weer?moest hij e:n juffrouw
van 't trammetje halen, maar die dienst was ver
anderd en dus konden ze wachten zoo'n zeven
kwartier, 't Was warm in de zomerzon en volop
gras in dat veldje. Hij was er bij gaan zitten in de
schaduw van zijn smakelijk grazende ketje, en ze
hadden er samen maar zoo wat over gepraat: Wel,
wel, wat allemaal een gekke toestanden. En dat
nu al die vaste klanten van hen want 't paard is
slim, en pikt ze tusschen de andere huizen er precies
uit ? toch zoo jammerlijk zonder olie zitten.
Ja, 't trammetje naar stad daar rijden ze nu
geregeld op, en vangen er wel altijd een of twee-,
soms vijf, dat er nog net n met z'n zware koffer
bij wil klimmen, maar dat zal niet gaan en dan
de man twee kwartjes den rit. Er zijn er warempel
al geweest, die vonden 't toch zóó gezellig uit den
goeden ouden tijd, die wilden er mee uit toeren gaan.
Ik heb 't wel bijgewoond want 't oliemannetje
woont kort bij ons op de Krocht" dat een stelletje
heel oude dametjes, nadat hij er haar stuk voor stuk
om 't middel vierkant had uitgetild, hem hartelijkt
de hand drukten en vriendelijk bedankten voor 't
heerlijke ritje, meneer.
Maar dat tot heden tweemaal per jaar dat percen
tengeld kwam van de olie, om nog eens iets van
te koopen een nieuwe japon, een stofzuiger. .. .
da's nou zoo lang de oorlog duurt ook wel
voorbij. En wat krijgen we dan nog weer op ons dak ?
Al nemen ze, óók als huurkoetsier met de brik
en de ket, er hun tijd voor en verwachten dit van
zelf van de klanten eveneens. Voor n zoo'n knol
wordt 't anders te veel, al dat gesloof. ... Ja, niet
waar, En 't is nu eenmaal geen automobiel: n
P.K. Hij hadjiets gehoord van legerpaarden die je
misschien zou kunnen' krijgen, als daar nu nog
eens een tamme van was te pikken, om de ket
af te lossen. ... 't Eenige: hoe benaderde je met je
Hollandschen mond den Duitschen commandant?
Al had hij mogelijk nog wel een aanbeveling uit den
vorigen oorlog. Want als kaasmaker zijnde van
vaders boerderij af, had hij toen heel in Zeeland,
in zoo'n coöperatieve fabriek, nog honderden liters
afgeroomde melk he'pen verhitten tot zoo'n poeder,
tot vaten poeder, wagonladingen vol voor den
Duitscher, want die maakte daar. .. . fietsbanden
van. Nou en toen hij na den oorlog die automaat
overnam van zijn broer, die te oud was geworden,
hij zelf was toen wissellooper geweest toen
ving hij nog een kwartje den liter, een gulden voor
de bus. .. . Want je beleeft wat in die olie als 't
telkens weer oorlog is.
Hij heeft 't trouwens altijd begrepen, dat je van
den nood een deugd moet maken. En werken is
nooit schande. Kom je eerlijk de wereld mee door.
Die brik had hij dus staan. Weet u, dat die boer
hiervoor, nieuw, in de vorige mobilisatie, in dien
rijken tijd, nog duizend gulden had betaald, al kon
hij 'm later overnemen voor een klussie? En hij
moet 't zelf zeggen: veel werk heeft hij ermee. Een
aardig weekgeldje, tjonge ja. Maar 't is dan ook
een reuzewagentje. En met me paardje werken
we er alle terreinen mee af. Komt er een trammetje
of gaat er een weg: wij samen staan er. Ook nog
wel eens voor soldaten naar de kamp. Al twee keer
heelegaar naar de stad een keer een ongelukkige
vrouw, toen een die bevallen moest. Nog eens heen
en weerom naar de Waard voor een man, die net
was geopereerd. Toen kwam er een soldaat
afgezwaaid thuis, maar zijn vrouw zat bij 'r zus in 't
Buurtje want die had van den schrik, in den
nacht, een tweeling gekregen. We zijn haar gaan
ophalen. .. . Maar wordt 't drukker met de vreemde
menschen, die ook eens naar zee willen, dan moet
er een knol bij. En ik heb er op me land dik gras
voor. Dik te vreten voor allebei. Ook heb ik nog een
heel vat koekies voor staan van de regeering. Hij
had ze voorheen zoo graag, dat paardje. Maar zoo
hij in 't gras staat, verdraait hij die koekies te eten,
al ben ze dan van de regeering voor 'm gegeven.
Ik zat naast 't oliemannetje op den bok van 't
brikje, heel van Bergen af, waarheen we gasten
hadden gebracht, 't Was een mooie avond. Alleen
een bétje ziekeneurig. De ket met z'n kop zakte al
maar verder voorover in 't tuig of hij er midden op
den weg bij wilde gaan liggen. We hadden er al 'n
twee-en-half uur aan gesukkeld. En 't oliemannetje
raakte over den huurkoetsier uitgedoezeld. Toen
ronkten er drie vliegtuigen over ons heen. Drie
ijlende roode sterren. En hij zei: 't is nu maar beter
voor een mensch om de teekenen aan den hemel
niet te verstaan. .. . Toe maar, ketje. .. . daar zie
ik den stal al, me jongen. En 't komt uit ook. Want
ik had de vrouw gezegd om tien uur weer binnen te
zijn." Maar de klok sloeg juist elf, en dat merkte
hij niet. Want een uur hadden we op den rit ver
speeld.
M. J. BRUSSE
PAG. 5 DE GROENE No. 3286