Historisch Archief 1877-1940
Stedelingen en plattelanders
Tegenstellingen tusschen stad en land
EEN vraagstuk over de verhouding tusschen
stad en land was er altijd. De eerste wist
zich steeds ten koste van het laatste te
verrijken, d.w.z. er was sprake van onderdrukking.
Steden hadden steeds markt- en andere rechten.
Is dat nu nog het geval? Zonder eenigen twijfel,
al zijn er veranderingen, die dat minder duidelijk
doen gevoelen. Nog steeds echter weet de stad vele
goede krachten van het platteland tot zich te
trekken, nog steeds weet de stad de gevolgen van
economische depressies af te wentelen op den
landbouw. Wl. Woytinsky, een der grootste statis
tici, schreef eenigen tijd geleden in een werk
over The social consequences of the economie
depression": In het algemeen kan gezegd worden,
dat in essentieele landbouwgebieden de boeren
meer van de depressie te lijden hebben gehad dan
eenig ander deel van de bevolking".
De steden zijn machtscentra geworden, een
vraagstuk, dat in de laatste jaren velen bezig
houdt. De urbanisatie was een der het meest
imponeerende verschijnselen van de laatste decennia.
En in diepste wezen is zij overbevolking van het
platteland. Hier, ten plattelande, is de nataliteit
grooter dan in de steden, terwijl de beroepsmoge
lijkheden er veel geringer zijn. Het platteland stoot
arbeidskrachten uit, de steden ontvangen het over
schot dat uitgestooten wordt. Steden zijn daarom
wel eens menscheneters genoemd.
HET baart velen groote zorg, dat zich in de
steden zooveel menschen ophoopen. Een paar
voorbeelden: In Engeland woont het tiende ge
deelte der bevolking in Londen. In de Vereenigde
Staten van Noord-Amerika woont meer dan het
achtste gedeelte der bevolking in vijf steden (Chicago,
Detroit, New York, Los Angeles en Philadelphia).
In Australiëook is het verschijnsel zeer duidelijk:
daar woont de helft van de bevolking in zes steden.
Argentiniëheeft p.m. 12 millioen inwoners, daar
van wonen er in de hoofdstad Buenos Aires:. .. .
2.153.000. En hoe is het met ons land? In de beide
Hollanden wonen p.m. 3.5 millioen personen, in
het Rijk 8.7 millioen. In deze provincies, de be
langrijkste dus van ons land, woont 2/5 gedeelte
der Nederlandsche bevolking. In Amsterdam,
Rotterdam en 's-Gravenhage leeft het vierde ge
deelte van onze bevolking. Wij kunnen wel zeggen,
dat het heele gebied tusschen Amsterdam en
Rotterdam feitelijk n groote stad is. Dit zal zich
in de toekomst nog duidelijker accentueeren.
Er wonen, volgens velen teveel menschen in de
groote stad. Willy Hellpach, de geopsycholoog wil
pogen tot een evenrediger verdeeling der bevolking
te komen. Of 3it een vraagstuk van dwang kan
zijn, wordt betwijfeld. Wel mag een spontane
reactie op den snellen bevolkingsgroei der steden
verwacht worden, juist omdat de nataliteit er
geringer is dan ten plattelande (steden met meer
dan 100.000 inwoners: 15.5 per 1000, gemeenten
met minder dan 5.000 inwoners 22.3 per 1000),
terwijl de mortaliteit slechts geringe afwijkingen
vertoont (8.6 per 1000 in steden met meer dan
100.000 inwoners, 9.6 per 1000 in gemeenten met
5.000 en minder inwoners). Er zijn trouwens nog
Was DE GROENE juist
uitverkocht toen
u er naar vroeg ?
EEN GOEDE RAAD
NEEM EEN ABONNEMENT!
andere oorzaken die zullen bewerken, dat de be
volking evenrediger over het land verdeeld zal
worden. Deze oorzaken liggen vooral in de feno
menale uitzetting van het verkeer.
Wij noemden de steden machtscentra. Het kan
wel bijna niet anders zijn, want niet alleen dat
hier de bevolkingsconcentratie zich voltrekt, neen,
er is meer: wij zien er ook de vermogens- en
bedrijfsconcentratie. Juist hiervan immers is het
platteland zoozeer afhankelijk, want het is vooral
in de groote bevolkingscentra dat pacht- en koop
prijzen van land worden bepaald.
NATUURLIJK is er wisselwerking tusschen
stad en land, maar deze verloopt stellig gunstig
voor de stad. Wij weten, dat in de steden voor het
land geproduceerd wordt en omgekeerd, dat het
land voor de steden produceert. Doch, in de groote
menschennesten (deze uitdrukking werd, meenen
wij, het eerst door prof. Boerman gebezigd), stelt
men zich in de eerste plaats op de stad zelf in, in
de tweede plaats pas op den landbouw. De eigen
voorziening van den landbouw neemt een zeer
bescheiden plaats in. Heel duidelijk blijkt zulks
bijv. uit eenige cijfers van de opbrengsten der
amusementsbelastingen. In dit opzicht hebben de
steden een enorm overwicht. Vele plattelands
gemeenten heffen deze belasting dan ook niet. De
steden zijn de amusementscentra bij uitnemend
heid. En dit duidt er op, dat de beroepsdifferen
tiatie in de steden dan ook veel verder is voortge
schreden dan op het platteland.
Er is een strooming, onder leiding van G. Thirring,
die de gemeenten wil indeelen naar de beroeps
structuur, waar men sinds eenigen tijd in ons land
aan begonnen is. Voor een deel hangt met het
verschil in beroepsstructuur tusschen stad en land
ook weer samen, dat er in de steden een (zij het
ook afnemend) vrouwenoverschot is. In de ge
meenten met meer dan 100.000 inwoners zijn er
1.070 vrouwen tegen 1000 mannen, in de gemeenten
met 5.000 en minder inwoners waren er 943
per 1000 mannen. Een der gewichtigste kenmerken
van het platteland is wel dat er een
mannenoverschot is. De beroepskansen zijn in de steden voor
vrouwen aanmerkelijk toegenomen. Natuurlijk zijn
er ook andere oorzaken waarom er in de steden
een vrouwenoverschot bestaat. In de steden be
staat een groote vermenging van individuen. Daar
voltrekt zich op raskundig terrein een populatie
proces, waardoor de oorspronkelijke rastypen, zoo
zij er al mochten zijn, volkomen verdwijnen. Ten
plattelande is het anders. Hier bestaat isolatie. Er
heeft een matige inteelt plaats, althans zijn er
huwelijken tusschen individuen, die alreeds een
zelfden habitus vertoonen. Hierdoor komt het dan
ook, dat de Friezen van de Zeeuwen en Limburgers
zoo sterk afwijken, al kunnen zij toch, in groote
trekken tot hetzelfde ras gerekend worden. E. Frh.
von Eickstedt spreekt in zijn werk over
Rassenkunde und Rassengeschichte der Menschheit" van
gouwtypen. Welnu, gouwtypen worden ten platte
lande, niet in de steden aangetroffen. Hier komen
juist alle gouwtypen tezamen, om tot wat de
raskundige (ook in de plant- en dierkunde bestaat
het woord) populatie noemt te komen. Door deze
oorzaak (maar er zijn toch ook nog andere, o.a.
van psychologischen aard) worden vrouwen tot de
stad aangetrokken. Het emotioneele element is er
grooter. Wij wezen op de mogelijkheid tot amuse
ment, maar ook in de kunst zijn de steden beter
gesorteerd" dan het platteland. En dan nog, de
steden zijn de centra waar de bestuursapparaten
gevestigd zijn.
STEDEN zijn dynamisch, er komen steeds
nieuwe menschen, wat aanleiding geeft tot
een opgewekt leven. Men pakt steeds nieuwe
dingen aan, ook omdat men elkaar nog niet kent.
Winkelzaken kunnen zich uitbreiden, omdat er
steeds nog nieuwe klanten te winnen zijn. Het
middel der reclame, dat op het platteland slechts
een matig succes kan hebben, kan in de steden met
succes gehanteerd worden. Er ontstaan in de
steden nieuwe stadswijken, waardoor een tegen
stelling gevormd wordt tusschen de oude en de
nieuwe stad, naar welke laatste het liefst de pas
gehuwden vertrekken. Er is meer verkeer in de
nieuwe stad, aanvoer van de periferie naar het
centrum. Het stadsbestuur kan meer voor de ver
fraaiing doen, omdat er meer belastingbedragen
ontvangen worden. Maar, in de steden zijn tevens
de sociale tegenstellingen grooter dan op het platte
land. Kapitaalkrachtige personen verlaten liefst het
platteland. En telkens herhaalt zich het proces
van het leegzuigen van het kapitaal van het platte
land. Het leegzuigen ook van de cultuur.
HET leven in de stad is duurder, een gevolg van
de hoogere stedelijke grondrente, een gevolg
van het verkeer, een gevolg ook vooral van de
grootere omloopsnelheid van het geld. Immers, zij
komt neer op inflatie.
In de stad wonen intellectueelen. Zij trekken er
naar toe. De groote ziekenhuizen zijn in de groote
steden, wat heel duidelijk uit de statistiek blijkt.
Industrie en handel hebben zich in de steden ont
wikkeld. De landbouw is het natuurlijke" ver
schijnsel van het platteland. Hier werkt ook de
law of diminishing returns", de wet van de af
nemende (meer) opbrengst, die luidt, dat, als men
op een bepaald grondstuk arbeid en kapitaal ver
dubbelt, men toch nog niet de opbrengst ver
dubbelt. In de stad werkt de law of increasing
returns", men kan de opbrengst van het productie
proces wel bijna willekeurig vergrooten, door
nieuwe machines naast de reeds aanwezige te
stellen. Bovendien is immers de stad driedimen
sionaal. Men kan het in de hoogte zoeken. Het
platteland houdt zich aan de tweede dimensie,
het oppervlak.
Het aantal verschillen tusschen stad en land is
legio. De stadsbewoner begrijpt het platteland niet.
hij is bang voor koeien. De plattelandsbewoner
wantrouwt den stedeling. En wat wel heel belangrijk
schijnt is, dat de stadsbewoner gedomesticeerd is.
Hij is feitelijk een huisdier geworden. De platte
landsbewoner gaat direct om met de natuurver
schijnselen, waarvan hij zich meer afhankelijk
weet dan de stedeling.
En is er niets meer over de verhouding tusschen
stad en land te zeggen? Er is een boekdeel over te
vullen. Wij hebben hier slechts den vinger willen
leggen op enkele treffende verschillen, waarover
wij te dezer plaatse niet zullen moraliseeren.
Dr. E. VAN HINTE
M
icrocosmos
IN den vroegen morgen van den zoden Mei werd
door het eerste oorlogsgerucht een toen nog
achtjarige jongen opgeschrikt uit zijn onschuldige
slaap.
Verontrust riep hij zijn moeder om te hooren
wat gaande was. Na daarover eerlijk maar kalm
te zijn ingelicht, draaide hij zich op het andere
oor, en zei: Gelukkig, ik dacht al dat het onweerde",
en sliep door alles heen verder tot het gewone uur
van ontwaken.
Toen in den loop van den dag alles eenige meerdere
realiteit voor hem kreeg, vooral omdat de groote
menschen in zijn omgeving weinig aandacht hadden
voor zijn normale kinderlijke interesses, trok hij
zich terug met potlood en papier om zich in
hanepoten vrij te dichten over de beklemming, in de
volgende elegie:
De vrede is reeds weggevlogen.
De oorlog kwam als een donkere wolk voor de
lieve zon
En suiker, thee en koffie moetje kopen op een bon
Er is overal oorlog zelfs in parijs en landen
En nooit heeft iemand het goed gevonden
Dat de vrede zoo maar is weggegaan
Het heeft wel i.oo.ooo.o.oooooa mensen verdriet
gedaan.
Daarmede was klaarblijkelijk de zaak emotioneel
voor hem afgedaan.
Na een paar dagen werd tot zijn groot vermaak
zijn oude indianententje, verstommeld in een
greppel, voor een parachute aangezien.
Een week later was hij jarig en gelukkig, zonder
het obligate partijtje en met wat taartjes.
Een voorgelezen hoofdstuk uit een verstrooid
gekochte Reis om de Wereld in tachtig Dagen",
in de blauwe band, die zijn grootvader reeds dier
baar was, en het poetsen van de schoenen der
geheele familie zijn sedertdien dagelijks nieuwe
vreugden aan verschillende polen van een kinder
leven.
PAG. 7 DE GROENE No. U16