Historisch Archief 1877-1940
'Wetenschap '' ~ "' '" " " ? ' ~ ~~~ ""'"""""
Het wezen van virus-ziekten
Is het virus" levend of dood ?
ONDER virus wordt verstaan: een
ziekmakend agens, dat kleiner is, dan eenig
aantoonbaar micro-organisme. Een virus
bestaat uit afzonderlijke deeltjes, de grootste ter
nauwernood waarneembaar onder de sterkste
microscopen- waarover wij beschikken, de kleinste
niet grooter dan sommige eiwitmoleculen !
Om te constateeren of een bepaalde smetstof
bacteriën dan wel virus" bevat, wordt deze door
uiterst fijne filters, Pasteursche kaarsen" geperst.
Indien de stof bacteriën bevat, heeft zij na filter
passage haar ziekteverwekkend vermogen verloren,
het virus daarentegen passeert ook het fijnste filter
zonder zijn besmettelijke eigenschappen te ver
liezen, wij spreken dan ook van filtreerbaar virus".
De eerste gedachte, die zich aan ons opdringt is dus
deze: het verschil tusschen een bacterie en een virus
schijnt geen principieel, doch veeleer een gradueel,
m.a.w. het virus schijnt een kleine bacterie of een
klein microorganisme. Schijnt zooals wij in de
loop van deze beschouwingen zullen zien. Virus
ziekten zijn in de laatste 40 jaren op zeer veel ver
schillende gebieden van de levende natuur gevonden;
menschen, zoogdieren, visschen, insecten, planten
ja, bacteriën ! gingen te gronde na infectie met
uiterst geringe hoeveelheden van dergelijke
smetstoffen, onder gelijktijdige kolossale vermeerdering
van de hoeveelheid smetstof in den betreffenden
gastheer. Het mond- en klauwzeer b.v. is een
virusziekte, en zoo is de z.g. mozaiekziekte" der
tabaksplanten, een ziekte, die, paradoxaal om te
zeggen, óók indien ze eens uitgeroeid mocht worden,
onsterflijk zal blijven, juist door de opzienbarende
ontdekkingen, betreffende het ultravirus, bij deze
ziekte verricht.
Omstreeks 1935 had men de analyse naar het
wezen van het ultravirus zoo ver doorgevoerd, als
met de toen gebruikelijke arbeidsmethoden mogelijk
was; wij wisten toen, dat het ultravirus discontinu
van structuur was, en opgebouwd uit aggregaten
van eiwitmoleculen, van variabele afmetingen,
welke afmetingen bepaald konden worden door
middel van ultrafiltratie.
Men had verder ervaren, dat een virus nerzijds
eigenschappen bezit, waarvan wij meenden, dat zij
inhaerent zijn aan de levende stof, zooals prikkel
baarheid door physische en chemische invloeden,
het vermogen zich te vermenigvuldigen, adaptatie
en mutatie, andererzijds echter ook groote ver
schillen met levende materie vertoont, b.v. het
onvermogen, om voedsel op te nemen anders dan
uit levende cellen, en in verband daarmede de
onmogelijkheid, een ultravirus op een kunstmatige
voedingsbodem te kweeken.
Wij weten, dat de meeste microorganismen, te
kweeken zijn op bepaalde, hun passende,
individueele voedingsbodems, die niet uit levende stof
bestaan. Ondanks ontelbare pogingen is zulks voor
een ultravirus nimmer gelukt, zij zijn alleen te
kweeken in een medium, dat intacte en levende
cellen bevat, en dit is een uiterst belangrijk feit
als men den aard van het virus wil verstaan.
Voorts was men er in geslaagd, het ultravirus
te fotografeeren, en wel door middel van ultra
violette stralen.
Een virus werd aanvankelijk geïdentificeerd en
de virus van elkaar onderscheiden door de ziekten,
welke zij veroorzaakten, en daar zij ook in uiterste
verdunningen pathogeen bleven, werden zij in
onzuiveren toestand, zooals zij in de natuur vóór
komen, gehanteerd en bestudeerd.
Geïsoleerd zijn ze later, door het gebruik van
z.g. ultrafilters van stijgende poreusiteit en door
centrifugatie en zelfs werd een overeensteming
bereikt tusschen de uitkomsten van de berekening
der grootte der afzonderlijke partiekels naar de foto
grafische beelden, en der grootte, berekend naar
ultrafiltratie- en centrifugatie.
ZOO stonden de zaken, toen uit Parijs een serie
opzienbarende ontdekkingen de weten
schappelijke wereld in beroering bracht,
culmineerend in de kristallisatie van een voor planten patho
geen virus.
Het gelukte aan Levaditi, huidig wetenschappelijk
leider van het Institut Pasteur en zijn voortreffelijke
medewerkers van de meest uiteenloopende natio
naliteit, om bij de z.g. mozaiekziekte der tabaks
planten een specifiek virulent kristallijn eiwit te
isoleeren, dat in onbepaalde verdunning zijn be
smettelijke eigenschappen behoudt. Men was zelfs
in staat het aantal moleculen dat in staat bleek, de
ziekte over te brengen, vast te stellen, namelijk:
variëerend van loo-tot i millioen per cc.
Groot was de verbazing in de biologische wereld,
toen deze kristallen" zich volkomen als bacteriën
bleken te gedragen, even specifiek virulent waren
als het virus, evenzeer in staat in het organisme,
waarin zij ingespoten werden, antistoffen in het
leven te roepen, zich te vermeerderen. Kortom,
men kon den conclusie niet ontloopen: in sommige
gevallen moeten kristal en virus als identiek worden
beschouwd. Maar waar blijven wij thans, met onze
opvattingen omtrent levende en doode materie?
Hoe kunnen wij een virus, dat wij toch geleerd
hebben als georganiseerde levende materie te
beschouwen, in overeenstemming brengen met een
kristallijnen staat? En wat is dan het criterium
voor levende stof"?
Vragen genoeg antwoorden te kort !
Het feit, dat alle levende organismen talrijke
kristallij ne bouwsteenen bevatten is reeds lang een
vertrouwd denkbeeld geworden voor den modernen
bioloog. In dit geval zouden we echter een zelf
standig organisme voor ons hebben, dat in zijn
geheel n enkel molecuul van kristallijnen bouw
zou vormen.
Stanley heeft door middel van de methode der
ultracentrifugatie bewezen, dat het ziekmakend
vermogen inderdaad gebonden is, aan het boven
genoemde kristallijne poeder, dat verder te
identificeeren is door zijn absorptiespectrum in ultra
violet licht, door het iso-electrische punt, de
dubbelbreking der kristallen en door zijn reactie op speci
fiek antiserum. De elementen, waaruit dit
ziekmakende eiwit bestaat, zijn meetbaar.
BIJ scheikundige analyse blijkt, dat de moleculen
zijn opgebouwd uit dezelfde elementen, die
ook bij de opbouw van de levende stof een rol spelen.
In streng kristallographischen zin, moeten wij
de kristallen die Stanley uit het sap der zieke tabaks
planten isoleerde parakristallen" noemen. Een
,,echt" kristal is namelijk een onbeperkte herhaling
van identieke molecuulgroepeeringen in de drie
dimensies. Bij parakristallen is de moleculaire
groepeering regelmatig in de diepte, doch niet in de
lengte. Wij mogen hier dus nog niet van ware kristal
lisatie spreken. Deze ware kristallisatie is thans
echter wel geconstateerd bij een ziekte der tomaten,
veroorzaakt door het virus, dat naar de ontdekkers,
Bushy-Stunt virus genaamd is. Deze echte kristallen
zijn virulent en blijven zulks na 15 achtereenvolgen
de omkristallisaties !
Het leek een groote schok voor onze klassieke
opvattingen, wanneer wij eigenschappen als
virulentie (vermogen tot ziekte verwekken) mutatie,
vermogen tot voortplanting, vermogen antistoffen
te voorschijn te roepen, alles typisch biologische
functies alle ,,levens"-uitingen, zouden moeten
gaan toekennen aan een eenvoudig eiwitkristal!
Wat nu het vermogen tot voortplanting betreft
het zich vermeerderen" van het virus, dit is het
sterkste argument van hen, die het virus als iets
levends" willen beschouwen. Wanneer men b.v.
met o.ooo ooo ooi gr. mond- en klauwzeervirus
een guineesch biggetje infecteert, vindt men na
24 uur 0,001 gr. van dit virus in de blaren.
Een eiwitmolecule vermeerdert zich toch niet"
zeggen de aanhangers van de bacteriologische
analogie ! Hierover zegt Dr. L. W. Janssen, in het
Tijdschrift voor Diergeneeskunde het volgende:
niemand heeft ooit gezien, dat een virus zich"
vermeerdert, het geheele probleem draait om het
woordje zich".
Inderdaad, in dit woordje gaat veel zins". Het
is alleen te danken aan de eigenaardige overtuiging
van hen, die denken, dat vermeerdering van
biologische materie alleen door celdeeling tot stand
komt. Net alsof door celdeeling vermeerdering van
materie ontstaat !
Het virus vermenigvuldigt zich niet, het wordt
vermenigvuldigd, het wordt geproduceerd door de
specifieke cel, waarin men het aantreft.
Wij hebben gezien, dat een virus zich" nimmer,
voortplant" buiten aanwezigheid van levende
cellen, blijkbaar stelt dus de levende cel zijn stof
wisseling in dienst van het virus om het die elemen
ten te verschaffen, die het in staat is, te assimileeren.
Zoo verschijnt ons dan het virus, als fabrikant"
van bepaalde specifieke eiwitbouwsteenen waarvan
het de synthese mogelijk maakt met behulp van
bepaalde celbestanddeelen, en zoo kunnen wij den
ziekte" 2ien als een verstoring van de normale
celstofwisseling in dien zin, dat het binnendringen
van moleculen viruseiwit" de celstofwisseling
zoodanig beïnvloedt, dat nu inplaats van normaal
celeiwit" een groote hoeveelheid viruseiwit"
wordt geproduceerd.
Zoo zien wij dan ook het leven" als een complex
van eigenschappen, welke eigenschappen echter
elk op zichzelf terug gevonden kunnen worden in de
doode stof". En als het ultravirus levend" is,
dan zal dit leven" toch niet vergelijkbaar zijn met
dat van cellen of georganiseerde bacteriën.
Recht* Ijoi'tH ; Kchtc kristallen bij de tnmatt'iixu'ktr.
Datir umtrr: Alo/aiek/irktr <>p tabaksbladeren.
Links: IHtramicruscopische opneming van
tabakmo/aiek virus-,, kristal",